De meeste onderzoekers zouden al blij zijn als ze slechts één van Louis Pasteurs ontdekkingen hadden gedaan. Lees het verhaal over deze revolutionaire Franse natuurwetenschapper (1882-1895) en zijn vele baanbrekende bijdragen aan de wetenschap.
Zo begon het
Louis Pasteur werd in een Oost-Frans dorp in 1822 geboren. Zijn vader had een kleine looierij die bescheiden inkomsten opleverde.
Niemand kon bevroeden dat Louis een academische carrière zou volgen, maar op school bleek hij een buitengewoon ijverige en begaafde leerling.
Een leraar haalde Pasteur senior over zijn zoon naar het gymnasium in Arbois te sturen, en hem niet in de looierij in de leer te nemen.
Na Arbois volgde een studie in Parijs. Pasteur werd tot de elite-universiteit École Normale Supérieure toegelaten, waar hij in 1847 een doctorsgraad in de scheikunde behaalde.
In 1849 werd hij hoogleraar in de scheikunde aan de universiteit van Straatsburg. Hij huwde de dochter van de rector, Marie Laurent.
Feiten over Louis Pasteur
Geneeskunde vóór Pasteur
Bijgeloof en theorieën die op speculaties berustten hadden duizenden jaren hun stempel op de geneeskunde gedrukt.
Haar beoefenaren namen aan dat dampen van stilstaand water en vochtige grond epidemieën en besmettelijke ziekten veroorzaakten.
Toen er cholera heerste, namen geneesheren hun toevlucht tot zweetkuren, aderlatingen, kruidenaftreksels, mosterdvoetbaden en het aanleggen van kompressen.
De lijst met dwaasheden leek eindeloos lang: syfilispatiënten kregen kwikzilver toegediend, waardoor ze werden vergiftigd – en de syfilis bleef.
Mensen stierven aan de gevolgen van kinkhoest, difterie en simpele keelontstekingen. En er leek helemaal niets aan te doen.
Toen de Hongaarse arts Ignaz Semmelweis al in 1849 zei dat artsen hun patiënten besmetten omdat ze hun handen niet wasten, werd hij door collega’s bespot en uitgelachen.
Hij kreeg ontslag, werd als een paria behandeld en stierf in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nog steeds gingen in heel Europa de patiënten op kraamafdelingen en operatiekamers massaal dood. Gewoonlijk trok de chirurg voor de operatie een oud, vuil jasje aan om zijn nette kleren niet vies te maken.
En als hij zijn handen al waste, was het na de operatie.
Louis Pasteurs weg naar de onderzoekswereld
Louis Pasteur was een nieuw type onderzoeker: idealistisch, systematisch, ambitieus, en hij was handig in het mobiliseren van invloedrijke medestanders en het promoten van zichzelf.
In zijn eerste jaren als scheikundige had hij met geduldig laboratoriumwerk een belangrijke ontdekking gedaan over kristalvorming in wijnsteenzuur.
Dit leverde hem een baan op als hoogleraar in de scheikunde in Straatsburg, waar hij vijf jaar onderzoek deed en lesgaf.
In 1844 werd Pasteur decaan op een nieuwe faculteit voor toegepaste wetenschap aan de universiteit van Lille.
Hier poogden natuurwetenschappers onderzoeksresultaten praktisch toe te passen. Pasteur nam de onderzoekers mee naar bedrijven en gaf avondcursussen aan industriearbeiders.
Zelf deed hij onderzoek naar gistings- en rottingsprocessen. Dit werk bleek al snel van onschatbare waarde voor wijnmakers, bierbrouwers en de zuivel- en voedingsmiddelenindustrie.
In 1857 werd Pasteur natuurwetenschappelijk directeur op de Parijse elite-universiteit École Normale Supérieure, waar hij zich toelegde op micro-organismen.
Louis Pasteur brengt het inzicht in bacteriën op een hoger plan
De toenmalige onderzoekers wisten van het bestaan van bacteriën. Ze namen aan dat deze ‘uit zichzelf’ uit ‘dode materie’ ontstonden.
Na jarenlang experimenteren ontdekte Louis Pasteur als eerste dat gisting en verrotting tot stand komen door minuscule organismen – gistcellen of bacteriën – en in 1860 had hij bewijs dat er uit levenloos materiaal geen leven kan ontstaan.
Dit lijkt nu een waarheid als een koe, maar het was in die tijd revolutionair; zelfs vooraanstaande onderzoekers lieten zich niet alleen leiden door de wetenschap, maar ook door hun fantasie.
Een wetenschapper die beweerde dat micro-organismen of vliegen uit ‘dode materie’ ontstonden, werd niet ontslagen of uitgelachen.
Uitvinding van pasteurisatie
Om met het oude idee af te rekenen dat uit ‘zelfkweek’ leven kan ontstaan, experimenteerde Pasteur met ‘soep’ in glazen kolven.
Hij verwarmde de soep tot de micro-organismen dood waren: de soep bedierf niet zolang er geen onzuivere lucht bij kwam, tot hij nieuwe, onzuivere lucht toevoegde.
Voor de praktisch georiënteerde Pasteur was het niet moeilijk een verhittingsproces te ontwikkelen dat ziekteverwekkende bacteriën in voedsel doodde en het product ook langer houdbaar maakte.
Dit kreeg de naam ‘pasteurisatie’ en wordt nu al ruim 100 jaar dagelijks in zuivelfabrieken en brouwerijen over de hele wereld toegepast.
Toeval zorgde in 1865 voor een beslissende wending in Pasteurs carrière en bracht hem op het spoor van micro-organismen als ziekteverwekkers.
Pasteurs theorie over gisting
De huidige theorie over microben en bacteriën kan grotendeels worden toegeschreven aan Louis Pasteur. Voordat hij in beeld kwam, had zijn landgenoot Archimède Pouchet beweerd dat micro-organismen spontaan ontstonden. Dat werd in die tijd algemeen aanvaard.
Maar Pasteur, een expert in gistingsprocessen, kon het spontaan ontstaan van leven niet rijmen met wat hij in de praktijk zag bij het werken met gist. Hij stelde zich daarom ten doel de idee van spontane generatie te weerleggen met zijn eigen theorie over gisting.
Om dit te doen gebruikte Pasteur een zelf ontwikkelde glazen kolf. De kolf had een smalle zwanenhals die verontreiniging van buitenaf tegenhield tot Pasteur de hals afbrak.
Pasteur goot een voedingssubstraat in de kolf en liet hem staan bij omstandigheden die volgens Pouchets theorie optimaal zouden zijn voor de spontane generatie van leven in de vorm van micro-organismen. Maar na enkele maanden was er nog niets gebeurd. Vervolgens brak Pasteur de bovenkant van de zwanenhals af om lucht binnen te laten. En met de lucht kwamen er ook bacteriesporen in de kolf.
Een paar dagen later was de kolf vol leven en had Pasteurs theorie over gisting de oude theorie vervangen.
Pasteur bewees dat micro-organismen dodelijk zijn.
Pasteur redt de zijde-industrie
Pasteurs strijd voor hygiëne bij operaties
Tussen 1859 en 1866 verloren Louis en Marie Pasteur drie van hun vijf kinderen: een dochter stierf door een hersentumor en twee bezweken er aan tyfus.
In 1868 kreeg Pasteur een beroerte waardoor hij links verlamd raakte. Toch weigerde hij zijn werk op te geven.
De dood van zijn dochters werd juist een sterke persoonlijke drijfveer: hij wilde een eind maken aan ziekte en kindersterfte!
Toen Duitsland in 1870 Frankrijk aanviel, zat Pasteurs zoon Jean-Baptiste in het leger.
Pasteurs hygiëneleer maakte een eind aan massasterfte in ziekenhuizen.
Campagne voor handen wassen onder artsen
Net als veel andere soldaten kreeg hij tyfus. Maar hij werd beter en zijn vader kwam in het militair hospitaal op bezoek.
Louis Pasteur was geschokt door de smerige omstandigheden en de stank van verrotting die uit de open wonden kwam.
Hij stapte naar de mensen die verantwoordelijk waren voor het ziekenhuis en legde hen uit dat al die smerigheid een prima voedingsbodem vormde voor bacteriën en tot onnodige sterfte leidde.
Maar de artsen weigerden naar deze onzin te luisteren. Monsieur Pasteur had duidelijk geen medicijnen gestudeerd!
Dit totale gebrek aan interesse maakte Pasteur woedend.
Hij begon een campagne die erop was gericht dat chirurgen hun handen wasten, schone doktersjassen aandeden, en steriele instrumenten en schone operatiekamers gebruikten.
Anders dan de miskende Semmelweis beschikte Pasteur over gedegen wetenschappelijke argumenten, plus de autoriteit die zijn internationale bekendheid met zich meebracht.
Pasteurs volhardendheid kreeg verstrekkende gevolgen toen de Britse chirurg Joseph Lister oog kreeg voor zijn werk.
Sinds chirurgen verdovingen toepasten konden ze grotere operaties uitvoeren. Maar ook als de operaties perfect verliepen, stierf zeker de helft van de patiënten aan een wondinfectie.
Lister kwam op het idee een oplossing van desinfecterend carbolzuur in de operatiekamer te verstuiven, waardoor de sterfte drastisch terugliep.
En gaandeweg gingen zelfs Franse artsen doen wat Pasteur voorstelde.
Louis Pasteur ontwikkelt eerste vaccin tegen miltvuur
Rabiësvaccin
Door zijn experimenten met het vaccin namen andere onderzoekers contact met Pasteur op.
Op een dag kwam er een arts bij hem langs die hem vroeg een remedie te vinden tegen rabiës, een zeer gevreesde ziekte die in 100% van de gevallen dodelijk afliep.
Pasteur wist dat rabiës de hersenen aantast. Hij nam aan dat er sprake was van een bacteriële infectie.
Blijf uit de buurt van een hond die hondsdolheid heeft, en jaag hem zeker niet op met een stok, zoals de 9-jarige Joseph Meister op een dag in juli 1885 deed.
De dolle hond viel de jongen aan, die lelijke bijtwonden opliep. Zijn moeder wist dat de kans groot was dat hij met rabiës was besmet – en dus een vreselijke dood zou sterven.
Ze klampte zich vast aan de laatste strohalm: het gerucht over proeven van de beroemde chemicus Louis Pasteur met een vaccin had ook het Elzasser dorpje van de familie Meister bereikt.
Madame Meister ging met haar toegetakelde zoon naar het stadje Arbois, waar Pasteur zijn laboratorium had, en smeekte hem de jongen te redden.
Rabiës eist nog steeds 40.000 levens per jaar
Daarom begonnen Pasteur en zijn assistenten met proeven waarbij ze hersenweefsel van honden die aan rabiës waren gestorven, bij gezonde honden inspoten.
Ook die werden ziek en stierven, en hoewel hij uren in zijn microscoop tuurde, kon Pasteur tot zijn verbazing geen bacterie vinden die hij aan de ziekte kon koppelen.
De verklaring hiervoor was logisch: het ging niet om een bacterie, maar om een virus. De microscopen konden destijds dat onderscheid nog niet maken.
Pasteur bedacht echter een methode om de onzichtbare ziekteverwekker te bestrijden. Hij droogde weefsel van zieke dieren in flesjes gesteriliseerde lucht.
Uitdroging zou het micro-organisme afzwakken. Hij spoot het gedroogde weefsel bij gezonde honden en konijnen in, en wat bleek: ze werden niet ziek – zelfs niet toen ze na een tijdje een dosis zuivere, onverzwakte rabiës kregen.
Het vaccin was gevonden!
Nieuwe roep om hulp
Pasteur vond het nog te riskant om zijn vaccin op mensen te testen. Toch haalde een arts hem over een meisje te helpen dat met rabiës was opgenomen.
Vaccinatie was haar enige kans. Pasteur gaf haar met tegenzin het vaccin.
Het meisje redde het niet en hoewel Pasteur erg aangedaan was door haar dood, haalde hij weefsel uit haar hersenen en injecteerde dit bij konijnen.
De proefdieren gingen snel dood, dus hij nam aan dat het meisje te ziek was geweest en niet meer kon worden gered.
Pasteur worstelde met deze kwestie toen madame Meister hem op een zomerdag in 1885 met haar zoon Joseph bezocht en om hulp smeekte.
Pasteur zag zijn kans: de hondenbeten waren zo recent dat Joseph nog geen symptomen had. In de 10 dagen die volgden, gaf Pasteur de jongen 13 injecties met het rabiësvirus die telkens sterker werden.
De laatste injectie was zo zwaar dat een proefhond er binnen een paar dagen aan zou sterven.
Pasteur kon er niet van slapen: zou Joseph in leven blijven of zou hij toch nog doodgaan?
De jongen bleef gezond en Pasteurs laboratorium werd al gauw bestormd door met rabiës besmette mensen van over de hele wereld.
Pasteur stort zich op onderzoek naar de pest
In maart 1886 had Pasteur 350 patiënten behandeld en er slechts één verloren. Tegen het einde van 1886 had het rabiësvaccin meer dan 2500 mensen gered.
Louis Pasteur vierde in 1892 zijn 70e verjaardag met internationale gasten op de Sorbonne-universiteit in Parijs, waar hij met lof en onderscheidingen werd overladen.
Pasteur was net weer door een beroerte getroffen en daarom las zijn zoon zijn dankwoord voor. Na het feest vervolgde Pasteur zijn werk op het Pasteur Instituut dat in 1888 was geopend.
In 1894 waren de onderzoekers zo ver dat een vaccin tegen difterie in productie werd genomen.
In het jaar erop stortte Pasteur zich op een onderzoek naar de pestbacterie, maar hij kreeg weer een beroerte, die hem dit keer het leven kostte.
De onderzoeker kreeg een staatsbegrafenis in de Notre Dame maar werd later herbegraven in een crypte in het Pasteur Instituut, dat nog steeds een van de belangrijkste centra ter wereld is voor microbiologisch onderzoek en de productie van vaccins.