Als ervaren viroloog is Bernice E. Eddy wel gewend dat tests niet altijd verlopen zoals verwacht.
Toch staat ze even te kijken als ze op 30 augustus 1954 een monster bestudeert onder de microscoop.
Eddy is ingehuurd door de Amerikaanse zorgautoriteiten om de kwaliteit te onderzoeken van een nieuw poliovaccin, dat onlangs in productie is genomen door het Cutter-laboratorium in Berkeley in Californië.
Een paar dagen eerder heeft ze het vaccin toegediend aan een aantal apen, en de uitkomst van die proef is verrassend.
Meerdere proefapen kregen korte tijd na injectie van het vaccin last van verlammingsverschijnselen.
Om te achterhalen hoe dat komt, heeft ze een monster van de ruggengraat van een van de gevaccineerde apen onder de elektronenmicroscoop gelegd.
Eddy verstijft als ze opeenhopingen van bolvormige deeltjes bespeurt op de glasplaat onder de lens.
Op het eerste gezicht lijken de deeltjes op strak opgerolde bolletjes wol, maar Eddy weet wel beter: het zijn levende poliovirussen.
‘Dit wordt een ramp – ik voel het aan m’n water.’ Viroloog Bernice Eddy als ze levende virussen in een poliovaccin ontdekt
Eddy rapporteert haar bevindingen aan William Workman, het hoofd van het Laboratory of Biologics Control, een afdeling van de Amerikaanse zorgautoriteit die de productie van vaccins controleert.
Maar Workman heeft het druk, want het vaccin moet zo snel mogelijk goedgekeurd worden: elk uur dat het langer duurt, vallen er meer slachtoffers.
Daarom informeert hij de commissie van experts die de vaccins van verschillende laboratoria moet beoordelen niet over Eddy’s ontdekking.
En de commissie keurt na een paar uur discussiëren alle vaccins goed.
Bernice Eddy hoort nooit meer iets van haar resultaat. Ze beseft dat het om een incident kan gaan, maar ze is er niet gerust op.
‘Dit wordt een ramp – ik voel het aan m’n water,’ zegt ze tegen een vriend.
Een paar weken later is het grootste vaccinschandaal in de geschiedenis van de VS een feit.
Volgens historici werden zo’n 120.000 kinderen besmet met levende virussen uit het vaccin van het Cutter-laboratorium.
10 mensen kwamen om en duizenden raakten ernstig verlamd tijdens The Cutter Incident, zoals het voorval genoemd werd.
Het schandaal had echter ook een positieve kant.
Het leidde ertoe dat de VS de strengste procedure voor het goedkeuren van vaccins ter wereld invoerde, die ook de huidige COVID-19-vaccins hebben doorlopen.

Jonas Salk ontwikkelde het eerste poliovaccin, dat duizenden vooral Amerikaanse kinderen redde.
Iedereen is bang voor kinderverlamming
Voordat de rampspoed toesloeg, had het poliovaccin juist zo veelbelovend geleken.
Polio had sinds begin 20e eeuw duizenden slachtoffers gemaakt in de VS en Europa.
Patiënten kregen koorts, keelpijn, moesten overgeven en hadden last van diarree.
Velen van hen raakten verlamd aan armen of benen, en sommigen stierven doordat de verlamming zich uitbreidde naar de ademhaling.
Bij één zeer ernstige uitbraak in New York in 1916 kwamen 2400 mensen om en raakten 9000 patiënten voor het leven verlamd. De meeste slachtoffers waren onder de tien jaar.
Daarom werd de ziekte bekend als kinderverlamming.
De wetenschap wist toen al een tijdje waardoor polio veroorzaakt wordt.
Artsen hadden rond de eeuwwisseling ontdekt dat de ziekte te wijten is aan een virus, dat overgedragen wordt via de mond, via ontlasting en door middel van de kleine druppeltjes die vrijkomen bij hoesten of niezen.
Maar geneesheren wisten polio niet te behandelen of te voorkomen. Ouders verboden hun kinderen naar het zwembad te gaan en boodschappen te doen.
Een enkeling nam zijn toevlucht tot huismiddeltjes: er gingen geruchten dat kikkerbloed en olie uit regenwormen bescherming zouden bieden.
Niets hielp echter. Tientallen jaren lang woedde polio met wisselende hevigheid.
In 1952 piekte de ziekte met rond de 57.000 gevallen, tot nu toe het hoogste aantal.
Vanwege de vele gevallen hadden alle Amerikanen wel een familielid of kennis die getroffen was door de aandoening.
De angst voor polio was dan ook zo groot dat de Amerikanen tijdens een enquête in 1952 aangaven de ziekte na de atoombom als de grootste bedreiging te zien.

Met nationale campagnes werd genoeg geld ingezameld om de ontwikkeling van een poliovaccin te kunnen financieren.
Overheid koopt geen vaccins
In de jaren 1950 was de volksgezondheid in de VS vooral een zaak van commerciële bedrijven en liefdadige instellingen. Dat gold ook voor de ontwikkeling van het poliovaccin.
Dat werd bekostigd door het nationale fonds voor onderzoek naar kinderverlamming, dat donaties kreeg van particulieren en andere fondsen.
Toen Jonas Salk in 1955 stralend van blijdschap aankondigde dat zijn vaccin werkte, werd alom aangenomen dat de autoriteiten er een voorraad van hadden.
De regering bleek echter van mening dat ook de productie en distributie van het vaccin een particuliere aangelegenheid waren.
Het nationale onderzoeksfonds had een voorraad van negen miljoen doses, die werd aangesproken. Het was niet genoeg voor groepsimmuniteit, maar wel om de jongste en kwetsbaarste kinderen te beschermen.
Gelukkig zat er rond deze tijd schot in de ontwikkeling van een vaccin.
Het onderzoek was mogelijk gemaakt door een van de prominentste slachtoffers van polio, president Franklin D. Roosevelt.
Op 3 januari 1938 had Roosevelt, die op zijn 39e polio kreeg, het nationale fonds voor onderzoek naar kinderverlamming opgericht.
Hoewel dat fonds in het leven was geroepen door een president, kreeg het geen geld van de overheid, maar was het volledig afhankelijk van donaties van particulieren.
De naam Roosevelt trok echter allerlei filmsterren en andere beroemdheden aan, die het goede doel bereidwillig steunden.
De populaire zanger, danser en acteur Eddie Cantor stelde een inzamelingsactie voor, en hij gaf de organisatie een nieuwe naam: March of Dimes (een dime is een muntje van 10 dollarcent), een woordspeling op het weekjournaal van de bioscoop, dat The March of Time heette.
De inzameling, die eind januari 1938 van start ging naar aanleiding van Roosevelts 56e verjaardag, bracht 85.000 dollar op.
Salk kraakt de vaccincode
Dat geld, en wat er later nog ingezameld werd, gebruikte March of Dimes om vooraanstaande onderzoekers financieel te steunen. Een van hen was Jonas Salk.
Salk was in 1914 geboren als oudste zoon van Russische immigranten en was ambitieus en perfectionistisch – ideale eigenschappen voor een viroloog.
Salk moest vrijwel bij het begin beginnen, want hoewel meerdere wetenschappers het hadden geprobeerd, was niemand erin geslaagd om een vaccin te ontwikkelen dat ook maar enigszins bruikbaar was.
Maar Salk werkte hard. Maandenlang kweekte hij poliovirussen, die hij in leven hield in de nieren van apen.
Nadat hij het virus uit het oorspronkelijke kweekmateriaal, de apennieren, had gefilterd, behandelde hij het met formaline, dat voor conservering gebruikt wordt.
Salk nam aan dat het virus zo ‘gedeactiveerd’ zou worden, waardoor het zichzelf niet meer kon vermenigvuldigen, maar nog wel tot de aanmaak van antistoffen zou leiden.
‘Onze kinderen stonden in de rij om het vaccin te krijgen. Ik vertrouwde Jonas volledig.’ Donna Salk over haar man Jonas, die hun eigen kinderen inentte met het nieuwe poliovaccin
Salk testte zijn middel eerst op kinderen in het D.T. Watons-kindertehuis bij Pittsburgh en later op geestelijk gehandicapte mannen en jongens op de Polk State School bij Philadelphia.
Experimenteren op kinderen in een inrichting zou enkele jaren later veroordeeld worden als onethisch, maar was in de jaren 1950 nog gangbaar.
Geen van de kinderen kreeg last van bijwerkingen, en niemand liep polio op.
‘Het was het spannendste moment van mijn leven. Alles daarna was een anticlimax,’ schreef Salk later over de zenuwslopende dagen in 1952, toen hij het bloed van gevaccineerde kinderen onder de microscoop bestudeerde.
Tot zijn grote opluchting stelde hij vast dat de kinderen antistoffen aanmaakten, precies zoals hij had voorspeld.
‘Ik heb het!’ riep hij dolblij tegen zijn vrouw Donna.
In 1953 vaccineerde hij Donna en hun drie kinderen: Peter van negen, Darrell van zes en Jonathan van drie.
‘Onze kinderen stonden in de rij om het vaccin te krijgen,’ vertelde Donna Salk later.
‘Ik vertrouwde Jonas volledig.’
Kerken zijn dankbaar
Salk kreeg niet alleen steun van zijn vrouw. Journalisten hadden lucht gekregen van de tot dan toe geheime proeven en waren enthousiast.
‘Goed nieuws van het poliofront,’ schreef het tijdschrift Time bij een foto van Salk.
Het vertrouwen nam toe toen Salk het volgende voorjaar een grootschalig experiment opzette om het vaccin te testen.
420.000 kinderen kregen het vaccin en 200.000 anderen een placebo zonder effect. Een grote groep van 1,2 miljoen kreeg niets.

Veel poliopatiënten belandden in een zogeheten ijzeren long. Vanwege de onderdruk in dit apparaat zogen de longen van de zieke zich vol. Via een spiegel zag de patiënt wat er om hem of haar heen gebeurde.
Uit de omvangrijke proef bleek dat kinderen die niet waren gevaccineerd, drie keer zo veel risico liepen om verlamd te raken door polio als degenen die het vaccin wel hadden gehad.
De resultaten werden op 12 april 1955 gepresenteerd in een volle zaal aan de University of Michigan.
500 belangstellenden, onder wie verslaggevers en fotografen, waren erbij, en 54.000 artsen keken mee in bioscopen in het hele land.
Voordat de presentatie begon, werd een kar met het wetenschappelijke rapport naar binnen gereden.
‘Het werkt! Het werkt!’ riepen de journalisten in koor zodra ze de belangrijkste conclusie in het vuistdikke document hadden gelezen.
‘Het was één grote chaos. Een van de artsen had tranen in zijn ogen,’ vertelde een journalist later.
‘Het is een fantastische dag voor de hele wereld. We schrijven geschiedenis!’ De Amerikaanse minister van Gezondheid als Sarks vaccin blijkt te werken
In het hele land luidden de kerkklokken. Fabrieksarbeiders hielden een minuut stilte, en in kerken, synagogen en moskeeën werd dankbaar gebeden.
In de etalage van een winkel hing een banner met de tekst: ‘Dr. Salk bedankt!’
‘Het voelt alsof er een oorlog voorbij is,’ merkte een waarnemer op.
Diezelfde middag kwamen vertegenwoordigers van de Amerikaanse zorgautoriteiten bij elkaar. Na een vluchtige lezing van het rapport keurden ze het vaccin goed.
‘Het is een grote dag. Het is een fantastische dag voor de hele wereld. We schrijven geschiedenis,’ zei minister van Gezondheid Oveta Culp Hobby na de ondertekening.
Het vaccin werd meteen in productie genomen. 38.000 kinderen uit meerdere Amerikaanse staten, vooral leerlingen uit de onderbouw van de basisschool, ontvingen het als eersten.
De distributie ging snel. Al diezelfde avond kregen artsenpraktijken in het hele land kartonnen dozen met het opschrift ‘POLIOVACCIN. SPOED.’
Meisje van zeven sterft
Op 24 april 1955, enkele weken na de eerste vaccinaties, kwam er echter een verontrustend bericht binnen van een arts uit Idaho.
Een van zijn patiënten, de zevenjarige Susan Pierce, had koorts gekregen en haar arm was verlamd. Het was de arm waarin het vaccin was geïnjecteerd.
De volgende dag ging de telefoon bij William Workman, de vertegenwoordiger van de zorgautoriteiten, aan wie de viroloog Bernice Eddy negen maanden eerder had gemeld dat ze levende virussen had aangetroffen.
Ook een kind van één was acht dagen na de vaccinatie ziek geworden: beide benen waren verlamd, vertelde een directeur van de zorgautoriteit van Chicago.

Duizenden kinderen werden gevaccineerd voordat ontdekt werd dat er iets niet in de haak was met het vaccin uit het Cutter-lab.
Het telefoontje was nog maar het begin. De volgende dag rond het middaguur werd Workman weer naar de telefoon geroepen.
Deze keer was het ministerie van Gezondheid van Californië aan de lijn. Twee jongens van zeven uit San Diego waren zeven dagen na vaccinatie verlamd geraakt aan hun linkerarm.
In de uren daarna werden nog drie gevallen gemeld, en de volgende dag kwam het bericht binnen dat de eerste patiënt met complicaties, Susan Pierce, was overleden.
Salks vaccin werd door verschillende fabrieken gemaakt, maar de versie die in alle gemelde gevallen was toegepast, kwam van Cutter, een vrij onbekend laboratorium in Berkeley, Californië.
Workman zat met zijn handen in het haar. De getroffen kinderen hadden nog maar één dosis van het vaccin gehad, terwijl twee doses het minimum was.
Bovendien konden de kinderen vlak voordat ze waren gevaccineerd besmet zijn geraakt. Het was echter wel verdacht dat ze allemaal een paar dagen na toediening van het vaccin ziek waren geworden.
De verlamming leek daarnaast te ontstaan op de plek waar het spuitje met het vaccin was gezet.
De artsen konden tevens vaststellen dat er geen polio-uitbraak gaande was in de omgeving waar de kinderen woonden.

Via een elektronenmicroscoop waren ronde, actieve poliovirusdeeltjes te zien, waarmee duizenden kinderen ingeënt waren.
Artsen raken in paniek
De Amerikaanse Surgeon General, Leonard Scheele, nam het zekere voor het onzekere. Op 27 april, twee dagen na de eerste meldingen, riep hij de vaccins van Cutter terug.
Scheele probeerde de bevolking gerust te stellen.
‘Ik wil allereerst de ouders van de kinderen die dit voorjaar het poliovaccin hebben gekregen op het hart drukken dat er naar de overtuiging van de gezondheidsautoriteiten geen enkele reden tot zorg is,’ liet Scheele weten.
Hij zat ernaast.
De berichten over ziektegevallen na toediening van het vaccin bleven binnenstromen. Binnen 24 uur na de terugroeping vertoonden 11 gevaccineerde kinderen verschijnselen van polio.
Nog eens 24 uur later waren 25 kinderen verlamd of gestorven. Artsen begonnen in paniek te raken.
Scholieren kregen het vaccin gratis, maar de farmaceutische bedrijven verkochten het ook rechtstreeks aan artsen. Velen van hen hadden hun eigen familieleden er meteen mee ingeënt.
‘Ik zat 24 uur lang onafgebroken aan de telefoon. Artsen hoefden toen alleen baby’s te vaccineren, maar 90 procent van de telefoontjes die ik kreeg, was van artsen die het vaccin aan hun kinderen, moeder, tantes of buren hadden toegediend en zich nu zorgen maakten,’ vertelde Tom Coleman, een medewerker van Salk.
Ook veel werknemers van farmaceutische bedrijven hadden het vaccin gekregen.
‘We raakten in paniek. Onze eigen kinderen waren gevaccineerd,’ zei Frank Deromedi van het Cutter-laboratorium.
Salk heeft zich misrekend
Ondertussen probeerden de autoriteiten te achterhalen wat er misgegaan was. Alle meldingen werden zorgvuldig onderzocht.
De verdenking spitste zich al snel toe op twee productieseries van Cutter: serie 19468 en 19764.
Door vaccins met deze twee serienummers waren vijf kinderen overleden en 51 verlamd geraakt.
Vanaf eind april kamden twee medewerkers van William Workman, Karl Habel en William Tripp, het Cutter-laboratorium uit. Ze deden er een schokkende vondst.
Uit hun onderzoek bleek dat maar liefst vijf van de laatste zeven productieseries levende virussen bevatte – een duidelijk aanwijzing dat er iets helemaal misgelopen was.
Maar hoe dat precies had kunnen gebeuren, konden Habel en Tripp niet meteen zeggen.
Dodelijke vergissing
Jonas Salk was een expert in het omzetten van het dodelijke poliovirus in een onschuldig vaccin met behulp van scheikunde – dacht hij. Zijn zelfverzekerdheid en het gebrek aan overheidscontrole kwamen de VS duur te staan.
Volgens de meeste onderzoekers was voor een vaccin een levend, maar verzwakt virus nodig. Salk was het daar niet mee eens.
Zijn poliovaccin werkte met een ‘gedeactiveerd’ virus. Dat kon zich niet vermenigvuldigen, maar was nog wel in staat het immuunsysteem aan te zetten tot het aanmaken van antistoffen.
Het virus werd gedeactiveerd met formaline. Salk testte de methode echter alleen in het klein en ging ervan uit dat hij de schaal kon vergroten.
Maar de bestrijding van grote hoeveelheden poliovirus kostte meer tijd dan Salk dacht. Hierdoor kon het vaccin levende virussen bevatten.
Zeven factoren leidden tot een catastrofe:
Uit observaties en gesprekken met medewerkers was naar voren gekomen dat het bedrijf zich aan de voorschriften hield en het vaccin op de juiste manier testte.
Pas toen Habel en Tripp een vergadering belegden met alle bedrijven die Salks vaccin produceerden, kwam er schot in de zaak.
Ze hadden verwacht dat aan het licht zou komen dat Cutter op een afwijkende manier werkte, maar ze werden verrast.
Medewerkers van de andere producenten verklaarden namelijk dat ook zij problemen hadden met het deactiveren van het virus.
De berekeningen van Salk, die als zorgvuldig bekendstond, over de duur van de behandeling van het virus met formaline klopten gewoon niet.
Salk wist dat het ontsmettingsmiddel formaline kleine hoeveelheden virussen onschadelijk maakte, maar hij nam aan dat het met dezelfde snelheid ook grote virusconcentraties zou deactiveren.
Maar zo werkte het niet.
Het poliovirus liet zich in kleine doses van een stuk of 1000 makkelijk deactiveren, maar bij hogere doses daalde de snelheid van deactivatie.
Je kon dus niet eenvoudigweg de benodigde tijd verdubbelen als er twee keer zo veel virussen waren, zoals Salk had aangenomen.
Habel en Tripp stelden vast dat niemand wist hoe lang een grote dosis virussen met formaline behandeld moest worden om alle levende virussen onschadelijk te maken.

Na de noodlottige fouten met het poliovaccin voerden de Amerikaanse autoriteiten streng toezicht in op de ontwikkeling van vaccins.
Ramp maakte Amerikaanse vaccins de veiligste ter wereld
Na de catastrofale fout van het Cutter-lab stelden de Amerikaanse autoriteiten vanaf 1955 strenge eisen aan de ontwikkeling van vaccins. Die zijn nu de strengste ter wereld.
Toen Salks vaccin in 1955 in productie werd genomen, waren er nauwelijks voorschriften voor vaccinontwikkeling.
Laboratoria moesten zich aan enkele minimale normen houden, maar konden verder hun eigen werkwijze bepalen.
Hier brachten de tragische gebeurtenissen na de verspreiding van het vaccin uit het Cutter-laboratorium verandering in.
In juni 1955 werd het toezicht overgeheveld van een kleine afdeling van het ministerie van Gezondheid naar de nieuwe Division of Biologics Standards (DBS), die rechtstreeks onder het nationale gezondheidsinstituut viel.
De DBS moest de nieuwe, veel strengere regels die door de overheid waren ingevoerd, handhaven.
Zo moest nu een bepaald aantal productiepartijen getest en goedgekeurd worden voordat een vaccin in gebruik genomen kon worden. Die eis bestaat nog steeds.
Vanwege de fouten van het Cutter-laboratorium is er nu een strenger toezicht op de vaccinproductie in de VS dan in de meeste andere landen ter wereld.
Het federale agentschap FDA – Food and Drug Administration – is verantwoordelijk voor de controle en houdt toezicht op tests, productie en eventuele bijwerkingen van vaccins.
Twee jaar laten kwam bij aanvullend onderzoek bovendien aan het licht dat het Cutter-lab, in tegenstelling tot de andere producenten, minder effectieve filters gebruikte om de celresten te verwijderen van de apennieren waarin het poliovirus werd gekweekt.
Als die celresten niet volledig opgeruimd werden, konden ze de levende poliovirussen beschermen tegen de formaline die ze moest deactiveren.
Om tijd te besparen had Cutter een filter gebruikt dat de doorstroming versnelde, maar het risico was dus dat niet alles werd verwijderd.
Controles falen
De rekenfout van Salk en de slechte filters van het Cutter-lab waren echter niet de enige oorzaken van de ramp, zo ontdekten Workmans mensen.
De gezondheidsautoriteiten namen het niet zo nauw met het toezicht op de vaccinproductie.
Zo bleef de melding van Bernice Eddy over levende virussen liggen op het bureau van Workman, die het te druk had om er aandacht aan te besteden.
Cutters productieprotocollen bleken bovendien weinig waard, want het laboratorium was niet verplicht informatie te verstrekken over vernietigde producten.
Er bestonden evenmin voorschriften die bepaalden hoe lang virussen gekoeld mochten worden voordat ze met formaline behandeld werden.
Door het gebrek aan toezicht groeide een simpele fout uit tot een catastrofe.

Vanaf 1955, toen Salks poliovaccin verscheen, kelderde het aantal gevallen van polio in de VS. Een paar jaar later ontwikkelde de arts Albert Sabin een nieuw poliovaccin, dat oraal ingenomen kon worden.
Vaccin slaat aan
Na de tragedie zetten de Amerikaanse autoriteiten onmiddellijk de inentingen met het poliovaccin van Jonas Salk stop.
Het vaccineren stopte op 6 mei 1955, maar al een paar weken later, op 15 mei, werd het programma hervat.
Deze keer was het vaccin goedgekeurd door een speciale commissie van het ministerie van Gezondheid.
Het inmiddels veilige vaccin was een doorslaand succes. Al in 1957 was het aantal gevallen van polio, dat vijf jaar eerder had gepiekt met 57.000, teruggebracht tot 5600.
De incidenten hadden de reputatie van het poliovaccin van Salk echter zo veel schade toegebracht dat er ruimte was ontstaan voor een nieuw vaccin, ontwikkeld door de Pools-Amerikaanse arts Albert Sabin.
Het nieuwe vaccin kon oraal worden ingenomen en werd al snel in andere delen van de wereld toegepast. Vanaf 1961 was het ook het meest gebruikte in de VS.
Polio wordt nu in de westerse wereld als uitgeroeid beschouwd en is ook elders zeldzaam.
Na een campagne van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO daalde het aantal gevallen van circa 350.000 in 1988 tot slechts 175 bevestigde poliobesmettingen in 2019.
Historici weten niet hoe groot de schade was, maar achten het waarschijnlijk dat zo’n 120.000 mensen werden besmet met levende virussen uit het Cutter-vaccin.
Als degenen die op hun beurt door deze mensen werden besmet worden meegeteld, maakte het vaccin van het Cutter-lab vermoedelijk zo’n 200.000 slachtoffers.
Circa 70.000 van hen ontwikkelden spierslapte, en bij 164 mensen waren de gevolgen ernstiger. Er vielen tien doden.
Hoewel er geen voorschriften waren overtreden, moest het bedrijf vanwege implied warranty forse schadevergoedingen betalen.
Deze Amerikaanse basisregel bepaalt dat elk product moet voldoen aan bepaalde basale voorwaarden.
De hoogste schadevergoeding was voor Brian May, die op zijn vierde het Cutter-vaccin kreeg.
May bracht 16 maanden door in een ijzeren long en was voor de rest van zijn leven verlamd aan armen en benen.
Hij ontving 600.000 dollar, destijds de hoogste schadevergoeding die ooit was toegekend.
Maar wat het Cutter-laboratorium niet kon herstellen, was het beschadigde vertrouwen in poliovaccins.
De autoriteiten schortten alle vaccinaties op 6 mei 1955 op en hervatten het programma op 15 mei nadat was vastgesteld dat de vaccins aan alle voorwaarden voldeden en dat er voldoende toezicht was op de kwaliteit ervan.
Ouders waren aanvankelijk terughoudend met het vaccineren van hun kinderen, en pas na een paar maanden kwam het programma goed op gang.
De gevaccineerden hoefden zich nu geen zorgen meer te maken.
Als gevolg van het incident met het Cutter-vaccin werd de vaccinproductie aan zeer strenge veiligheidsvoorschriften onderworpen, die tot op de dag van vandaag gelden.