1. Uitvindingen verlichtten het leven
De technische ontwikkeling stond allesbehalve stil in de middeleeuwen.
Een grote vooruitgang vormde de wielploeg, waarmee de boeren meer land in kortere tijd konden omploegen.
Dankzij deze vinding bracht de oogst veel meer op dan voorheen.
Enkele andere belangrijke uitvindingen waren het spinnewiel, de mechanische klok, het trekpaardentuig, de stijgbeugel, verbeteringen van windmolens en natuurlijk de drukpers, die in 1450 door de Duitser Johannes Gutenberg werd ontwikkeld.
2. De landbouw bloeide
De middeleeuwse boeren hadden niet alleen baat bij nieuwe technologieën.
In het noorden van Europa was het lange tijd koud en nat geweest, maar vanwege stijgende temperaturen tussen 950 en 1250 steeg de opbrengst van de landbouw flink.
Doordat er meer voedsel verbouwd werd, nam de bevolking toe: van 1100 tot 1348 vertwee- of verdrievoudigde het inwonertal van Europa.
Alleen al in Engeland groeide de bevolking van anderhalf miljoen in 1086 tot zeker 3 miljoen in 1300.

Wielen stabiliseerden de ploeg en maakten hem beter bestuurbaar.
3. Handel tierde welig
De tijd van de grote ontdekkingen kwam later, maar al tijdens de middeleeuwen trokken kooplieden en avonturiers de wijde wereld in om handel te drijven en nieuwe plaatsen te verkennen.
Specerijen en zijde uit Azië waren geliefde luxeartikelen in Europa, en er ontstond een wereldwijde handel in goederen en kennis.
Zo leerden Italiaanse kooplieden over het handelsrecht, de boekhouding en bankieren van Arabische kooplieden, die op dat gebied ver voorliepen op hun Europese collega’s.
4. Architectuur liet het licht binnen
Bezoekers van de kathedraal van Saint-Denis moeten diep onder de indruk zijn geweest van het kleurrijke licht dat op hen viel vanuit de 10 meter hoge, spitsbogige ramen.
De kerk even buiten Parijs werd midden 12e eeuw herbouwd in gotische stijl en wordt gezien als een vernieuwing in de architectuur.
De bouwmeesters van de middeleeuwen rekenden af met de kleine raampjes en donkere vertrekken die kerken tot dan toe kenmerkten.

De Saint-Denis markeert het einde van de romaanse en het begin van de gotische stijl.
5. Persoonlijke hygiëne was uitstekend
Tot in de 13e eeuw was het goed gesteld met de hygiëne.
Mensen wasten elke dag hun handen en gingen twee keer per maand in bad.
Dat veranderde echter aan het eind van de middeleeuwen, toen de kerk zich ging verzetten tegen reinheid, die tot zonden zou leiden.
6. Rechtszekerheid werd beter – voor sommigen
Na jaren van strijd tussen vorst en adel werd de Engelse koning in 1215 gewongen om het handvest Magna Carta te ondertekenen.
Daarin werd het recht van de koning om allerlei belastingen te innen bij grootgrondbezitters beperkt en werd bepaald dat ‘vrije mannen’ niet gestraft mochten worden zonder proces.
Hoewel de Magna Carta vooral de edelen met hun grote landgoederen beschermde, wordt het handvest vandaag de dag beschouwd als een van de bouwstenen van de moderne rechtszekerheid.

Aan Europese universiteiten sprak iedereen Latijn.
7. Universiteiten kwamen op
’s Werelds eerste universiteit werd in 1088 in het Italiaanse Bologna opgericht. In de eeuwen daarna volgden er meer in heel Europa.
Al deze opleidingsinstituten waren gesticht omdat docenten en studenten onafhankelijk wilden worden van de katholieke kloosters, die tot dan toe een monopolie op kennis hadden.
Het belangrijkste vak aan de nieuwe universiteiten was nog steeds theologie, maar er werd ook onderwijs gegeven over onderwerpen als filosofie, recht en geneeskunde.
Middeleeuwse koningen konden hoogopgeleide ambtenaren aannemen die niet in het klooster waren geschoold, maar aan een onderwijsinstelling die weliswaar met de zegen van de kerk was opgericht, maar die er niet door werd bestuurd.