De natuur was een uurwerk
Weersverwachtingen waren Lorenz’ specialisme, en het ergerde hem dat zijn prognoses nooit precies waren.
Volgens de klassieke wetenschap zoals Isaac Newton die in 1687 gedefinieerd had, was de natuur juist heel regelmatig. Als de wetenschapper alle details kende, was elke ontwikkeling te voorspellen.
In 1814 beschreef de wiskundige Pierre Simon de Laplace het ongeveer als volgt:
‘De huidige toestand van het heelal is het gevolg van het verleden en de oorzaak van de toekomst. Voor een wezen dat op een gegeven moment alle natuurkrachten en de exacte situatie van elk onderdeel in de natuur kent, is niets onzeker; verleden en toekomst worden zichtbaar voor hem’.
Dit wezen werd de ‘demon van Laplace’ genoemd en was 150 jaar later nog springlevend in de wetenschap.
Generaties onderzoekers leerden dat details niet van belang waren. Als de natuur zich ontwikkelde in een rechte lijn, zouden kleine onnauwkeurigheden in de beginwaarden ook slechts kleine gevolgen hebben voor het resultaat.
Dat was de stand van zaken toen Lorenz op een winterdag in 1961 aan de technische universiteit van Boston MIT bezig was met een experiment.
Routinetest ontketende revolutie
Lorenz deed die dag enkele meteorologische tests op een Royal McBee. Deze voorloper van de moderne computer was Lorenz’ antwoord op de demon van Laplace.
Hij voerde twaalf variabelen in voor de ontwikkeling van weersystemen, zoals windrichting, luchtdruk en temperatuur. Op grond daarvan moest de computer de perfecte weersvoorspelling doen.
In de loop van de dag wilde Lorenz het laatste deel van een proces herhalen. Hij pakte de uitdraai van de eerste test, bladerde naar de getallen halverwege de berekening en toetste die in. Daarna drukte hij op de knop en ging koffie halen. Toen Lorenz terugkwam, stond hem een verrassing te wachten.
De grafiek van het tweede proces zag er totaal anders uit. De lijnen vertrokken vanuit hetzelfde punt, maar ontwikkelden zich anders.
Lorenz begreep het niet. Eerst keek hij of de computer kapot was. Maar daarna drong het tot hem door dat de getallen de oorzaak waren.
De computer berekende tot zes cijfers achter de komma, maar op de uitdraai die de basis vormde voor de tweede test, stonden er slechts drie daarvan afgedrukt.
Volgens de klassieke natuurkunde was de afronding onbelangrijk. Een klein foutje aan het begin zou de resultaten nauwelijks beïnvloeden. Het papier in Lorenz’ handen sprak dat echter tegen.