De eerste archeologische bewijzen van een slotsysteem zijn 4000 jaar oud en stammen uit Assyrië. Het waren mechanische sloten met sleutels van hout.
Een aantal stiften, verschillend in lengte, viel in geboorde stiftgaten, en alleen een sleutel met de juiste nokken kon ze weer omhoog duwen. De sloten waren houten blokken, 30 tot 60 cm lang.
In 1861 nam de Amerikaan Linus Yale octrooi op een cilinderslot met platte sleutel van metaal, zoals we nu nog kennen. Yales slot bouwde voort op hetzelfde principe als de houten sloten uit de oudheid.
Het mechanische slot werd voorafgegaan door touwen die zo moeilijk vastgeknoopt waren dat alleen vingervlugge dieven met veel tijd ze los konden maken.
In de sage van Alexander de Grote en de gordiaanse knoop is wellicht sprake van zo’n slot. Toen Alexander het niet los kreeg, hakte hij de ‘knoop’ uit woede met zijn zwaard doormidden.