De machines van de eerste stoomschepen, die rond 1820 verschenen, waren onbetrouwbaar.
Reders die zeker wilden weten dat hun vaartuigen aankwamen, vulden de stoomkracht aan met masten en zeilen.
Daarnaast kwam er een nieuw scheepstype bij: de klipper. Deze driemaster had een groot zeiloppervlak en ging daardoor razendsnel, en het vaartuig kon wind uit bijna alle richtingen benutten.