Vier peertjes laten branden. Daar was de eerste kernreactor, de Amerikaanse EBR I, net goed genoeg voor. Voor het eerst was het gelukt om elektriciteit te halen uit kernenergie.
In het begin werd er relatief weinig stroom opgewekt, maar al snel konden de onderzoekers zo veel elektriciteit produceren dat ze de hele energiecentrale in een woestijn bij Idaho in de VS ermee konden voorzien.
Het idee om stroom te halen uit een kernreactie kwam op in 1932, toen de natuurkundige Ernest Rutherford ontdekte dat er enorm veel energie vrijkomt je als lithiumatomen splitst.
Volgens de vooraanstaande natuurkundigen Albert Einstein en Niels Bohr was het nog maar de vraag of zulke hevige krachten gecontroleerd konden worden ingezet voor bijvoorbeeld stroomopwekking. Toch werkte een leger natuurkundigen in de jaren 1930 aan het temmen van kernenergie.
Een van hen was de Duitser Otto Hahn, die in 1938 ontdekte dat uraniumsplijting energie vrijgeeft op een schaal die miljoenen malen groter is dan traditionele verbranding. In de VS leidde de ontdekking tot de bouw van een reeks kernreactors die voornamelijk plutonium produceerden voor het Amerikaanse kernwapenprogramma.
De Russen hadden als eerste kernenergie voor het volk
Na de Tweede Wereldoorlog focusten onderzoekers in voornamelijk de VS, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie op kernenergie voor vreedzame doeleinden.
Dwight D. Eisenhower, president van de VS, benadrukte in een beroemde toespraak voor de algemene vergadering van de VN dat er behoefte was aan kernenergie met een ‘vreedzaam’ doel – zoals stroom.
Hoewel EBR I in 1951 de doorbraak had, openden de Russen als eerste een kerncentrale voor openbare stroomvoorziening. Dat was in 1954, toen de kerncentrale van Obninsk energie ging opwekken voor de gelijknamige stad.