Zoenende mannen: van bushokje naar onbewoond eiland

Homoseksualiteit is zo oud als de weg naar Rome. In de 18e eeuw waren er wellicht geen bushokjes om te vernielen, maar het was zeker geen nieuw of onbesproken onderwerp. Het was het jaar 1725 toen de Heeren Zeventien, belangrijke gezaghebbers van de VOC, een ‘verontrustend bericht’ kregen. Twee bemanningsleden van een Oost-Indiëvaarder hadden zich schuldig gemaakt aan de zonden van Sodom en Gomorra. Een ongebruikelijke straf was het gevolg.

De van homoseksualiteit betichte Leendert Hasenbosch bracht vijf maanden door op een onbewoond eiland.

Sodom en Gomorra waren twee steden uit de oudheid. Het was er vies en donker en ze hadden een onfris imago.

De steden stonden bekend om hun verdorven inwoners en God zou volgens de Bijbel om die reden de stad hebben verwoest. Sodomie, afgeleid van Sodom, werd een uitdrukking voor ‘onzedig gedrag’, waarmee homoseksualiteit werd bedoeld.

Dit ongewenste gedrag werd gespot door een aantal bemanningsleden. Zij verlinkten de boosdoeners aan de stuurman en vertelden hem nauwkeurig wat ze hadden gezien.

Martelingen met water en vuur

Deze beschuldigingen leidden tot een rechtszaak aan boord van de Oost-Indiëvaarder_._ De boekhouder Leendert Hasenbosch had volgens de eerdergenoemde getuigen lopen vozen met een van de scheepsjongens. Zowel Leendert als de scheepsjongen ontkende dit.

Leendert legde ter verdediging uit dat hij zich alleen had willen ontfermen over de jongeman zoals een vader dat doet over zijn zoon. Het kleine hof aan boord nam hier geen genoegen mee en bond brandende lontjes tussen de vingers van de gedaagden, om ze te martelen en uitspraken te ontlokken.

Zelfs nu bleven ze nog ontkennen. Een schuldbekentenis was in die tijd een voorwaarde voor veroordeling, dus die moest en zou er komen. De vraag was alleen hoe lang het zou duren voordat de mannen zouden bezwijken.

Van vuur gingen de martelingen over op water, daar was immers genoeg van in de buurt. Leendert werd aan de mast gebonden met een lap canvas om zijn nek.

Daar werd net zo lang water in gegoten tot hij kopje onder kwam te staan. Er zat niets anders op dan drinken alsof zijn leven ervan afhing – wat ook zo was­.

De buik van de arme ziel zwol op totdat hij buiten westen was. Leendert ontkwam aan een watervergiftiging en werd weer wakker, waarna hij uitschreeuwde: ‘Ik beken! Ik vertel jullie alles wat jullie smerige oren willen horen!’

Boven: het eiland Ascension uit de Nieuwe Groote Lichtende Zeefakkel atlas.

Onnatuurlijk gedrag?

‘Onzedig’ gedrag aan boord toelaten stond volgens de hooggeplaatste officieren aan boord gelijk aan Gods boosheid over je afroepen. Sommigen van hen waren bang dat God al het goede aan boord zou wegnemen door deze ‘plaag van homoseksualiteit’.

De zondaars moesten dood, en wat de officieren betreft zo snel mogelijk. Het was vrij gebruikelijk om de mannen aan elkaar te binden en overboord te zetten, maar de kapitein besloot anders. Wellicht speelde de hogere functie van Leendert een rol.

Er was op het moment van de gerechtelijke uitspraak aan boord een eiland nabij: Ascension, vernoemd naar de Hemelvaartsdag waarop het eiland was ontdekt.

De boekhouder werd naar het onbewoonde eiland geroeid en er met zijn spullen, een beetje rijst, wat erwtjes en een flesje water gedropt.

Wat er met de scheepsjongen is gebeurd, valt niet met zekerheid te zeggen. Beschuldigden met een lage rang werden simpelweg overboord gegooid. Maar was de ‘getroffene’ in kwestie zeer jong en onwetend, dan werd hem niets verweten.

Of het lot van de boekhouder achteraf bezien beter was dan dat van de scheepsjongen, valt te betwisten.

Een zeeman met een dame van lichte zeden. Dat kon dan weer wel...

Een pintje schildpaddenbloed

En de 39-jarige Leendert zelf? Die hield op van boord meegekregen papier een dagboek bij, dat later door een Britse kapitein zou worden gevonden. De omstandigheden waren erbarmelijk en het eiland was kurkdroog.

Leendert beschrijft dat zijn huid vol blaren zit en dat hij zijn eigen urine moet drinken. Maar als je er een beetje thee van trekt, is het altijd nog beter dan het bloed van een schildpad, waar je dagenlange buikloop van krijgt, zo meldt hij.

In zijn dagboek valt te lezen dat hij graag getroffen zou worden door een ongeluk, zodat hij uit zijn vreselijke lijden zou worden verlost. Hij schrijft dat hij geen vrienden meer heeft, maar dat de dood dat wellicht wel is.

Naarmate de dagen verstrijken, verzint Leendert kleine projectjes om zichzelf bezig te houden. Hij verzamelt van alles en nog wat, in de hoop dat er ooit een zeeman het eiland aandoet en de spullen meeneemt naar Holland om er een rariteitenkabinet mee te beginnen.

Hoe verging het Leendert?

IJlend en hallucinerend vraagt hij zich na vijf maanden uiteindelijk op zijn sterfbed af of zijn daden echt zo erg waren, en of niet velen van de bemanning zich hieraan ‘schuldig’ maakten. Het antwoord op zijn vraag zou ja zijn geweest.

Sodomie of homoseksualiteit was weliswaar in de Bijbel streng verboden maar kwam toch ook in de tijd van de VOC geregeld voor. Net als bij de oude Grieken, in het middeleeuwse Rome én in 2018.

Al werd zijn dagboek gevonden, het lichaam of skelet van Leendert is nooit aangetroffen. Zou de zeeman met zijn allerlaatste krachten de zee in zijn gekropen en zijn lichaam hebben overgeleverd aan de golven? 300 jaar later blijft deze laatste vraag onbeantwoord.