De Britse wiskundige Charles Babbage kwam in 1819 op een idee in Parijs. Vóór hem, in de Académie des sciences (de academie van wetenschappen in Parijs, red.), stonden kasten vol dikke boeken met wiskundige tabellen waar de knapste koppen van Frankrijk 10 jaar lang op hadden gebroed. Zou het kunnen, dacht Babbage, dat een machine deze berekeningen sneller kan maken?
Babbage was gefascineerd door de vele uitvindingen van die tijd – zoals een wasmachine – en de Brit besloot in Groot-Brittannië zelf een programmeerbare machine te bouwen. Het eerste prototype werd in 1822 uitgewerkt en moest tabellen uitrekenen door getallen met elkaar te vergelijken.
Zo’n 10 jaar later had de droom van een primitieve computer de spaarpot van Babbage leeg gemaakt. Maar waar de meesten nu zouden opgeven, besloot Babbage om juist nóg groter te dromen en een geavanceerdere machine te bedenken die ook kon delen en vermenigvuldigen.