Mummies maakten Egyptenaren tot beste artsen der oudheid
Brandwonden, maagpijn of een gebroken arm: de artsen in het oude Egypte konden bijna alle kwalen genezen. Ze waren wijd en zijd vermaard vanwege hun mummies, hun geschreven taal – en hun magie.

Egyptische artsen waren meesters in natuurgeneeskunde en hadden bijna overal wel een middel tegen.
‘Meng een varkensoog met antimoon, rode oker en een beetje honing, giet het mengsel in het oog, en de patiënt zal er onmiddellijk van genezen.’
Zo luidt het recept voor een geneesmiddel tegen blindheid van de Egyptische farao. Het 3500 jaar oude medicijn komt nu misschien wat vreemd over, maar Egyptische artsen waren de meest vooraanstaande van hun tijd.
Ze waren zelfs zo beroemd om hun kennis dat koningen van naburige rijken hen ontboden bij ziekte, van henzelf of van een van hun naasten.
De Griekse geschiedschrijver Herodotus, die Egypte in de 5e eeuw voor Christus bezocht, vertelt dat de Perzische koning Cyrus de Egyptische farao Amasis verzocht om zijn beste oogarts te sturen.
Nog eerder, rond 700 v.Chr., noemt de Griekse dichter Homerus Egypte als de plaats ‘waar de vruchtbare aarde het rijkst is aan krachtige planten en vele giftige en geneeskrachtige kruiden’, en waar ‘iedereen meer kennis heeft van de geneeskunde dan waar dan ook’.
Doden redden de levenden
De Egyptische artsen hadden zo’n grote voorsprong op hun concurrenten door hun traditie om overledenen te mummificeren.
In andere culturen was het snijden in lijken taboe en werden overledenen begraven of verbrand. Maar de Egyptenaren openden lijken zorgvuldig om de organen te verwijderen en de
lichamen te balsemen. Ze ontleenden hieraan hun unieke kennis van de menselijke anatomie, waarvan ook de levende onderdanen van de farao profijt hadden als artsen hun ervaring gebruikten voor diagnostiek en genezing.
Bij het balsemen deden de Egyptenaren kennis op over alle onderdelen van het lichaam. De hersenen werden verwijderd met een lange haak die via een neusgat werd ingebracht.
De dunne botwand werd gebroken om de hersenen eruit te kunnen trekken. Deze techniek vergde veel kennis van de anatomie van de schedel: neurochirurgen passen deze methode nog altijd toe als ze kijkoperaties in de hersenen uitvoeren.
Darmen en de ingewanden werden verwijderd via sneetjes in de liezen en daarna gesorteerd en in kruiken gedaan. Alleen het hart bleef zitten, omdat daarin volgens de Egyptenaren de ziel van de overledene huisde.
De balsemers wisten precies waar in de buik- en borstholte de verschillende organen zaten – en waarschijnlijk ook de functie ervan.
Uit de beroemde Smith-papyrus van rond 1600 v.Chr. blijkt dat Egyptische artsen ook wisten dat pols- en hartslag met elkaar te maken hadden.
Maar de bloedsomloop was hun nog onbekend – die wordt in ieder geval niet genoemd in Egyptische bronnen en de medische geschriften maken geen onderscheid tussen aderen, pezen en zenuwen.