Bloedarts werd loer gedraaid

Een Franse arts voerde in de 17e eeuw de eerste bloedtransfusies uit. De patiënten konden het navertellen, maar zijn collega’s staken een stokje voor de in hun ogen godslasterlijke experimenten en gingen daarbij over lijken.

Bij zijn eerste proef met bloedtransfusie sneed Denys de arm van de patiënt open en pompte er schapenbloed in.

© Polfoto/Corbis

De jonge patiënt ziet bleek. Hij heeft al wekenlang koorts en de artsen hebben 20 keer bloed bij hem afgenomen. Het aftappen van bloed – aderlating – was eeuwenlang de oplossing voor alles. Maar het mag niet baten. De patiënt valt bijna flauw.

Jean-Baptiste Denys is de ambitieuze hofarts van zonnekoning Lodewijk XIV. Hij snijdt nog een bloedvat in de arm van de 15-jarige jongen open, maar hij is niet van plan nog meer bloed af te tappen. Hij wil juist vers bloed van een lam in het bloedvat pompen.

De jongen overleeft het. Het is 15 juni 1667, en de jonge Denys heeft zojuist de eerste officiële bloedtransfusie uit de geschiedenis uitgevoerd.

Het hart is maar een pomp

Europa staat aan de vooravond van de verlichting en van de natuurwetenschappelijke revolutie. Wetenschappers doen nieuwe, grote ontdekkingen, en de verrassende ingreep van Denys is gebaseerd op de inzichten van anderen, bijvoorbeeld die van de Engelse arts William Harvey.

Hij liet zien dat het hart niet ‘het huis van de ziel’ is, maar slechts een pomp die het bloed in een kringloop door de aderen en bloedvaten doet stromen.

De kerk is niet blij met deze ontdekking, want mensen en dieren zijn niet langer Gods volmaakte schepping, maar gewoon een stel pompen, buizen en hefbomen die volgens de natuurwetten werken.

Ook veel artsen zijn kritisch. Het dogma dat ziekte ontstaat als de lichaamssappen in onbalans zijn, staat op de helling. De gevestigde artsen zien het nieuwe onderzoek als bedreiging van hun traditionele werkwijze.

Maar Denys laat zich niet afschrikken door dogma’s. Hij wil naam maken en volgt de verrichtingen van de Engelse arts Richard Lower op de voet.

Twee jaar eerder had deze bloed van de ene hond op de andere overgebracht door een halsader van een van de dieren door te snijden.

Toen het bijna doodgebloed was, bracht hij bloed in van de andere hond. Denys deed hetzelfde met een mens en een lam. Lower en zijn Britse collega’s worden des duivels als ze van de transfusies van Denys vernemen. Volgens hen steelt hij hun werk.

Commotie bij Franse artsen

De Engelse woede is echter niets vergeleken bij het verzet dat Denys in Parijs ondervindt. Machtige geneesheren zijn geschokt: loopt de geneeskunde niet het risico om hybride wezens te creëren als dierenbloed aan een mens wordt gegeven?

Zullen we nu een vacht krijgen en beginnen te blaten? Bovendien is bloed heilig. Bloedtransfusie is godslastering en inmenging in de schepping. Denys moet een halt worden toegeroepen. Zijn collega’s wachten een gelegenheid af.

Ondertussen gaat Denys gewoon door met zijn transfusies. Soms stuit hij op onverklaarbare reacties bij zijn patiënten, maar op iemand na die al erg ziek was, overleven alle mensen die hij behandelt. Denys is klaar om de volgende stap te zetten.

In 1668 loopt een 34-jarige, verwarde man, Antoine Mauroy, weg van huis. Hij staat bekend als gewelddadig en rent naakt rond door de straten van de stad. Denys krijgt hem te pakken en wil hem bloed van een kalf geven.

In het bloed huizen immers de eigenschappen van de ziel, dus als hij het boosaardige bloed van de gestoorde man vervangt door dat van een schattig kalfje, zal zijn agressie wel verdwijnen. De arts tapt dus bloed af bij Mauroy en geeft hem een dosis kalverbloed.

Geen reactie. Na een paar dagen herhaalt hij de procedure, en deze keer reageert de patiënt: ‘Zodra het bloed zijn aderen in stroomde, voelde hij zijn arm en oksels warm worden.

Zijn pols ging omhoog, en al snel begon hij hevig te zweten’, schrijft Denys, een precieze beschrijving van een zogeheten hemolytische transfusiereactie, een levensgevaarlijke afweerreactie.

Enkele dagen later is Mauroy genoeg hersteld om naar zijn vrouw Perrine terug te keren. Dan sterft hij.

De vijanden van Denys lachen in hun vuistje. Een van hen schrijft: ‘De dood van de krankzinnige zal wel een einde maken aan alle mooie fantasieën [van Denys] en zijn ambities snel temperen.’ Perrine Mauroy verwijt Denys de dood van haar man, maar tijdens de rechtszaak wordt Perrine zelf plotseling verdacht: er is bewijs dat Mauroy vergiftigd is met arsenicum.

In de rechtszaal geeft Perrine toe dat ze kort voor de dood van haar man bezoek kreeg van artsen, die haar veel geld boden om Denys voor moord aan te klagen.

En een buurman verklaart in de rechtbank dat een arts hem 12 goudstukken toezegde om te zweren dat Mauroy stierf tijdens de transfusie.

De rechter spreekt Denys vrij, en Perrine wordt gearresteerd voor moord.

Nieuwe sporen in oude moordzaak

Onlangs dook historicus Holly Tucker in het archief. Ze ontdekte dat de rechter na het proces off the record opmerkte dat Perrine waarschijnlijk de hulp van anderen had gekregen bij de uitvoering van haar duivelse complot, maar er werd niemand aangehouden.

Perrine Mauroy wordt niet meer genoemd en kwam er vermoedelijk niet goed vanaf.

De Parijse artsen waren niet tegen de proeven van Denys vanwege het risico. Het was doodnormaal om in schedels te boren, keizersnedes uit te voeren en blaasstenen zonder verdoving weg te halen, waarbij de patiënt vaak stierf.

Na de dood van Mauroy bepaalde de rechtbank dat transfusies alleen met de toestemming van de geneeskundige faculteit van Parijs mochten worden uitgevoerd – de facto een verbod, want de faculteit bestond uit dezelfde artsen die over lijken gingen om Denys te stoppen.

Ook in Groot-Brittannië en de rest van Europa waren artsen huiverig om met transfusies te experimenteren.

Jean-Baptiste Denys liet zijn geneeskundige ambities varen en keerde terug naar zijn oude vak als docent wiskunde en natuurwetenschappen. Hij overleed op 69-jarige leeftijd in 1704.