Edison tilde een arme weduwe – en 3 andere uitvinders die stalen
Galileo, Graham Bell en Edison staan te boek als enkele van de knapste koppen aller tijden – maar hun grootste uitvindingen 'leenden' ze van anderen.

Thomas Edison kreeg de credits voor de uitvinding van de gloeilamp. Maar in werkelijkheid kocht hij het patent van een arme weduwe.
1. Galilei keek af bij brillenmaker
De Italiaanse astronoom en wiskundige Galileo Galilei staat bekend als de vader van de telescoop. Maar eigenlijk hoort die eer de Nederlandse brillenmaker Hans Lippershey ten deel te vallen. In 1608 vroeg hij patent aan op zijn nieuwste vinding: een primitieve telescoop die drie keer kon vergroten.
De patentaanvraag lekte uit, en vooraanstaande astronomen kregen hem onder ogen. Sommigen van hen begonnen – op basis van het werk van Lippershey – zelf een telescoop te bouwen. Zo ook Galilei, die een jaar later zijn eigen instrument presenteerde.
Het patent van Lippershey werd afgewezen omdat veel andere astronomen ook zeiden een telescoop te hebben gebouwd.
2. Alexander Fleming was 32 jaar te laat
In 1945 kreeg de Britse arts Alexander Fleming de Nobelprijs voor de Geneeskunde voor de ontdekking van penicilline. Maar die eer had eigenlijk naar de Fransman Ernest Duchesne moeten gaan, die al in 1897 ontdekte dat bepaalde schimmels bacteriën doden.
Duchesne gebruikte zijn vinding onder meer om cavia's van tyfus te genezen, maar hij nam er nooit patent op. Toen hij tien jaar later overleed, raakte zijn revolutionaire ontdekking in de vergetelheid.
32 jaar later deed Fleming dezelfde ontdekking, maar hij zag het praktische nut van penicilline niet meteen in. Pas toen andere wetenschappers de wonderbaarlijke werking ervan doorzagen en het medicijn in massaproductie namen, kwam Fleming weer in actie.