1133: Zwarte zon veroorzaakt voedselvergiftiging
Toen een zonsverduistering op 2 augustus 1133 over Engeland trok, werd dat als een slecht voorteken gezien. Het fenomeen viel namelijk samen met het vertrek van koning Hendrik I en zijn leger naar Frankrijk, dat in die tijd onder de Engelse kroon viel.
‘De elementen rouwden om het vertrek van deze grote man,’ schreef een chroniqueur, die eraan toevoegde dat de zonsverduistering ‘de harten van het volk verontrustte’.
En dat bleek terecht, want koning Hendrik zou nooit meer naar Engeland terugkeren. Een kleine twee jaar na de oversteek stierf hij in Normandië, vermoedelijk aan een voedselvergiftiging die hij opliep toen hij tegen het advies van zijn artsen in een stel lampreien at.
Omdat de koning geen mannelijke erfgenamen naliet en er meerdere pretendenten waren, braken er na zijn dood onlusten uit.
Hoewel de koning lange tijd na de zonsverduistering overleed, sterkte de gebeurtenis het bijgeloof dat het astronomische verschijnsel slecht nieuws aankondigde.
1375 v.Chr.: Babyloniërs vervingen de koning
Voor de Babyloniërs was het van groot belang dat de astronomen zonsverduisteringen aan zagen komen: ze geloofden dat het verschijnsel slecht nieuws was voor de zittende koning.
Daarom vervingen ze voorafgaand aan een zonsverduistering de koning door een invaller. Als de zonsverduistering voorbij was, werd de eigenlijke koning weer op de troon gezet.
Zonsverduisteringen werden in Babylonië bijgehouden op kleitabletten.
De oudste die archeologen hebben gevonden, stamt uit 1375 v.Chr.
1869: Zon redde wetenschapper in Alaska
In de zomer van 1869 trok de Amerikaanse geograaf en astronoom George Davidson met een team wetenschappers naar de Chilkat Valley in Alaska.
De onderzoekers wilden een zonsverduistering observeren, die daar goed te zien zou zijn.
In het dal woonden echter indianen, en die waren niet blij met de ongenode gasten.
Na de uitleg van Davidson dat er de volgende dag een zonsverduistering zou optreden, gaven ze hem echter een kans, en toen het inderdaad gebeurde, sloegen de indianen op de vlucht.
Daarmee was het leven van de onderzoeker en zijn collega’s gered.
1870: Astronoom vluchtte in ballon
De Franse astronoom en wetenschapper Pierre Jules Janssen wilde in 1870 niets liever dan de zonsverduistering waarnemen die op 22 december van dat jaar Algerije in het duister zou hullen.
Helaas voor Janssen bevond hij zich in Parijs, dat op dat moment belegerd werd door Pruisische soldaten.
Gelukkig was Janssen niet voor één gat te vangen. Hij was een ervaren ballonschipper, en begin december steeg hij op met zijn luchtballon richting Noord-Afrika.
Eenmaal in Algerije moest hij echter tot zijn teleurstelling vaststellen dat het bij wijze van hoge uitzondering bewolkt was op de dag van de zonsverduistering.
585 v. Chr: Duisternis legt veldslag stil
In 585 v.Chr. lagen de Meden en Lydiërs uit Anatolië met elkaar in de clinch. De oorlog was al een paar jaar bezig toen volgens de Griek Herodotus een zonsverduistering optrad.
‘Toen de veldslag net op gang was gekomen, veranderde dag in nacht,’ schreef de historicus.
Beide partijen zagen in het verschijnsel een teken van de goden dat de oorlog op moest houden en sloten meteen een wapenstilstand.
Sinds Herodotus dit verhaal 2500 jaar geleden optekende, vragen historici en astronomen zich echter af of het wel klopt.
Het lijkt er namelijk eerder op dat het een maansverduistering was die ervoor zorgde dat het slagveld donker werd.
1831: Zon zette aan tot slavenopstand
In de Amerikaanse staat Virginia was de slaaf Nat Turner in 1831 al lange tijd van plan een opstand tegen de plantage-eigenaren te ontketenen.
Toen op 11 februari 1831 een zonsverduistering optrad, zag hij dat als een teken van boven en ging hij aan de slag met het verzamelen van wapens.
In augustus voerde hij met 70 andere slaven een bloedige actie uit die zo’n 60 blanken het leven kostte. Een plaatselijke militie sloeg de opstand neer en nam samen met troepen van de staat op gruwelijke wijze wraak.
Meer dan 2000 slaven, van wie maar weinigen bij de opstand betrokken waren geweest, werden ter dood gebracht.
33 n.Chr: Verduistering dateert kruisiging
Over het geboortejaar van Jezus lopen de meningen uiteen, maar veel deskundigen denken dat hij in het jaar 33 n.Chr. werd gekruisigd.
Daar kunnen ze zo stellig over zijn doordat ze kunnen bepalen wanneer astronomische verschijnselen die worden beschreven zijn opgetreden.
Zo staat er in de Bijbel: ‘En van het zesde uur af kwam er duisternis over het gehele land tot het negende uur.’
Terwijl historici het erover eens zijn dat een zonsverduistering van drie uur overdreven is, is het bekend dat er rond die tijd een aantal zijn opgetreden in het Midden-Oosten.
Astronomen kunnen berekenen wanneer die verduisteringen precies plaatsvonden, en door deze data te vergelijken met de beschrijvingen van de kruisiging in de Bijbel kunnen historici erachter komen wanneer Jezus aan het kruis werd genageld.
Als de kruisiging plaatsvond op een vrijdag tijdens het joodse Pesach zoals het Evangelie van Marcus vermeldt, en er inderdaad een zonsverduistering optrad, moet de kruisiging hebben plaatsgevonden op 3 april 33.