De kruisboog was het eerste in de hand gehouden schietwapen waar geen training voor nodig was.
Wie met een gewone boog wilde schieten, moest sterk zijn en jaren oefenen, maar bij een kruisboog was het een kwestie van laden, richten en vuren.
Het ingebouwde mechanisme deed de rest en schoot een bout met een grote kracht weg.
Aan het eind van de middeleeuwen kon een kruisboog een harnas doorboren op zo’n 200 meter afstand.
Uit moderne experimenten met gereconstrueerde middeleeuwse kruisbogen blijkt dat het wapen een gemiddeld bereik van 350 tot 400 meter had.
Toch werd de kruisboog in zijn hoogtijdagen vaak beschouwd als een eerloos wapen voor stumperds.
Vooral edelen dachten er zo over, want met een kruisboog kon een ongeoefende boer een ridder of boogschutter die jarenlang had getraind doodschieten.