Een doordringende poeplucht hangt in de zomer van 1858 in Londen. Vanuit de Theems, die door de miljoenenstad kronkelt, stijgen verstikkende dampen op die als een deken over de Britse hoofdstad liggen.
De rivier is één groot open riool, waarin urine, uitwerpselen en industrie-afval terechtkomen.
De bruine prut die zo ontstaat riekt zo dat het zelfs in de chicste wijken van de stad niet meer prettig toeven is. De rijke dames en heren moeten geparfumeerde zakdoeken voor hun neus houden.
De stank is het gevolg van de snelle groei van de grootste stad ter wereld, die nog een primitieve infrastructuur kent. De laatste immigranten waren meer dan 100.000 Ieren die de hongersnood in hun land ontvlucht waren.
De stad is vol, en in de arme wijken delen families van acht of negen personen vaak één kamer van 25 vierkante meter, waar ze slapen, koken en de was doen.
Elke dag produceren de inwoners een enorme berg afval, die in de Theems verdwijnt. De levensader van de stad is een smerige vuilnisstroom geworden, die besmettelijke ziekten verspreidt waar vele inwoners aan bezwijken.
Er moet iets gebeuren, anders gaat Londen aan zijn eigen succes ten onder.

De bevolking van de wijk Lambeth groeide van 28.000 in 1800 tot 300.000 in 1860. 2000 mensen stierven in 1848 aan cholera.
Cholera maakt duizenden doden
De ergste ziekte die Londen teistert is cholera. Twee keer, in 1832 en 1848-
1849, hebben epidemieën in totaal zo’n 20.000 Londenaren het leven gekost.
In 1853-1854 is King Cholera, zoals de gevreesde ziekte in de volksmond genoemd wordt, teruggekeerd om opnieuw duizenden slachtoffers te maken.
Veel burgers worden ’s ochtends kerngezond wakker, maar krijgen plotseling last van hevige diarree, die het lichaam uitdroogt en de lever verzwakt. De huid van de slachtoffers wordt blauw-grijs, en al een dag later houdt het hart van circa de helft van de getroffenen op met kloppen.
Elke dag rijden de lijkwagens af en aan naar de kerkhoven, die inmiddels zo vol zijn dat alleen rijken een snelle begrafenis krijgen.
Lichamen van armen liggen vaak dagenlang te wachten om
begraven te worden. De nabestaanden leggen uienringen om de doden heen om de stank van de ontbinding een beetje te camoufleren.
De cholera-epidemieën zijn het gevolg van de vervuiling van de Theems, daar twijfelt niemand aan in het midden van de 19e eeuw. Volgens artsen is het de vuiligheid zelf die de ziekte veroorzaakt, want bacteriën kennen ze niet.
‘Als we van de stank af kunnen komen, zijn we van de cholera af,’ stelt een gezondheidscommissie, die denkt dat de besmetting door de lucht gaat, de zogeheten miasmetheorie.
Er zijn maar weinig artsen die aan de officiële uitleg twijfelen. Sommigen zoeken de oorzaak in het drinkwater van de stad, maar zij worden genegeerd of belachelijk gemaakt.
Iedereen is het er echter over eens dat de ophoping van viezigheid op de een of andere manier de epidemieën veroorzaakt.
Bazalgette bedenkt een oplossing
Terwijl de artsen ruziën, gaat een daadkrachtig man op zoek naar de oplossing. Joseph Bazalgette wordt in 1856 tot hoofdingenieur van de pas opgerichte Metropolitan Board of Works benoemd – die moet zorgen voor ‘de volledige afvoer van afvalwater uit de metropool’.
De ijverige Engelsman heeft eerder een spoorlijn gebouwd, en hij is dan ook niet bang voor grote projecten.
Ook Bazalgette weet wat de Londenaren ziek maakt, en het valt hem op dat het afvalwater niet afgevoerd wordt door de rivier. De getijden werken als een kurk, waardoor de viezigheid zich ophoopt.
Door met drijvers te experimenteren komt Bazalgette erachter dat het vuil weliswaar bij eb 10 kilometer richting zee drijft, maar daarna door het getij weer 9,5 kilometer teruggestuwd wordt.
Zo kan het wel 50 dagen duren voor de uitwerpselen in zee zijn beland. De stank zal dan ook niet verdwijnen zolang het rioolwater rechtstreeks in de rivier geloosd wordt.
Begin 1856 vaart de ingenieur rond over de rivier. Hij verricht metingen en maakt aantekeningen in zijn notitieblok. Na zes weken heeft hij een groots plan uit zijn berekeningen gedestilleerd.
Bazalgette stelt zich een netwerk van rioleringen voor, dat gigantisch moet worden om al het afvalwater van de grootste stad ter wereld aan te kunnen. Hij wil vijf hoofdbuizen aanleggen onder de straten – drie ten noorden van de Theems en twee ten zuiden ervan.
Er liggen al rioleringsbuizen, maar die leiden het afvalwater via de kortste weg naar de rivier. Bazalgette wil de vuiligheid echter zo ver mogelijk buiten de stad hebben.
Pas 20 kilometer naar het oosten moeten de nieuwe buizen in de Theems uitkomen. Een installatie zal daar twee keer per dag het afval lozen – als het laagwater is aan de Noordzeekust en de stroming toeneemt.
Bazalgette toont in de zomer van 1856 zijn kaarten en schetsen aan de Londense politici. Zij vinden het plan om Londen van zijn epidemieën en stank te verlossen maar ingewikkeld en duur, en wijzen het van de hand.
Een verbeten Bazalgette past zijn schetsen vijf keer aan om aan de bezwaren van de politici tegemoet te komen, maar telkens krijgt hij nul op het rekest.
Na twee slopende jaren, waarin Bazalgette bijna al zijn haar kwijtraakt, wil hij de handdoek in de ring gooien. Maar dan schiet de natuur hem te hulp.

Rond 1860 rees het vermoeden dat cholera zich aan de waterpomp verspreidde.
Great Stink treft Londen
In de zomer van 1858 is het stikheet in Londen, en het zweet druipt van de lijven van de arbeiders die op de steigers rond de Big Ben werken – de nieuwe klokkentoren die naast het parlement in Westminster gebouwd wordt.
Maar met het zweet kunnen de bouwvakkers wel leven; ze hebben veel meer last van de stank die uit de Theems komt. Na weken met tropische temperaturen – de warmste zomer tot dan toe in de stad – is de lucht uit de rivier erger dan ooit.
Ook in het parlementsgebouw lijden de volksvertegenwoordigers onder de ondraaglijke stank, die van de krant The Times de toepasselijke naam The Great Stink heeft gekregen. De gordijnen in het parlement worden bespoten met een kalkoplossing die de geur moet neutraliseren, maar dat mag niet baten.
‘Ik kan niet meer instaan voor de gezondheidssituatie in het gebouw,’ zegt de ontwerper van de ventilatie in het parlement, die nu té goed werkt. De stank wordt rechtstreeks de ruimtes aan de kant van de rivier in gezogen.
‘Sommige parlementsleden, die de zaak tot op de bodem wilden uitzoeken, gingen de bibliotheek binnen, maar ontvluchtten die meteen weer met een zakdoek voor hun neus,’ rapporteert The Times.
De politici hebben tot nu toe de hand op de knip gehouden en niet naar de burgers geluisterd, maar nu ze de ellende aan den lijve ondervinden, zullen ze toch wel in actie komen om een einde te maken aan de ‘grote stank’, zo denken de Londense kranten.
En zo geschiedde. De Metropolitan Board of Works krijgt toestemming om een rioleringsstelsel aan te leggen, en Joseph Bazalgette krijgt drie miljoen pond – tientallen miljoenen naar huidige maatstaven – om zijn ambitieuze plan te verwezenlijken en de Londenaren van de stank en de ziekten te verlossen.
Londen wordt een bouwput
Als in 1859 de ergste wintervorst voorbij is, worden er honderden spaden in de grond gestoken.
Het lawaai in de straten en parken van de stad zal jarenlang aanhouden. 22.000 man moeten in totaal 132 kilometer hoofdriolering en 1600 kilometer straatriolering aanleggen zonder moderne hulpmiddelen.
Voor 5 shilling en sixpence per dag graven de arbeiders zich een weg omlaag, meter voor meter. De grond wordt in emmers geschept en met kruiwagens afgevoerd.
Als de geulen diep genoeg zijn – op sommige plaatsen wel 7 meter – moeten timmerlieden ze met balken stutten. Daarna kunnen de metselaars de ondergrondse buizen die het Londense afvalwater moeten gaan afvoeren aanleggen.
De werklieden zwoegen tien uur per dag, en slapen in provisorische barakken die overal in de stad zijn neergezet.
‘Spade, schop en houweel hebben eindelijk pen, inkt en debat vervangen,’ schrijft de krant The Illustrated London News enthousiast. Andere publicaties vragen zich echter af of de Metropolitan Board of Works wel in staat is om zo’n enorm bouwproject uit te voeren.
Als projectleider pendelt Bazalgette tussen de bouwplaatsen om erop toe te zien dat zijn instructies overal nageleefd worden. Zijn vrouw en negen kinderen moeten het even zonder zijn aandacht stellen, terwijl hij alle bouten, die hij persoonlijk heeft ontworpen, naloopt op onvolkomenheden.
Bazalgette let met name goed op als zijn arbeiders cement mengen. De bakstenen in het fundament van zijn buizen moeten namelijk met portlandcement aan elkaar gemetseld worden, dat niet wegerodeert in stromend water.
En als het niet goed gemengd of te zeer verhit wordt, kan het cement poreus worden. Daarom laat Bazalgette de opzichter van elke bouwplaats het cement testen voordat het verwerkt wordt – een unicum voor de bouw in die tijd.
De ingenieur heeft ook de vorm van de ondergrondse buizen goed doordacht. In doorsnee zien ze eruit als een ei met de punt omlaag. Dankzij de geronde bovenkant storten ze niet in onder het gewicht van de grond en de gebouwen erboven. Van onderen lopen ze taps toe om voor een sterke stroming te zorgen die al het vuil meeneemt.
Dergelijke slimmigheden resulteren in een briljant rioleringsstelsel, dat met de dag in omvang toeneemt en al voor de ingebruikname uitgebreid geroemd wordt.
Volgens de krant City Press verricht de Metropolitan Board of Works wonderen, en The Observer prijst de riolering van Bazalgette de hemel in. Het is het ‘grootste en wonderbaarlijkste bouwwerk van de moderne tijd’.

Parijs, de stad der steden, was al eind 18e eeuw achterop geraakt. Rond 1820 streefde het inwonertal van Londen ook dat van Peking voorbij, en daarmee was het de grootste stad ter wereld.
Riolering in gebruik genomen
4 april 1865 is een belangrijke dag voor Joseph Bazalgette. Zes jaar nadat de eerste spade in de grond gestoken werd, staat de kroonprins van Groot-Brittannië met een enorm gevolg klaar om het pompstation bij Crossness te openen.
Doordat de buizen iets hellen, voert de zwaartekracht het afvalwater van de zuidelijke wijken van Londen naar het station, dat zo’n 20 kilometer ten oosten van het centrum aan de Theems staat.
De riolering eindigt echter 6 meter onder de grond, en het station moet de inhoud omhoog pompen in een groot reservoir, waarna het vuil op het juiste moment in de Theems geloosd wordt, zodat het met de getijdestromingen in het Kanaal terechtkomt.
‘Hulde aan de eminente en kundige ingenieur mr. Bazalgette, die dit grootse project tot een goed einde heeft weten te brengen,’ sprak prins Eduard tijdens de ceremonie bij Crossness.
Onder het gerinkel van champagneglazen worden de vier 240 ton zware pompen in werking gesteld. Het zijn de grootste stoommachines die er bestaan, en probleemloos – maar met een enorm lawaai – pompen ze het afvalwater het reservoir in, dat 120.000 kubieke meter kan bevatten.
Drie jaar later staat er ook zo’n installatie op de noordoever van de Theems. Prins Eduard stelt het publiek een toekomst zonder ziekten in het vooruitzicht. ‘Londen wordt een van de gezondste steden van Europa,’ voorspelt de 24-jarige troonopvolger, maar eerst komt er nog een cholera-epidemie.
In 1866, een jaar na de opening van het station in Crossness, worden de Londenaren opnieuw geteisterd door de ziekte. De artsen staan versteld.
Al is het rioleringsstelsel nog niet helemaal voltooid en zijn er nog steeds luchtjes te ruiken op een mooie zomerdag, de stank zou niet meer dodelijk moeten zijn. De miasmetheorie stelt immers dat de cholera zich niet meer door de schonere lucht kan verspreiden.
De epidemioloog William Farr, die de theorie niet in twijfel trekt, bestudeert de statistieken van de nieuwe sterfte en ziet een duidelijk patroon: de cholera is alleen dodelijk in een deel van de wijk East End dat nog niet op de riolering van Bazalgette is aangesloten.
Wanneer de bewoners hun toilet doorspoelen, komt de inhoud nog in een zijrivier van de Theems terecht, waaruit ook drinkwater wordt gewonnen. En hoewel het waterbedrijf het tegendeel beweert, wordt het water niet gezuiverd.
Farr beseft dat hij en alle andere aanhangers van de miasmetheorie er al die tijd grondig naast hebben gezeten. De besmetting verspreidt zich niet door de lucht, maar vervuild drinkwater is de boosdoener. Dit inzicht zal later leiden tot de ontdekking van bacteriën.
Rioolkoning wordt geridderd
Al waren het niet de dampen uit de rivier die voor de epidemieën zorgden, het rioleringsstelsel van Bazalgette komt de volksgezondheid in Londen zeer ten goede.
Als in 1868 het noordelijke pompstation Abbey Mills opengaat, stroomt er in de stad geen afvalwater de Theems meer in. De onderaardse buizen voeren alles net zo lang mee tot het op veilige afstand van het centrum geloosd kan worden.
Het water wordt echter niet gezuiverd voor het in de natuur terechtkomt. Het onderzoek naar de processen die bacteriën kunnen doden staat nog in de kinderschoenen, en een zuiverings-installatie komt er pas 30 jaar later.
Voordat het zo ver is, stelt het weer het levenswerk van Bazalgette op de proef. In 1869 valt er bij een wolkbreuk in één nacht de hoeveelheid regen die normaal in twee maanden valt.
Maar
in plaats van overstroomde straten en ondergelopen kelders treffen de burgers van Londen de volgende ochtend slechts plassen aan. Het riool heeft al het water de stad uit getransporteerd.
Pas in 1875 is de laatste dijk langs de Theems gebouwd en is het rioolproject van Bazalgette voltooid.
Eerder meed de bevolking de rivieroevers met hun opgehoopte slib en vuiligheid als de pest, maar nu wandelen de Londenaren over de pas aangelegde promenades langs de oevers. De lucht is er schoon en fris, en het water stroomt voorbij zonder dat er allerlei bedenkelijke zaken in drijven die er niet thuishoren.
Datzelfde jaar wordt de rioolkoning van Londen opnieuw in het zonnetje gezet: de ingenieur van de Metropolitan Board of Works wordt door koningin Victoria geridderd.
Met zijn oog voor detail en eindeloze geduld heeft hij een van de grootste prestaties op bouw-gebied van de 19e eeuw geleverd.
In 1891 sterft hij op 72-jarige leeftijd, maar in Londen leeft hij voort. Zijn bakstenen buizen liggen nog steeds onder de drukke straten van de stad.