Nazi-Duitsland gebruikte motorfietsen aan alle fronten van de Tweede Wereldoorlog. Ze werden vooral ingezet bij verkenningsmissies. Meestal reden de motorfietsen in groepjes van vier of vijf met een schutter in het zijspan.
Ze werden gevolgd door lichte pantser-voertuigen die vijandelijke stellingen konden aanvallen.
Als een eenheid op hevig verzet stuitte, dan werden er motorfietsen zonder zijspan teruggestuurd om bijvoorbeeld tanks te halen.
Vaak klaarden de motorrijders de klus echter zelf, zoals in april 1941, toen de SS-officier Fritz Klingenberg de Servische hoofdstad Belgrado innam met behulp van motoren. Hij hees een grote vlag met het hakenkruis, sloeg meerdere Servische tegenaanvallen af en hield de stad in handen tot er een dag later versterkingen arriveerden.