Chemisch ingenieur Thomas Midgley jr. voelt zich niet op zijn gemak als hij op 30 oktober 1924 een horde journalisten te woord moet staan. Zijn vertrouwde omgeving is het laboratorium, maar vandaag moet de houterige Amerikaanse wetenschapper vertellen over zijn nieuwste uitvinding: loodhoudende benzine.
Midgley is het brein achter deze baanbrekende brandstof, die benzinemotoren stabiliseert. Eerder die maand zijn er echter enkele arbeiders omgekomen bij de productie van loodhoudende benzine.
De werkgever van de ingenieur, General Motors, en de zakelijk partner van de autobouwer, Standard Oil, hebben veel kritiek over zich heen gekregen. Daarom hebben ze een show op poten gezet in het hoofdkwartier van Standard Oil aan de beroemde Broadway in New York. Ze willen alle geruchten dat het gevaarlijk is om lood aan benzine toe te voegen, in de kiem smoren.
‘Dit is volkomen veilig,’ zegt Midgley, terwijl hij tetra-ethyllood over zijn handen giet.
‘Ik zou dit elke dag kunnen doen zonder enige gezondheidsschade op te lopen.’ Thomas Midgley jr. over het inademen van tetra-ethyllood
De vloeistof is het product dat General Motors en Standard Oil aan hun zogeheten ethylbenzine toevoegen.
De ingenieur veegt achteloos zijn besmeurde handen af aan een handdoek, waarna hij aan de volgende demonstratie begint. Hij pakt een glas met de giftige vloeistof en houdt die onder zijn neus, terwijl een klok de seconden aangeeft. Pas na een minuut zet hij het glas weg en zegt hij:
‘Ik zou dit elke dag kunnen doen zonder enige gezondheidsschade op te lopen.’
Midgley en zijn opdrachtgevers in de auto- en olie-industrie weten echter donders goed hoe gevaarlijk het is om lood aan benzine toe te voegen. Maar dat kan ze niets schelen: ze kunnen een vermogen verdienen aan hun product, dat ruim een halve eeuw lang het milieu zal verpesten, het IQ van kinderen zal verlagen en nietsvermoedende mensen zal doden.

Midgley was de echte Willie Wortel: hij ontwikkelde o.a. een honkbal die beter roteerde in de lucht.
Midgley was een echte Willie Wortel
Als een echte Willie Wortel probeerde Thomas Midgley elk probleem dat hij tegenkwam – groot of klein – op te lossen met een uitvinding.
Thomas Midgley jr. werd geboren in een familie van uitvinders. Zijn vindingrijke vader had patent op enkele verbeteringen van autobanden. Al vanaf zijn jonge jaren dacht Thomas dan ook in oplossingen wanneer hij een probleem tegenkwam.
Op het gymnasium bedacht Thomas Midgley jr. zijn eerste uitvinding. Hij construeerde een nieuwe honkbal, die beter in de lucht roteerde omdat hij was ingesmeerd met iepenschors. Deze bal werd populair bij honkbalpitchers, die hem makkelijker effect konden meegeven, waardoor hij moeilijker te raken was.
Omdat Midgley al van kinds af aan dol was op mechanica, lag een studie werktuigbouwkunde aan Cornell University in New York voor de hand. Na zijn afstuderen ging hij aan de slag bij de ontwikkelingsafdeling van het bandenbedrijf van zijn vader, de Midgley Tire & Rubber Company.
Midgley verdiende zijn brood met zijn goede ideeën, en hij nam patent op meer dan 100 vindingen. Helaas waren enkele daarvan vooral een plaag voor de hele wereldbevolking.
Midgley zoekt naar de perfecte benzine
Als Thomas Midgley jr. in 1889 ter wereld komt in Beaver Falls, Pennsylvania, staat de auto-industrie nog in de kinderschoenen. Terwijl Midgley opgroeit, beginnen voertuigen op benzine langzaam het Amerikaanse straatbeeld te veroveren.
Dat komt vooral omdat er begin 20e eeuw olie wordt gevonden in Texas. Voor benzine is ruwe olie nodig, en dankzij de vondst wordt de productie makkelijker en goedkoper. In 1908 komt Henry Ford met zijn goedkope benzineauto, de T-Ford.
De Amerikanen omarmen de auto – zo ook Midgley, die bijna is geboren met benzine in zijn bloed, want zijn vader heeft een bandenbedrijf.
Als hij zijn opleiding tot werktuigbouwkundige heeft afgerond, gaat hij aan de slag in het bedrijf van zijn vader, tot Charles Kettering, hoofd ontwikkeling van General Motors, de 27-jarige Midgley in 1916 in dienst neemt.
Kettering heeft de autobranche al opgeschud met de uitvinding van de startmotor: de kleine elektromotor die de benzinemotor op gang brengt. Tot vreugde van de automobilisten is de lastige start met een zwengel daardoor overbodig geworden, en dankzij de motor met hoge compressie gaat hun auto nu ook sneller.
De autobouwers hebben echter nog één probleem: de motoren kloppen. Hun klanten kampen met auto’s die lawaai maken en trillen, waardoor de prestaties achteruitgaan.
‘Stelt u zich eens voor hoeveel geld we zullen verdienen aan dit project.’ Thomas Midgley jr. in een brief aan zijn baas
De autofabrikanten weten dat dat komt door een onregelmatige verbranding, en de ingenieurs van Kettering zijn erachter dat het waarschijnlijk aan de benzine ligt. Dat bevestigt de nieuwe medewerker Midgley, die het geklop een halt toeroept door jodium toe te voegen aan de benzine van een testmotor.
Maar omdat jodium bijtend en nogal aan de prijs is, is het element niet het wondermiddel dat de autoproducenten zoeken.
Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat test Midgley allerlei stofjes die het zogeheten octaangetal van de benzine opschroeven, waardoor motoren rustiger draaien. Hij giet gesmolten boter in de benzine en probeert het met kamfer en aluminiumchloride, ingrediënten van deodorant. Vergeefs.
De enige stof die het gewenste effect heeft, is ethanol, een vorm van alcohol. Maar die wordt gemaakt door druiven of aardappelen te laten gisten en vervolgens te destilleren, en dat vinden de olie-industrie en General Motors te veel gedoe.
Als ze ethanol gebruiken, moeten ze 10 tot 20 procent van de winst afstaan aan boeren. Dat is niet de bedoeling. Midgley moet iets beters bedenken.
Nieuw product lost probleem op
9 december 1921 is een fantastische dag voor Midgley en zijn werkgever. De ingenieur mengt de stof tetra-ethyllood met benzine en giet het testmengsel in een motor in het laboratorium in Dayton, Ohio. De motor draait als een zonnetje, en het geknal dat al jarenlang uit Midgleys werkruimte komt, blijft voor de verandering uit.
Kettering en de andere directeuren zijn in hun nopjes met de ontdekking van Midgley, die hij zelf toeschrijft aan ‘geluk, geloof en een vleugje wetenschap.’
Er zit echter een addertje onder het gras: tetra-ethyllood is een loodverbinding en een giftige stof. Al in het oude Rome wisten de geleerden dat lood een giftig metaal is, en tijdens de industrialisatie was loodvergiftiging aan de orde van de dag in de fabrieken.
Mensen kunnen niet tegen lood
Het giftige metaal lood tast onder meer het bloed, de nieren, het zenuwstelsel en de hersenen aan. De symptomen variëren van buikpijn en kramp tot hersenletsel en de dood.

Longen houden lood vast
Het binnenkrijgen van lood die in de lucht zit, bijvoorbeeld uit loodhoudende benzine, vormt het grootste risico op loodvergiftiging bij volwassenen: de longen nemen een groter deel van ingeademde looddeeltjes op dan andere organen.

Maag neemt lood op
Lood kan ook via de voeding het lichaam binnendringen en wordt opgenomen door de maag en de darmen. Zo’n 5 procent van het lood uit voedsel hoopt zich op in het lichaam; de overige 95 procent wordt uitgescheiden.

Lood gaat door de huid
De huid houdt gelukkig veel chemicaliën buiten de deur, maar dat geldt niet voor tetra-ethyllood. Vooral mensen die in het dagelijks leven aan de stof worden blootgesteld, zijn volgens experts echter kwetsbaar.
Als de Duitse scheikundige Carl Jacob Löwig in 1853 voor het eerst de kleurloze vloeistof tetra-ethyllood maakt, ontdekt hij al snel dat die extra giftig is. De dampen geven ademhalingsproblemen en kunnen leiden tot hallucinaties, kramp en zelfs de verstikkingsdood.
Midgley weet er alles van, want na een jaar werken met lood ondervindt hij de gevolgen aan den lijve.
‘Ik voel dat mijn longen aangetast zijn en dat ik mijn werk moet neerleggen om heel veel frisse lucht binnen te krijgen,’ stelt hij in januari 1923 vast, waarna hij zijn werkzaamheden een maand onderbreekt.
Lood is een geschenk van God
De gezondheidsschade die lood veroorzaakt, wordt besproken binnen General Motors, maar Midgley beweert – ondanks zijn eigen ervaringen – dat ‘de gemiddelde straat vermoedelijk zo arm aan lood zal zijn dat de uitstoot niet te meten is’.
De giftigheid van de stof mag dus geen roet in het eten gooien, want er valt een fortuin te verdienen voor de uitvinder en zijn opdrachtgevers.
‘Stelt u zich eens voor hoeveel geld we aan dit product zullen verdienen,’ schrijft Midgley in maart 1923 aan Kettering. Dan hebben de ingenieur en General Motors hun patent op ethylbenzine al in huis.

In reclamefilmpjes liet de benzine-industrie zien hoe loodhoudende ethylbenzine het irritante geklop van automotoren een halt toeriep.
Een paar maanden later zetten General Motors en oliemaatschappij Standard Oil een samenwerking op: via het bedrijf Ethyl Corporation gaan ze tetra-ethyllood produceren. Zo strijken ze samen de winst op de giftige loodbenzine op. Frank Howard, hoofd ontwikkeling van Standard Oil, spreekt in lovende bewoordingen over de nieuwe benzine en noemt die zelfs ‘een geschenk van God’.
De gezondheidsautoriteiten hebben daar echter hun bedenkingen bij. Ze trekken bij de Ethyl Corporation aan de bel, en die antwoordt dat het bedrijf een uitgebreid onderzoek naar de gezondheidsgevolgen van zijn product zal laten uitvoeren.
In september 1923 vraagt de Ethyl Corporation de experts van het Amerikaanse ministerie van Mijnbouw om hun oordeel over de loodhoudende benzine. De ambtenaren van het ministerie staan er echter om bekend veel door de vingers te zien om het bedrijfsleven de ruimte te geven.
Fabrieksarbeiders worden ziek
Terwijl de Ethyl Corporation de conclusie van het onderzoek afwacht, draaien de fabrieken van het bedrijf al op volle toeren.
In de eerste fabriek, die in de herfst van 1923 zijn deuren opent in Deepwater, New Jersey, dragen de werknemers geen beschermende kleding terwijl ze tetra-ethyllood maken. Al binnen 30 dagen vallen de eerste doden door loodvergiftiging: hun zenuwstelsel en nieren raken onherstelbaar beschadigd.
De sterfgevallen worden in de doofpot gestopt, en al snel rijden de tankwagens af en aan naar benzinestations met de klopvrije brandstof.
In de lente van 1924 gaat het opnieuw mis: twee medewerkers van een fabriek in Dayton, Ohio overlijden. Veel van de overige arbeiders kampen met hallucinaties en gedragsveranderingen. Ze zeggen vlinders en andere ingebeelde dieren over de muren te zien kruipen.
Het lood tast hun hersenen aan, en het aantal slachtoffers neemt in de tweede helft van 1924 zo sterk toe dat de pers niet meer om de vele merkwaardige gevallen in de tetra-ethylloodfabrieken heen kan.
Er zit lood in van alles en nog wat
Al duizenden jaren wordt lood gebruikt alsof het de normaalste zaak van de wereld is. De Romeinen werden vergiftigd als ze wijn dronken, net als kinderen als ze aan hun favoriete speeltje likten.

Dodelijke kater
Omdat de Romeinen niet van zure wijn hielden, voegden ze er een witte zoetstof aan toe: helaas voor hen was dat loodacetaat. De wijn werd er heerlijk van, maar de kater bestond uit loodvergiftiging.

Loden waterleidingen
Daarnaast maakten de Romeinen hun waterleidingen van lood, en die fout is later nog vele malen herhaald. Vanaf 1960 worden bij ons geen loden waterleidingen meer gelegd, maar ze liggen nog wel her en der.

Verf werd slijtvast
Tot aan de jaren 1970 werd aan verf lood toegevoegd om hem sterker te maken. Daarom moeten bouwvakkers en klussers goed uitkijken als ze te maken hebben met oude verf.

Blikjes vervuilden het voedsel
Het conservenblik brak door in de Eerste Wereldoorlog, toen de veldrantsoenen erin werden vervoerd, en het veroverde de wereld. Tot 1991 werden de blikjes verzegeld met een legering van tin en lood.

Speelgoed was giftig
In de jaren 1970 en 1980 werd lood verwerkt in speelgoed als Barbiepoppen. Het metaal zat in de kleurstoffen en het plastic, en helaas stoppen kinderen hun speeltjes graag in hun mond.

Kristal is een loodbom
Bewaar nooit een goede whisky in een karaf van kristal. Kristalglas bevat lood, waardoor het licht makkelijker breekt en je een fonkelend effect krijgt. Maar het lood wordt langzaam in de drank opgenomen.
The New York Times schrijft in oktober over meerdere vergiftigde medewerkers, die krankzinnig zijn geworden door hun werk op de ethylafdeling van de Bayway-raffinaderijen in New York en New Jersey. Een van hen is William McSweeney, die zich op een donderdag na het werk niet lekker voelt. De dag erop gaat het helemaal mis.
‘De volgende ochtend vroeg belde zijn schoonzus de politie om te melden dat hij zich raar gedroeg. De agent die naar het adres van McSweeney werd gestuurd om poolshoogte te nemen, moest er drie collega’s bij halen om hem te overmeesteren en naar het Alexian-ziekenhuis te brengen, waar hem een dwangbuis werd aangetrokken,’ meldt de krant. Het artikel maakt ook gewag van Walter Dymock, die met gelijksoortige symptomen ‘midden in de nacht opstond en uit het raam van zijn slaapkamer op de tweede verdieping stapte’.
Dymock overleeft de val en belandt in het ziekenhuis.
Ernest Oelgert heeft minder geluk. Op vrijdag 24 oktober wordt hij zo paranoïde dat hij doodsbang door de fabriek rent. ‘Drie man vallen me aan,’ roept hij, en hij slaat op de vlucht. Twee dagen later sterft hij.
‘Deze mannen zijn vermoedelijk krankzinnig geworden omdat ze te hard werkten,’ verklaart een directeur van de Bayway-raffinaderij in New Jersey als The New York Times hem om commentaar vraagt.
Branche verdedigt ‘gekkenbenzine’
Alleen al in Bayway overlijden vijf medewerkers. 35 anderen krijgen te maken met buikkrampen, verlammingen en andere symptomen van loodvergiftiging. Alles wijst erop dat de sterfgevallen en aandoeningen veroorzaakt worden door de ‘gekkenbenzine’, zoals de arbeiders en de pers de uitvinding van Midgley zijn gaan noemen.
De verhalen wekken veel opschudding in het land, vooral wanneer het tot de Amerikanen doordringt dat deze giftige stof in hun brandstof zit.
Op 30 oktober 1924 nodigen General Motors en Standard Oil de pers uit voor de bijeenkomst op Broadway, waar Midgley tetra-ethyllood over zijn handen giet.
Tijdens de opvoering, die een uur duurt, beweert de gezondheidsconsulent van Standard Oil, William Gilman Thompson, dat alle problemen te wijten zijn aan ‘onvoorziene ongelukken’ als gevolg van ‘het plotseling ontsnappen van dampen uit grote destilleervaten’.
‘U zegt dat het gevaarlijk is. Wij zeggen dat dat niet zo is. Bewijs het tegendeel maar.’ Reactie van de branche op onderzoekers die loodbenzine bekritiseren
Thompson ontkent in alle toonaarden dat loodhoudende benzine gevaarlijk is:
‘Hoewel het mengsel lood bevat, lijken deze acute symptomen in niets op de chronische loodvergiftiging die je bijvoorbeeld bij schilders ziet. Het is sterk misleidend om het product neer te zetten als ‘gekkenbenzine.’
Al doen Midgley en Thompson nog zo hun best de natie gerust te stellen, New York, Philadelphia en andere steden verbieden loodhoudende benzine. Maar de auto- en olieproducenten geven niet op. Daarvoor staat er te veel winst op het spel.
Ministerie redt giftige benzine
Terwijl het publiek en de overheid zich op meerdere plaatsen tegen de loodbenzine hebben gekeerd, is het ministerie van Mijnbouw in november 1924 klaar met het onderzoek dat een jaar eerder is begonnen. Voor General Motors en Standard Oil is de conclusie een geschenk uit de hemel.
Het rapport, dat gebaseerd is op een klein aantal dierproeven, bagatelliseert het gevaar van loodhoudende benzine. De producenten krijgen eindelijk weer eens een gunstig artikel in The New York Times.
‘Ethylbenzine vormt geen gevaar voor de mens, stelt het ministerie van Mijnbouw vast na langdurige experimenten met uitlaatgassen. Meer sterfgevallen zijn onwaarschijnlijk,’ aldus de krant.
Een aantal experts is het oneens met de conclusie van het onderzoek. Fysioloog Yandell Henderson verwijt het ministerie dat het zich voor het karretje van de industrie heeft laten spannen, en de Yale-professor ziet de toekomst somber in nu de giftige benzine ruim baan heeft.
‘Dit is vermoedelijk de grootste publieke gezondheidskwestie aller tijden in de Verenigde Staten. Wellicht, als de loodhoudende benzine snel genoeg zo veel doden veroorzaakt dat de bevolking het merkt, zal het Congres het noodzakelijke verbod invoeren,’ aldus de hoogleraar.
Henderson en andere gezondheidsexperts voorspellen correct dat de uitlaatgassen van ethylbenzine de lucht op straat zodanig zullen vervuilen dat inwoners van gebieden met veel verkeer vergiftigd kunnen raken.

Ironisch genoeg werd de levensgevaarlijke loodbenzine aangeprezen als de ‘slimme’ en ‘veilige’ keuze voor de automobilist.
Eenduidige bewijzen ontbreken echter, waardoor de auto- en olie-industrie de critici het zwijgen op kan leggen.
‘U zegt dat het gevaarlijk is. Wij zeggen dat dat niet zo is. Bewijs het tegendeel maar,’ schamperen General Motors en Standard Oil telkens weer. Ze zijn verheugd als de ene na de andere stad het verbod opheft.
Kritische geluiden als dat van Henderson worden overstemd door de lawaaiige reclame van de industrie voor de nieuwe wonderbenzine: ‘Een hogere snelheid, meer vermogen bergopwaarts, sneller optrekken en nooit meer geklop,’ beloven ze hun klanten.
‘Ethylbenzine maakt het mogelijk. Rijd met ethyl in een motor met hoge compressie en je weet niet wat je meemaakt,’ jubelt een advertentie in National Geographic.
De bevolking is het gevaar van lood snel vergeten als het vervelende geklop van automotoren inderdaad verleden tijd blijkt, en in de zomer van 1925 is er al 1,2 miljard liter van Midgleys loodhoudende benzine verkocht. Begin jaren 1930 rijdt 90 procent van alle auto’s in de VS op het giftige goedje.

De reclamemakers deden een klemmend beroep op de Amerikanen toen loodhoudende benzine in de Tweede Wereldoorlog op de bon ging: ‘Benzine drijft de oorlog aan – verspil geen druppel.’
Het product is zo’n doorslaand succes dat de hoogste Amerikaanse gezondheidsambtenaar, Hugh S. Cumming, de Ethyl Corporation helpt de benzine naar Europa te brengen. Cumming verzekert de Europeanen ervan dat loodbenzine geen kwaad kan.
Jaar in, jaar uit gaat de autoverkoop door het dak, en al dat lood vergiftigt de aarde langzaam. Maar pas in de jaren 1960 krijgt loodhoudende benzine weer kritiek.
Lood maakt kinderen dom
Tientallen jaren lang denken gewone mensen er niet over na dat de uitlaatgassen van hun auto lood bevatten. Daar komt echter zo zoetjesaan verandering in als de wetenschapper Clair Patterson in de tweede helft van de jaren 1960 de verontreiniging bewijst.
Eigenlijk probeert de Amerikaanse geochemicus de ouderdom van de aarde te bepalen aan de hand van loodisotopen, maar daarbij ontdekt hij dat zijn lab vervuild is met lood.
Met boorkernen uit Groenland kan hij de concentratie van het metaal in de atmosfeer in de loop der tijd in kaart brengen, en Patterson komt erachter dat de loodvervuiling na de Tweede Wereldoorlog sterk is toegenomen. Dat valt samen met een sterke stijging van het aantal voertuigen op loodhoudende benzine.
Patterson toont onomstotelijk aan dat Midgleys brandstof miljoenen tonnen lood per jaar in het milieu achterlaat. En de stof blijft niet in de steden, maar verspreidt zich met de wind naar de landbouwgebieden, waardoor het loodgehalte in het voedsel is toegenomen.

Na de Tweede Wereldoorlog explodeerde het aantal auto’s, en de meeste tankten loodhoudende benzine. De Ethyl Corporation verkocht licenties aan alle oliemaatschappijen.
De druk op de oliemaatschappijen neemt toe. In de jaren 1970 toont de Amerikaanse onderzoeker Herbert Needleman aan dat de hoge loodconcentraties in de lucht jarenlang de intelligentie van kinderen hebben aangetast, al hadden ze nooit de kenmerkende symptomen van vergiftiging.
De hoogleraar onderzocht bij duizenden kinderen het melkgebit, waar het lood in achterblijft, en voerde IQ-tests uit. Kinderen met veel lood in hun lichaam bleken zich slechter te kunnen concentreren en een lager IQ te hebben (gemiddeld zes punten) dan ‘loodvrije’ leeftijdgenoten.
‘5 procent van de kinderen in mijn onderzoek kregen niet de kans om bijzonder intelligent te worden vanwege blootstelling aan lood. In totaal hadden zo’n 875.000 Amerikaanse kinderen zeer pienter kunnen zijn,’ concludeert Needleman.
De gegevens liegen er niet om. Lood kan mensen dus niet alleen kramp en hallucinaties bezorgen, maar de mensheid kan zelfs dommer worden door de onzichtbare gifstof. De benzinebranche doet er alles aan om twijfel te zaaien rond het onderzoek van Needleman, maar het tijdperk van de loodhoudende brandstof loopt op zijn eind.
Benzine wordt loodvrij
Na de planeet meer dan 50 jaar vergiftigd te hebben, zijn de oliemaatschappijen in de jaren 1970 zo’n beetje door hun argumenten heen om lood aan benzine te blijven toevoegen.
De experts en het publiek eisen schonere lucht, wat tot de ontwikkeling van katalysators leidt om de uitlaatgassen te zuiveren. En omdat een katalysator niet werkt met loodhoudende benzine, zal de industrie zich moeten aanpassen.
Het uitfaseren van de giftige brandstof van Midgley gaat echter tergend langzaam omdat de wetgever niet meewerkt. Pas in 1986 wordt loodhoudende benzine verboden in de VS, en de gevolgen voor de volksgezondheid zijn meteen merkbaar.
Tussen 1976 en 2016 daalt het loodgehalte in de Amerikaanse bevolking met 93,8 procent. Wanneer Algerije in 2021 als hekkensluiter een verbod invoert, is loodbenzine nergens meer toegestaan.
Hoeveel doden en gevallen van ziekte de uitvinding van Midgley heeft veroorzaakt, is moeilijk te zeggen, ook omdat lood in verf en conservenblikken eveneens van invloed was. Maar volgens de Wereldgezondheidsorganisatie WHO zijn er jaarlijks circa een miljoen mensen overleden aan loodgerelateerde aandoeningen.

Enorme koelkasten waren populair in de naoorlogse VS, maar de bakbeesten koelden het voedsel met behulp van het gevaarlijke gas freon.
Midgley verwoestte ook de ozonlaag
Naast loodbenzine kwam er nog een ander briljant idee uit de koker van Thomas Midgley: freon in koelkasten. Ook hiervoor betaalden de aardbewoners een hoge prijs.
Eind jaren 1920 wilde Midgley er iets aan doen dat onfortuinlijke gebruikers van koelkasten soms omkwamen door ontvlambare en giftige gassen uit het apparaat. Hij vond de oplossing in freon.
Geïnspireerd door zijn demonstratie van loodbenzine in 1924 liet Midgley in 1930 aan een publiek zien hoe onschuldig zijn uitvinding was: hij inhaleerde freon en blies vervolgens een kaars uit.
Een halve eeuw later ontdekten wetenschappers echter dat freon uit koelkasten en spuitbussen een groot gat had gemaakt in de ozonlaag. Daardoor werden mensen, dieren en planten minder goed beschermd tegen de ultraviolette stralen van de zon.
In 1987 spraken alle VN-lidstaten daarom af om freon uit te faseren om de ozonlaag te redden.
In 2000 stelde milieuhistoricus J.R. McNeill vast dat Thomas Midgley vanwege zijn uitvinding van loodhoudende benzine en freon ‘een grotere invloed op de dampkring van de aarde had dan enig ander individueel organisme uit de geschiedenis van de planeet’.
Loodmenger sterft aan zijn eigen uitvinding
Hoewel Thomas Midgley jr. persoonlijk geen bloed aan zijn handen heeft, gaat hij dankzij zijn ethylbenzine en zijn kennis van de giftigheid ervan de geschiedenisboeken in als een gewetenloze uitvinder met miljoenen levens op zijn geweten. De ingenieur maakt het oordeel van de wetenschap over zijn vinding en het verbod erop echter niet meer mee.
Bij de Amerikaan, die aanleg lijkt te hebben voor gevaarlijke ideeën, wordt in 1940 polio vastgesteld. Delen van zijn lichaam raken verlamd door de ziekte, en als uitvinder in hart en nieren construeert hij uiteraard een toestel dat hem met touwen en katrollen uit zijn ziekbed kan takelen.
Maar ook deze uitvinding kost mensenlevens – althans, eentje: in 1944 raakt Midgley verstrikt in de touwen en stikt hij.