David Dennis

Gebitsversiering van Maya’s was meer dan bling

Dankzij goud en sieraden hadden de Maya’s een dure glimlach. Eerder dachten onderzoekers dat de gebitsdecoratie puur voor de sier was, maar nu blijkt dat ze nog een belangrijk doel had.

1700 jaar geleden waren de Maya’s dol op jade. De grote Midden-Amerikaanse beschaving maakte fraaie beelden en sieraden van het groene gesteente. De Maya’s plakten zelfs stukjes jade op hun tanden.

Tot nu toe dachten onderzoekers dat deze gebitsdecoratie puur voor de sier was, maar uit een nieuw Mexicaans-Amerikaans onderzoek blijkt dat de versiering wellicht iets met gebitsverzorging te maken had.

‘Het gebruik van bepaalde harsen en essentiële oliën in gebitsvullingen zou heel goed antibacteriële en schimmeldodende eigenschappen kunnen hebben,’ zeggen de onderzoekers van de universiteiten Brown en Harvard in de VS en het nationaal polytechnisch instituut en de vrije universiteit van Yucatán in Mexico.

Salie wordt al duizenden jaren gebruikt tegen kiespijn en ontstoken tandvlees. De Maya’s verwerkten de plant in hun tandhars.

© Sten Porse

Ook gewone mensen versierden hun gebit

De Mexicaanse wetenschappers onderzochten acht tanden uit de 1e eeuw n.Chr. Die waren allemaal gedecoreerd met stukjes jade die de Maya’s vastgelijmd hadden in kuiltjes die ze in de tanden geboord hadden. De lijm bleek een hars te zijn van een aantal planten en bomen, waaronder salie en kamfer.

De gebitsversiering was niet alleen weggelegd voor hooggeplaatste Maya’s. Veel van de tanden waren afkomstig uit bescheiden graven. Blijkbaar lieten ook gewone Maya’s hars en sieraden op hun tanden plaatsen om kiespijn te voorkomen.