VIDEO: Zo werd Darwins theorie ontvangen
De Grieken dachten na over evolutie
Een van de eerste ‘evolutionisten’ was de Griek Anaximander (610-546 v.Chr.). De filosoof dacht dat al het leven was ontstaan in water, en dat zeedieren aan land waren gegaan en zich hadden aangepast aan het landleven.
Ook mensen waren afkomstig van visachtige dieren, en ‘in deze dieren namen de mensen hun vorm aan,’ dacht Anaximander.
Andere knappe koppen uit de oudheid – zoals Zeno van Citium (circa 334-262 v.Chr.) – dachten dat al het leven een vaste functie had, en dat de natuur streeft naar ‘de structuur die het best kan overleven’.
De kerk lag dwars
Hoewel de filosofen darwinistisch dachten, werden hun theorieën in de middeleeuwen gecensureerd, want de kerk beweerde dat God alles had geschapen. Levende wezens waren daarom volmaakt geschapen – en konden dus van nature niet evolueren.
Aan deze dogma’s hadden islamitische wetenschappers echter geen boodschap. De Arabische historicus en filosoof Ibn Khaldun schreef in 1377 dat de mens zich had ontwikkeld vanuit de ‘apenwereld’ in een proces waarin ‘er meer soorten ontstaan’.
Deze overtuiging probeerde Charles Darwin te bewijzen toen hij in 1859 De oorsprong der soorten uitgaf. Inmiddels is er wereldwijde consensus over de evolutietheorie.