Gruwelijke theorie: verloskundigen waren seriemoordenaars

Een Engelse historicus heeft gruwelijk bewijsmateriaal gepresenteerd: vele opzienbarende doorbraken binnen de verloskunde werden bereikt door zwangere vrouwen te vermoorden.

Een lijkschouwing was in de 17e en 18e eeuw een grote attractie. Belangstellenden konden een kijkje krijgen in de menselijke anatomie. Nieuwe bewijzen suggereren dat artsen moorden lieten plegen om aan lichamen te komen.

© The Yorck Project

Twee Schotse artsen, William Hunter en William Smellie, staan met recht bekend als de grondleggers van de verloskunde.

Maar ze waren ook rivalen van elkaar, en het lijkt erop dat hun ambitie zo groot was dat ze als kille moordenaars hoogzwangere vrouwen – en hun ongeboren kind – doodden om aan lichamen te komen voor anatomisch onderzoek.

De Engelse geschiedkundige Don Shelton heeft binnen de geneeskunde voor grote opschudding gezorgd met zijn theorie over de gruwelijke achtergrond van enkele grote verloskundige doorbraken in de 18e eeuw.

De verloskundigen Smellie (1697-1763) en Hunter (1718-1783) stonden in Londen in hoog aanzien en werden geconsulteerd door de Londense elite.

Hunter hielp koningin Charlotte bij de bevalling van de latere koning George IV, en was de huisarts van vele welgestelde Londenaren.

Smellie besteedde zijn tijd aan onderzoek en ontwikkelde nieuwe methoden en hulpmiddelen ten behoeve van de gynaecologie.

Hunter en Smellie streden om de titel van meest toonaangevende gynaecoloog en door hun rivaliteit werden ze – volgens Don Shelton – massamoordenaars die naar zwangere slachtoffers op jacht gingen, en vervolgens hun lijken ontleedden en nauwgezet bestudeerden.

Hun onderzoek heeft inmiddels duizenden vrouwen in barensnood het leven gered, en ironisch genoeg zitten ze nu postuum in het beklaagdenbankje voor de moord op zo’n 40 vrouwen.

Met voorbedachten rade

Engelse artsen konden in de 18e eeuw niet zonder meer – zoals elders in Europa – bij wet over lichamen beschikken maar moesten ze van grafrovers kopen die ze uit verse graven opdiepten.

Shelton meent dat Smellie en Hunter niet alleen lichamen lieten opgraven, maar verantwoordelijk waren voor een aantal burking-moorden op zwangere vrouwen.

‘Burking’ betekent moord op bestelling voor geneeskundig onderzoek, genoemd naar grafrover William Burke, die op zoek naar gezonde lichamen in 1827 en 1828 17 mensen vermoordde en hun lichamen verkocht.

Shelton heeft daarvoor bewijsmateriaal verzameld. Als eerste bewijs voert hij de anatomische tekeningen op die vaardige kunstenaars van opengesneden buiken hebben gemaakt.

De huid en de spieren zijn, net als bij de foetus, weergegeven met een nauwkeurigheid die ongeëvenaard is.

De lichamen die zijn afgebeeld lijken goed te zijn geconserveerd. Er zijn geen tekenen dat ze al langer overleden of begraven zijn.

Een andere aanwijzing zijn de Londense overlijdensregisters uit de 18e eeuw. In de smerige, dichtbevolkte stad floreerden ziekten en was het sterfte­cijfer hoog.

Mensen werden niet oud, maar Sheltons onderzoek toont aan dat zwangere vrouwen zelden stierven. Die waren meestal jong, gezond en sterk. De lichamen die de grafrovers van het armenkerkhof meenamen om te laten ontleden, waren in de regel gestorven ouderen, zieken of kinderen.

Dat de grafrovers bij toeval op 40 pas overleden zwangere vrouwen stuitten, is volgens Shelton statistisch onmogelijk.

De anatomische tekeningen van William Smellie waren bijzonder gedetailleerd.

© National Library of Medicine

Op zoek naar plattelandsmeisjes

Sheltons conclusie ligt voor de hand: Smellie en Hunter – of hun leveranciers – aasden op meisjes van het platteland, die geen familie of vrienden hadden die hen zouden missen.

In de hectiek van de grote stad ‘verdwenen’ er continu zomaar mensen.

Shelton meent dat William Hunter via zijn broer John, een heel beroemde chirurg, aan vrouwen kon komen.

Hij had al goede relaties met twijfelachtige figuren die lichamen voor educatieve doeleinden konden ritselen, en rond 1755 deed in Londen het gerucht de ronde dat Smellie en Hunter vermoorde vrouwen onderzochten.

Door deze hardnekkige geruchten moesten de twee beroemde artsen stoppen met hun onderzoek, dat mogelijk ook proeven met keizersnedes omvatte – een operatie die erg pijnlijk was omdat artsen nog niet konden verdoven.

Tot nu toe heeft nog niemand argumenten aangevoerd die Hunter en Smellie vrijpleiten.

De moderne verloskunde is volgens Shelton dus gebaseerd op systematische massamoord. Waren Hunter en Smellie destijds ontmaskerd, dan waren ze aan de galg geëindigd.

Hunter ging weer lichamen ontleden

De zeer ernstige verdenkingen ten spijt waren Hunter en Smellie als verloskundige ongekend populair, en de artsen bleven beiden aan hun carrière bouwen.

Na een pauze van een paar jaar ging Hunter – drie jaar na het overlijden van Smellie – in 1766 weer lichamen ontleden. Hij overleed in 1783 en ligt in de St Jameskerk in Londen begraven.

Hunter en Smellie waren niet de enigen die twijfelachtige methodes hanteerden. De artsen in de 18e eeuw waren berucht om hun manieren om aan onderzoeksmateriaal te komen.

Toen de Franse arts en jurist Nicolas-Claude Fabri de Peiresc in de 17e eeuw lymfvaten van een mens wilde onderzoeken, gebruikte hij zijn functie als rechter om misdadigers ter dood te veroordelen. Na de terechtstelling kon hij vervolgens in alle rust zijn slachtoffers ontleden.

In de 18e eeuw verzochten Deense anatomen lokale rechtbanken om ter dood veroordeelden naar de hoofdstad te sturen om zo meer lichamen op de snijtafel te krijgen.

De ontdekker van het pokkenvaccin, de Britse arts Edward Jenner, testte dit in 1796 op een nietsvermoedende achtjarige jongen, die het tot Jenners grote opluchting overleefde.

Pas toen de experimenten door Duitse en Japanse artsen op gevangenen in de Tweede Wereldoorlog naar buiten kwamen, werden er ethische eisen aan geneeskundig onderzoek gesteld.

Nu moeten patiënten van tevoren goed geïnformeerd worden.