Het monotone gebrom is oorverdovend in de cabine van het Halifax-toestel dat op 18 oktober 1942 boven het zuiden van Noorwegen vliegt.
Door een raampje ziet Jens-Anton Poulsson de besneeuwde hoogvlakte Hardangervidda, die 8000 km2 onherbergzaam terrein vormt.
De Noor heeft eerder in het hooggebergte gewoond, en nu wordt hij samen met drie goed getrainde landgenoten gedropt boven het gebied als leider van de topgeheime Operatie Grouse.
‘Posities innemen!’ roept een van de Britse bemanningsleden als de Halifax is gedaald. ‘Nummer één, go!’
Zonder te aarzelen stort Poulsson zich in de duisternis onder zich. Hij is een paar seconden in vrije val, waarna hij een ruk voelt en zijn parachute uitklapt.
‘We moeten voorkomen dat de Duitsers de beschikking krijgen over grote hoeveelheden zwaar water. Ze gebruiken het voor experimenten die tot een bom kunnen leiden die heel Londen van de kaart kan vegen.’ Jens-Anton Poulsson
In het schijnsel van de maan dalen de commando en zijn drie kameraden – zijn jeugdvriend Claus Helberg, de telegrafist Knut Haugland en de loodgieter Arne Kjelstrup – langzaam af in de ijskoude lucht, tot ze met hun voeten in de sneeuw staan.
Ook 12 metalen containers met uitrusting, wapens, munitie en voedsel ploffen in de witte sneeuwlaag. ‘Het is tijd om jullie de waarheid te vertellen,’ zegt Poulsson als iedereen bij elkaar is na de landing.
De vier Noren hebben een jaar doorgebracht in Groot-Brittannië, waar ze zijn getraind in gevechts- en sabotagetechnieken om opdrachten uit te voeren in hun bezette vaderland als leden van de Britse sabotageorganisatie SOE.
Tot de dropping dachten de drie anderen dat ze in Noorwegen waren om het plaatselijke verzet te helpen. Pas nu onthult hun leider de ware aard van hun missie.

De Noren kregen training in gevechts- en sabotagetechnieken in het kamp van SOE in Schotland.
‘We gaan helpen de zwaarwaterinstallatie in de waterkrachtcentrale van Vemork te verwoesten. Twee zweefvliegtuigen met 30 of 40 genietroepen komen uit Schotland. Het is onze taak om een geschikte landingsplaats te zoeken voor de zweefvliegtuigen en de troepen naar Vemork te brengen,’ legt Poulsson uit, waarna hij herhaalt wat hij in Londen heeft gehoord:
‘We moeten voorkomen dat de Duitsers de beschikking krijgen over grote hoeveelheden zwaar water. Ze gebruiken het voor experimenten die tot een bom kunnen leiden die heel Londen van de kaart kan vegen.’
Geen van de vier Noren weet iets van kernfysica of atoomwapens, maar ze snappen dat het menens is. Hun missie kan de uitkomst van de oorlog bepalen.
Maar Vemork ligt als een fort in de Noorse bergen, met mijnenvelden en Duitse troepen eromheen. Het lijkt pure zelfmoord.
Aanslag in Vemork heeft beroerde start
De volgende ochtend ontdekken de Noren dat ze zich ver van de geplande landingsplek bevinden, 15 kilometer maar liefst.
Ze zullen dagen bezig zijn met het opsporen van alle uitrusting en het transport ervan naar hun hutje bij het meer Møsvatn ten westen van Vemork. Ze kunnen wel ongestoord over de Hardangervidda trekken.
De Duitse bezettingstroepen zijn er niet heel happig op om in het gebied te komen, dat boven de 1000 meter hoogte ligt en waar het nu 30 graden vriest.
De Duitsers blijven in Vemork en de plaats Rjukan, die onder de hoogvlakte ligt.

Toen de fabriek in Vemork in 1911 opende, was het de grootste energiecentrale ter wereld.
Als het Grouse-team op krachten is gekomen in de hut, gaan ze op verkenning naar de centrale in Vemork en kijken ze uit naar een goede landingsplek voor de Britse zweefvliegtuigen.
Vanwege problemen met de batterij en antenne krijgt telegrafist Haugland de radio pas op 9 november aan de praat. Dan kunnen ze de operatieleiding in Londen bijpraten:
‘Succesvolle missie nog mogelijk. Landingsplek ligt bij weg bij Skoland-hut 5 kilometer van het meer Møsvatn en is niet te zien door de Duitsers,’ luidt het bericht aan hun baas, scheikundeprofessor Leif Tronstad.
Vanuit Londen heeft de Noor Tronstad samen met de Britten de operatie op poten gezet.
De geleerde weet als geen ander dat zwaar water onmisbaar is voor de productie van een atoombom, en er is hem veel aan gelegen om te voorkomen dat de Duitsers een bom krijgen.
Op 19 november krijgt Haugland bericht van Tronstad dat er die avond 34 Britse commando’s zullen landen op de aangewezen plek.
‘Houd moed. We willen de operatie alsnog uitvoeren.’ Commando’s tegen SOE als het er hopeloos uitziet
Terwijl Haugland en Kjelstrup op een berghelling blijven, waar ze hun radiozender opzetten, dalen Poulsson en Helberg op ski’s af naar het vlakke, besneeuwde terrein waar de Horsa-zweefvliegtuigen moeten landen.
Ze planten zes rode markeringslichten in de sneeuw op 150 meter afstand van elkaar. ‘Daar komen ze!’ roept Haugland als hij om 21.40 uur het signaal krijgt dat de commando’s in aantocht zijn.
Een paar minuten later horen de Noren de Halifax-toestellen die de zweefvliegtuigen trekken.
Helaas heeft het zonnige weer van die middag plaatsgemaakt voor een dicht wolkendek, waardoor de Britten de lichten op de grond niet kunnen zien.
Het gebrom verdwijnt in de verte, en een troosteloze stilte daalt neer over het gebied. Verontrust gaan Poulsson en zijn mannen terug naar de hut, en de volgende ochtend krijgen ze een droevig bericht via de radio.
De twee zweefvliegtuigen zijn neergestort, en slechts één Halifax is teruggekeerd in Groot-Brittannië.

Leif Tronstad werkte vanaf 1944 als SOE-agent in Noorwegen, maar sneuvelde een jaar later in de strijd tegen de nazi’s.
Zwaarwaterpionier wilde zijn levenswerk opblazen
De Noor Leif Tronstad werd in 1936 al op zijn 33e hoogleraar in de scheikunde.
Hij was een pionier op het gebied van onderzoek naar zwaar water, en hij bouwde de installatie in Vemork die van Noorwegen een koploper op dit terrein maakte.
Na de invasie in 1940 sloot Tronstad zich aan bij het Noorse verzet, en nadat de Gestapo hem op het spoor was gekomen, vluchtte hij naar Engeland. Als majoor organiseerde hij van daaruit sabotageacties in zijn vaderland.
Toen de Britten hoorden dat Vemork essentieel was voor het Duitse kernwapenprogramma, stelde Tronstad voor om commando’s te sturen.
Die trainde hij, en hij wilde heel graag zelf bij het team. Maar de baas van de SOE weigerde: Tronstad was te belangrijk als leider en wetenschapper om zijn leven te wagen.
De Noren vrezen het ergste, en met reden: de Duitsers hebben de toestellen, die vanwege technische problemen en het slechte zicht zijn gecrasht, al gevonden.
Een aantal Britse inzittenden leefde nog toen de Duitsers arriveerden. Eerst werden ze verhoord, vervolgens kregen ze een kogel door hun hoofd.
De nazi’s vonden ook een kaart met een blauwe cirkel om Vemork. Ze weten nu dus dat de energiecentrale een doelwit is voor de geallieerden.
Londen waarschuwt de vier Noren: ‘Advies om jullie kamp te verplaatsen.’ De commando’s zijn niet van zins het op te geven en antwoorden: ‘Houd moed. We willen de operatie alsnog uitvoeren.’
Grouse-eenheid kijkt de dood in de ogen
Het optimisme wordt echter al snel getemperd door honger. De Noren zijn een paar dagen eerder door hun voedselvoorraad geraakt, en hun magen knorren voortdurend.
Poulsson en zijn mannen volgen het advies van de SOE op en nemen hun intrek in een jachthutje zo’n 20 kilometer ten noordwesten van Vemork. Daar wagen zelfs de lokale bewoners zich nauwelijks.
Op 23 november zijn ze aan het eind van hun Latijn door de honger en de barre tocht.
Volgens de laatste berichten uit Londen zal een eenheid van zes Noorse vrijwilligers zich bij Grouse aansluiten om Operatie Gunnerside uit te voeren.
Samen moeten ze de zwaarwaterinstallatie vernietigen.
‘Dat hield in dat we maar met z’n tienen zouden zijn. Er waren 200 tot 300 Duitsers bij Vemork. Maar we dachten dat we de klus op de een of andere manier wel zouden klaren,’ vertelde Claus Helberg na de oorlog.
Het winterweer op de hoogvlakte maakt luchtlandingen echter onmogelijk, en de mannen van Gunnerside zullen pas na nieuwjaar aankomen. Tot dan hebben Poulsson en zijn mannen maar één ding aan hun hoofd: overleven.
10 jonge Noren gingen op een onmogelijke missie
Het was bepaald niet plan A dat de tien Noorse verzetsmensen van Operatie Grouse en Gunnerside de fabriek in Vemork in hun eentje zouden saboteren. De meesten hadden naast hun training in Schotland geen militaire ervaring.
© Norsk Industriarbeidermuseum & General/Topfoto/Ritzau Scanpix

Jens-Anton Poulsson – Grouse
Noorse officier en leider van de vier Noren die bij Operatie Grouse boven de Hardangervidda werden gedropt.

Knut Haugland – Grouse
Noorse verzetsman en telegrafist bij Operatie Grouse. Na de oorlog werd Haugland bekend om zijn deelname aan de beroemde Kon-Tiki-expeditie van Thor Heyerdal.

Claus Helberg – Grouse
Noorse verzetsman en berggids van het team van Operatie Grouse.

Arne Kjelstrup – Grouse
Noorse loodgieter die als soldaat vocht tijdens de Duitse invasie van Noorwegen en later naar Engeland vluchtte, waar hij betrokken raakte bij Operatie Grouse.

Joachim Rønneberg – Gunnerside
Zoon van de rijke familie Rønneberg. Vluchtte toen de oorlog uitbrak naar Schotland, waar hij trainde met de SOE en zo veel indruk maakte dat hij de leider werd van Operatie Gunnerside.

Knut Haukelid – Gunnerside
Noorse verzetsman die naar Engeland vluchtte toen de Gestapo hem op het spoor kwam. De SOE maakte hem onderbevelhebber van Operatie Gunnerside. Haukelids biografie over de aanslag op Vemork vormde later de basis voor een Noorse en een Amerikaanse film over de operatie.

Kasper Idland – Gunnerside
Noorse sergeant die na de invasie van Noorwegen naar Schotland ging en zich aansloot bij de Noorse troepen onder de SOE. Goede scherpschutter.

Fredrik Kayser – Gunnerside
Noorse luitenant die tijdens de Winteroorlog als vrijwilliger aan Finse zijde vocht, zich aansloot bij het Noorse verzet en deelnam aan Operatie Gunnerside. Kayser streed de hele oorlog tegen de Duitsers en ontving in totaal 14 militaire ordes en onderscheidingen.

Birger Strømsheim – Gunnerside
Noorse verzetsman die vanwege zijn ski-ervaring betrokken werd bij Operatie Gunnerside. Leider Joachim Rønneberg noemde Strømheim ‘zonder meer het beste lid van mijn team’.

Hans Storhaug – Gunnerside
Noorse verzetsman die deelnam aan Operatie Gunnerside.
Een maand lang is elke dag een strijd om in leven te blijven. De mannen, die inmiddels een lange baard hebben, zijn de uitputting nabij.
Tijdens de talloze stormen waait de sneeuw binnen door de vele kieren en gaten in hun hut. En telkens als Haugland achter de telegraaf plaatsneemt, raakt hij het gevoel in zijn vingers kwijt.
Ze krijgen allemaal koorts, en tegen kerst hebben ze nog niet één wild dier weten te schieten. Ze zijn aan het verhongeren.
‘Misschien heb je vandaag geluk,’ zegt Kjelstrup als Poulsson op 23 december zijn ski’s onderbindt.
De 24-jarige leider gelooft er zelf niet in, want geluk heeft hij nog nooit gehad op zijn dagelijkse jacht. Een rendier heeft hij nog niet in het vizier gehad, en hij loopt vooral risico om te bezwijken in de sneeuw.
Toch vertrekt Poulsson op zijn ski’s, en die ochtend ziet hij de takken van een gewei in de verte. Drie uur lang zit hij achter een rendierkudde aan. Zijn baard zit vol ijs en hij moet zijn gezicht steeds vertrekken om niet te bevriezen.
Uiteindelijk krijgt Poulsson de kudde binnen schootsafstand. Op zijn knieën legt hij aan. Het schot schalt door de lucht en de kudde slaat op de vlucht.
De Noor schiet nog twee keer en ziet tot zijn verbazing dat er geen enkel dier neervalt. Maar in de sneeuw ziet hij bloedsporen. Als hij die volgt, komt hij bij een gewond rendier.
Hij snijdt de keel door, vangt het bloed op in zijn mok en drinkt het. Dan begint hij het rendier in stukken te snijden. De zon is al onder als Poulsson doodmoe, maar voldaan terugkeert bij de hut.
Kjelstrup barst in gejuich uit als hij ziet dat Poulsson bijna 20 kilo vers rendiervlees in zijn rugzak heeft.
De volgende avond, kerstavond, gaan de Noren om de tafel zitten. Hun feestmaal bestaat uit gebakken rendiertong en -lever, gekookt vlees en merg.
Zelfmoordmissie op weg naar Vemork-fabriek
In januari zit het de Grouse-eenheid mee tijdens de jacht, en naarmate hun magen zich vullen, krijgen ze hun energie terug.
Op 16 februari 1943 is het eindelijk iets opgeklaard en kan een Halifax met zes Noorse commando’s aan boord opstijgen met bestemming Noorwegen.
Opnieuw moeten Poulsson en zijn mannen een landingsplaats markeren, maar Haugland vangt geen signaal van het toestel op.
Het enige teken dat het in de buurt is, is een gebrom vanuit de verte. Als het begint te waaien en de sneeuw hun om de oren vliegt, moet Poulsson zijn mannen terugsturen tot de storm is gaan liggen.
‘Als de actie slaagt, zal hij 100 jaar voortleven in het Noorse collectieve geheugen.’ Leif Tronstad
De volgende ochtend is de hut bedolven onder de sneeuw en is de storm juist in kracht toegenomen. De wind giert om de hut als er een bericht binnenkomt uit Londen.
De Gunnerside-eenheid is de vorige avond gedropt en probeert nu vanuit de landingsplek in de wildernis de hut van de mannen van Grouse te bereiken.
Maar de dagen verstrijken en niemand verschijnt. Pas na een paar weken staat het weer het toe dat Kjelstrup en Helberg op zoek gaan naar hun landgenoten.
Op een paar kilometer van de hut horen ze achter zich iemand hoesten. Ze draaien zich met een ruk om en grijpen hun pistolen.
Maar dan slaken ze een kreet van blijdschap: het is hun gespierde kameraad Knut Haukelid, die ze kennen van hun training in Groot-Brittannië.
Een paar minuten later duiken de andere vijf nieuwkomers op. Na de landing hadden ze een hut gevonden, en ze zijn door het dolle heen dat ze de Grouse-groep zijn tegengekomen.
De leider van Gunnerside is de 23-jarige luitenant Joachim Rønneberg. Hij ziet eruit als een filmster en maakte indruk op de SOE met zijn vloeiende Engels en zijn uitstekende conditie.
De stemming zit er goed in als de tien Noren in de hut aan een feestmaal zitten. Na het eten draagt Poulsson zonder morren het bevel over aan Rønneberg.
De volgende ochtend verzamelt Rønneberg de tien mannen om de tafel. De bevelhebber kijkt om zich heen en ziet een ruimte vol bekwame kerels, die stuk voor stuk bereid zijn te sterven om de naziplannen te dwarsbomen. Hij geeft iedereen orders.

Zwaar water heet officieel dideuteriumoxide en heeft de formule D2O.
Centrale maakte mest en zwaar water
De centrale van Vemork produceerde vooral kunstmest, maar had ook ’s werelds enige zwaarwaterinstallatie. Deze kostbare vloeistof was onmisbaar voor het Duitse atoomprogramma.
De centrale van Vemork gebruikte de natuurkrachten om kunstmest te produceren, die in heel Scandinavië werd verkocht.
Het was een van de grootste waterkrachtcentrales ter wereld, en halverwege de jaren 1930 kreeg Vemork de eerste zwaarwaterinstallatie van Europa.
Een paar jaar later bleek dat zwaar water kernsplijting langzamer laat verlopen door de snelheid van neutronen in een reactor te beperken.
De Duitsers zagen het als een goed hulpmiddel om een atoombom te maken, want het maakte het mogelijk om natuurlijk uranium te gebruiken in een reactor in plaats van verrijkt uranium, dat kostbaar en moeilijk te produceren is.
Toen Noorwegen in april 1940 werd bezet, was Vemork dan ook heel belangrijk. Daar was mogelijk de sleutel tot het winnen van de oorlog te vinden.
Rønneberg zelf gaat het explosieventeam leiden en zal samen met de stoïcijnse Fredrik Kayser, ski-expert Birger Strømsheim en scherpschutter Kasper Idland de centrale van Vemork binnendringen om de zwaarwaterinstallatie op te blazen.
Ondertussen bieden de overige mannen onder leiding van Knut Haukelid dekking en nemen ze eventuele Duitsers onder vuur.
Het complex van Vemork staat bij een steile helling, 305 meter boven een kloof, waar één bewaakte brug overheen leidt.
Iedereen is het erover eens dat die brug niet over te steken is zonder dat er alarm geslagen wordt.
Hun enige kans het gebouw ongezien te bereiken, is via een lange, gevaarlijke route. Ze moeten afdalen langs een besneeuwde rotswand, de kloof oversteken en weer omhoog klimmen voor ze het complex kunnen binnendringen via het spoor.
Iedereen om de tafel gaat akkoord, maar ze weten dat ze zojuist hebben ingestemd met een zelfmoordmissie. Om het moreel op te vijzelen zegt Rønneberg dat ze nooit vergeten zullen worden als de missie slaagt.
De leider herinnert de groep aan de laatste woorden van Leif Tronstad voor vertrek: ‘Als de actie slaagt, zal hij 100 jaar voortleven in het Noorse collectieve geheugen.’
Vertrek naar Vemork
‘Oké jongens, we gaan vertrekken,’ roept Rønneberg, en hij zet af met zijn skistokken.
Het is 27 februari 1943, 20.00 uur, en de zon is allang onder als de commando’s over de sneeuw zoeven in hun witte camouflagepakken.
Rond 22.00 uur kunnen ze beginnen aan de afdaling naar de 3 meter brede rivier de Måna, die op de bodem van de kloof stroomt. In het donker zien ze het zeven verdiepingen hoge betonnen gebouw, dat met de berg versmolten is.
‘Helberg gaat voorop,’ beveelt Rønneberg, waarna iedereen in opperste concentratie van de helling klimt.

In 1948 verscheen er een Noors-Franse film over de actie, waarin enkele Noorse saboteurs zichzelf speelden.
Ze bereiken heelhuids de bodem van de kloof, en het ijs op de Måna blijkt dik genoeg om overheen te kunnen lopen. Een voor een schuifelen ze naar de zuidelijke bergwand.
Voordat ze aan de klim beginnen, trekken de Noren Britse uniformen aan. Als ze gezien of gedood worden, zullen de Duitsers denken dat het om een Britse actie ging en blijft de burgerbevolking in het gebied hopelijk gespaard.
De commando’s zoeken ieder voor zich een weg omhoog langs de steile rotswand, waar ze goed moeten uitkijken voor spekgladde stenen.
Op 50 meter hoogte ontdekt Kasper Idland dat hij een levensgevaarlijke route heeft gekozen. Uiteindelijk kan hij geen kant meer op. Er zit te veel ruimte tussen de uitstekende rotsen waaraan hij zich op kan trekken.
Maar er is geen tijd meer om terug te gaan. Idland zet zijn linkerhand in een barst in de rotswand en slingert van links naar rechts tot hij kan overspringen naar een andere scheur aan de rechterkant.
Wonder boven wonder weet iedereen langs de gladde wand naar boven te klauteren, en als de commando’s zich boven over de rand hijsen, horen ze het gebrom van de waterkrachtcentrale in de verte.
Het geluid van de draaiende generatoren en het stromende water zwelt aan naarmate de Noren het gebouw naderen.

Vóór de oorlog maakte de installatie in Vemork zo’n 100 kilo zwaar water per jaar, maar de nazi’s schroefden de productie op tot 1,5 ton.
Elektrolyse maakt zwaar water
Haukelid gaat voorop. Hij blijft dicht bij de spoorlijn om mijnen te vermijden. De anderen volgen behoedzaam in zijn voetsporen.
500 meter van de traliepoort laat Rønneberg de groep halt houden. Hier kunnen de mannen de brug overzien. De twee Duitse bewakers worden rond middernacht afgelost.
‘We moeten nog een half uur wachten, zodat de nieuwe bewakers minder alert zijn,’ fluistert de leider om 23.57 uur na de wissel van de wacht.
Rønneberg wil zeker weten dat de bewakers zo slaperig zijn dat ze niks merken. Als zij alarm slaan, is alles voor niets geweest.
Vemork-saboteurs verrassen nachtwaker
Om 0.30 uur precies werpt Rønneberg een laatste blik op zijn mannen. Hij kijkt Kjelstrup recht in de ogen: ‘Arne, ga naar de poort en knip de ketting door. De rest van het dekkingsteam volgt je en verspreidt zich.’
Kjelstrup knipt de ketting geruisloos door en de mannen sluipen naar de afgesproken posities.
Haukelid en Poulsson kijken uit over een Duitse barak op het terrein van de centrale, waar zo’n 15 soldaten liggen te slapen.
Hiervandaan kunnen de twee ook volgen hoe het explosieteam op het hoofdgebouw van Vemork af sluipt.
‘Handen omhoog! Er overkomt je niets als je doet wat wij zeggen!’ Fredrik Kayser
Als het dekkingsteam paraat is, gaan Rønneberg, Kayser, Idland en Strømsheim op pad om een gat te knippen in het hek bij de poort.
Niemand in de fabriek ziet of hoort iets als Rønnebergs groepje naar het hoofdgebouw loopt.
De deur van de elektrolyseruimte van de zwaarwaterinstallatie zit op slot, maar professor Tronstad heeft Rønneberg verteld over een kabelschacht aan de andere kant van het gebouw.
Terwijl Idland en Strømsheim op zoek gaan naar een open deur, rennen Rønneberg en Kayser zachtjes naar de schacht.
‘Hier is ie,’ fluistert de commandant als hij een stalen ladder ziet die naar een klein gat in de muur leidt.
De schacht is 27 meter lang en is één grote wirwar van buizen en kabels. De Noren kunnen zich er maar net langs persen.
Maar het plan werkt, en korte tijd later staan de twee voor de deur van de ruimte waar de 18 cilinders voor zwaar water zich bevinden.
De saboteurs grijpen hun pistool en trekken de deur open. Verschrikt draait een man met grijs haar zich om. Hij draagt geen Duits uniform en is duidelijk een Noorse nachtwaker die de kostbare druppels moet beschermen.
‘Handen omhoog! Er overkomt je niets als je doet wat wij zeggen,’ beveelt Kayser. Hij deelt de geschrokken Noor mee dat ze Britse soldaten zijn.

Rønneberg en Kayser drongen de elektrolyseruimte binnen en plaatsten springstof op de 18 vaten met zwaar water.
Terwijl Kayser zijn pistool op de nachtwaker gericht houdt, haalt Rønneberg snel de springstof uit zijn rugzak.
Met vaste hand begint hij springladingen aan te brengen op de eerste cilinders met zwaar water. ‘Kijk uit, straks ontploft het nog!’ roept de bewaker.
‘Dat is precies de bedoeling,’ zegt Kayser droogjes.
Als Rønneberg bij de negende cilinder is, wordt het glas van een raam achter hen ingeslagen.
Hij en Kayser draaien zich razendsnel om met getrokken pistool en ontdekken op het laatste moment dat het Strømsheim en Idland zijn die zo naar binnen wilden omdat alle deuren op slot zaten.
Gelukkig zijn er geen Duitse bewakers gealarmeerd, en de saboteurs plaatsen snel de resterende springstof.
‘Oké, laten we de deur naar de binnenplaats openmaken,’ zegt Rønneberg tegen Kayser, die de Noorse gevangene beveelt de zware stalen deur te openen.
‘Ren de trappen op,’ zegt hij dan tegen de nachtwaker, die hij niet wil ombrengen.
De bewaker is echter druk naar zijn bril aan het zoeken. De Noren moeten hem eerst minutenlang helpen voordat hij eindelijk weggaat.
Als de commando’s klaar zijn om te vertrekken, strijkt Rønneberg een lucifer af en houdt hij de vlam tegen de lont. Dan rennen ze weg.
Als ze ruim 20 meter verderop zijn, horen ze doffe knallen achter zich.









Gewaagde missie slaagt tot in detail
Omdat de centrale van Vemork zo afgelegen lag, moesten de 10 Noorse commando’s steile rotswanden, ijsschotsen en vrieskou trotseren om de atoomplannen van de nazi’s te kunnen dwarsbomen.
Vemork lag beschermd als vesting
Door zijn ligging hoog op het bergplateau Hardangervidda in Zuid-Noorwegen was de fabriek in Vemork al voordat de Duitsers er patrouilleerden vrijwel onbereikbaar.
Noren verlaten hun hut
27 februari, 20.00 uur: De commando’s laten hun hut achter zich en trekken naar Vemork. Skiën is onmogelijk door een gierende sneeuwstorm, en na een half uur doen de mannen hun ski’s af en lopen ze verder door de sneeuw. ‘Het kwam tot ons middel,’ vertelde Rønneberg
IJsbrug over de rivier
27 februari, 22.00 uur: De Noren komen bij de diepe kloof. Als ze er via het noorden in zijn afgedaald, moeten ze de rivier de Måna over, die op een paar plaatsen een ijslaagje heeft. Heel behoedzaam schuifelen ze een voor een over het ijs in de hoop dat het hun gewicht kan dragen.
Omhoog langs de rotswand
27 februari, 22.10 uur: De zuidelijke wand van de kloof is steil, en door het ijs levensgevaarlijk. In het donker is het moeilijk houvast vinden, maar na een zenuwslopende tocht bereiken de mannen het spoor naar de centrale.
Saboteurs sluipen langs de spoorlijn
27 februari, 23.05 uur: De mannen lopen voorzichtig langs de rails, maar gelukkig hebben de Duitsers er geen mijnen gelegd. Wellicht dachten ze dat niemand via deze weg tot de waterkrachtcentrale zou kunnen doordringen.
Vier man dringen binnen
28 februari, 00.30 uur: Als ze bij het complex zijn, wachten de mannen het perfecte tijdstip af, waarna de actie begint. Vier saboteurs dringen de centrale binnen, terwijl de overige zes hen vanuit hun posities buiten dekking geven.
Springstoffen exploderen
28 februari, 1.15 uur: Alle toegangsdeuren zitten op slot, maar een smalle kabelschacht leidt naar de ruimte met zwaar water. De mannen houden een bewaker onder schot terwijl ze springstof aanbrengen op de 18 vaten. De Noren steken de lonten aan en maken zich uit de voeten.
Op de vlucht
28 februari, 1.16 uur: De waterkrachtcentrale maakt zo veel lawaai dat de Duitsers de explosie niet opmerken en de Noren weg kunnen komen. Pas als ze in de kloof zijn afgedaald, loeien de sirenes over het besneeuwde landschap.
Vemork-explosie wekt Duitse soldaat
Vanuit hun schuilplaats bij de barak kijken Poulsson en Haukelid elkaar verwonderd aan als ze de dreunen horen.
‘Was dat alles?’ vraagt Poulsson sceptisch.
De explosie werd overstemd door het lawaai van de fabriek, maar de klus is geklaard. Alle 18 cilinders zijn kapot, en er is meer dan een halve ton zwaar water in de afvoer van de centrale verdwenen.
Poulsson en Haukelid vergeten de explosie als de deur van de barak openzwaait en er een lichtstraal naar buiten komt.
Gewapend met een geweer stapt een Duitser het donker in, en al snel bevindt hij zich op nog geen 15 meter van de schuilplaats van de Noren.
‘Zal ik hem doodschieten?’ fluistert Poulsson met zijn wijsvinger om de trekker van zijn tommygun.
‘Nog niet. Wacht tot hij ons ziet,’ antwoordt Haukelid, die weet dat de kans op ontsnapping vrijwel verkeken is als ze nu het vuur openen.

Claus Helbergs Thompson-machinepistool van Operatie Gunnerside. Op de kolf zijn nog sporen van witte camouflageverf te zien.
Gelukkig maakt de soldaat rechtsomkeert en gaat hij de warme barak weer in. Er klinken wel vaker harde geluiden en knalletjes vanuit de centrale, en hij zal hebben geconcludeerd dat er niets aan de hand is.
Poulsson en Haukelid rennen naar het verzamelpunt, waar de anderen al staan. ‘De Duitsers lijken nog geen idee te hebben wat er is gebeurd,’ zegt Haukelid tegen de anderen, waarna ze zich uit de voeten maken in de richting van de kloof.
Helberg laat opnieuw zien wat hij waard is en vindt een veilige route omlaag, zonder al te veel gevaren. Het ijs over de rivier heeft de eerste oversteek van de saboteurs niet overleefd.
De Noren springen van schots naar schots als ze plotseling de sirene van de centrale horen loeien. De Duitsers hebben de sabotage ontdekt.
‘Toen de sirene van het complex afging, was het net alsof het schrille geluid ons over de rivier joeg,’ vertelde Poulsson later.
De commando’s hebben nu profijt van de hachelijke route die ze hebben gekozen. Ze klauteren omhoog langs de rotswand aan de noordkant zonder beschenen te worden door de zoeklichten van de Duitsers.
Die gaan ervan uit dat de saboteurs zich nog in de fabriek bevinden, want niemand is de hangbrug gepasseerd, de enige route naar buiten.
Als de Noren de noordkant van de kloof hebben bereikt, zijn de nazi’s hun eindelijk op het spoor.
Ze zien de lichtbundels van zaklantaarns langs de spoorlijn dansen. Nu moeten ze maken dat ze wegkomen.
Onherbergzaam terrein redt saboteurs
In hun witte camouflagepakken voelen de commando’s zich enigszins beschermd als ze zo snel als ze kunnen op hun hut op de Hardangervidda af gaan.
Af en toe komen ze vlak langs een weg, en als de koplampen van een voertuig opdoemen, moeten ze zich in de berm laten vallen en op hoop van zegen in elkaar kruipen.
‘Duitse auto’s en vrachtwagens raasden met hoge snelheid voorbij. De nazi’s hadden zo veel haast om in Vemork te komen dat ze niet naar links of naar rechts keken,’ vertelde Poulsson na de oorlog.
Ruim na twee uur ’s nachts komen de commando’s eindelijk aan bij het smalle paadje dat naar de Hardangervidda leidt.
Ze weten dat de Duitsers hen hier voorlopig niet zullen volgen en zigzaggen een paar uur lang door de diepe sneeuw op het pad.

Churchill wilde per se dat het laatste restje zwaar water dat de Duitsers hadden, werd vernietigd, ook als daarbij burgerdoden vielen, zoals op de Noorse pont.
Het laatste zware water zonk naar de bodem
Sneller dan de Britten hadden gedacht werd de installatie in Vemork gerepareerd. Daarom moest SOE-agent Knut Haukelid in de winter van 1944 nog een gewaagde missie uitvoeren.
De Noorse sabotageactie in Vemork was een klap voor het Duitse kernonderzoek, maar de Duitsers sloegen meteen aan het herbouwen, en twee maanden later draaide de zwaarwaterfabriek weer op volle toeren.
Hierop probeerden de Britten het met een luchtaanval, maar het complex was een soort bunker en bovendien moeilijk te raken.
Toch kozen de Duitsers er in januari 1944 om veiligheidsredenen voor om de fabriek en de voorraad zwaar water naar Duitsland te verplaatsen. Maar de SOE had andere plannen.
De organisatie vroeg Knut Haukelid, lid van de sabotageploeg uit 1943, opnieuw om zijn leven in de waagschaal te stellen.
Op 19 februari slopen hij en Rolf Sørlie ’s avonds laat aan boord van het veer SF Hydro, terwijl de bemanning zat te kaarten.
De volgende dag zou de pont 39 vaten zwaar water over het meer Tinnsjøen vervoeren om ze op de trein te kunnen zetten. Haukelid en Sørlie plaatsten een bom met een paar wekkers.
Die moest het vaartuig tot zinken brengen als het zich midden op het 400 meter diepe meer bevond. Die ochtend schalde er een luide knal over Tinnsjøen, en 500 kilo zwaar water zonk met de pont naar de bodem.
Vier Duitsers en 14 Noren kwamen om, maar Duitsland had de wedloop om de atoombom daarmee verloren. Kurt Diebner, hoofd atoomonderzoek, wist dat de sabotage grote gevolgen had.
‘De uitschakeling van de zwaarwaterproductie in Noorwegen is een van de belangrijkste oorzaken dat Duitsland nooit een atoombom maakte,’ zei hij na de oorlog.
Aan het eind van de ochtend komen de saboteurs bij een klein hutje dat goed verborgen in het berglandschap ligt. Daar zijn ze veilig, want de Duitsers in Rjukan zijn er niet op getraind en toegerust om zich in dit onherbergzame gebied te begeven.
Met zijn laatste krachten maakt een van de Noren vuur, en een ander vindt een bodempje whisky in een fles, die hij rond laat gaan.
De saboteurs krijgen de fles nauwelijks omhoog en vallen bijna om van vermoeidheid. Ze hebben het onmogelijke gepresteerd.
In de dagen daarna zetten de Duitsers een klopjacht op touw. Naar verluidt zitten er 2000 Britten in de bergen, en de Duitsers sturen er 3000 man op af.
De saboteurs blijven de nazi’s steeds een stapje voor en verblijven in verschillende hutten, terwijl een sneeuwstorm de Duitse zoektocht bemoeilijkt.
Op 4 maart is het tijd om afscheid te nemen. De helft zet koers naar Zweden, de andere helft gaat los van elkaar Noorwegen in.

Hollywood stortte zich in 1965 op het verhaal. Kirk Douglas speelde de hoofdrol als de verzonnen dr. Rolf Pedersen.
Bij de meesten gaat het van een leien dakje, maar Helberg komt op 25 maart aan bij een hut waarvan de Duitsers weten dat de saboteurs er hebben gezeten.
De Noor ruikt onraad en springt weer op zijn ski’s, en twee Duitsers zetten de achtervolging in. Eentje moet na een tijdje afhaken, maar de tweede houdt vol.
Helberg verandert van richting zodat hij de zon in zijn gezicht heeft en draait zich dan snel met getrokken pistool om.
De Duitser heeft zijn pistool ook paraat, maar schiet niet raak, en met een paar welgemikte schoten rekent Helberg met hem af.
De bevelhebber van de Wehrmacht in Noorwegen, Nikolaus von Falkenhorst, kan slechts bewondering hebben voor de actie van de saboteurs.
‘Het is de grootste prestatie die ik in deze oorlog heb gezien,’ zegt hij, en hij noemt de Noorse commando’s ‘Britse bandieten’.