In de beginjaren van de auto stond het niet vast dat de benzinemotor de toekomst had. Rond 1900 reden er volop elektrische auto’s rond in Europa en de VS.
Elektrische voertuigen, met name gemaakt door Porsche in Oostenrijk en Detroit Electric in de VS, waren veel comfortabeler dan de lawaaiige, stinkende auto’s op benzine.
Zelfs vrouwen zouden in een elektrische auto kunnen rijden, zo werd gezegd.
Maar juist het beeld van een dameswagen schrok mannelijke klanten af, en fabrikanten monteerden bijvoorbeeld overbodige radiateurs om hun wagens op benzineauto’s te laten lijken.
In de stad was het niet erg dat de snelheid laag lag en de accu snel leeg was, maar toen de auto in de jaren 1920 ook het platteland veroverde, verdween de elektromotor.
Daarom won benzine
Toen de landwegen beter werden, kon de auto de stad uit en werd een groot bereik belangrijk.
Daarnaast bouwde Ford alleen goedkope auto’s op benzine, en maakten elektrische starters de zware slinger overbodig.
Vanaf 1930 waren auto’s op stroom zeldzaam.