De trireem was in de oudheid het grootste en krachtigste oorlogsschip in de Griekse vloot en speelde een beslissende rol in de verovering van kuststeden aan de Middellandse Zee.
De trireem had een ramsteven en woog zo’n 70 ton, aangedreven door 170 op elkaar geperste roeiers – want hoe meer roeiers hoe meer vaart.
De galei ging tot wel 10 knopen (18,5 km/h), en kon een schip rammen met een kracht van 100 ton, wat vaak meer dan genoeg was om een gat te maken in de romp van de vijand.
Hierna trok de galei zich terug, liet de zee de klus afmaken of ramde opnieuw.
Het was belangrijk om snel weg te wezen, want anders was er een risico om met een grijphaak geënterd en gekaapt te worden.
Om een vijandelijk schip zo hard mogelijk te kunnen rammen, werd een trireem stevig in elkaar gezet. De bouw ervan kostte vermoedelijk wel zo’n 6000 werkdagen.
Bovendien werd de ramsteven vastgemaakt aan zowel de kiel als de steven en de dolboorden aan weerszijden van het schip.
De schokgolf als gevolg van het rammen verspreidde zich zo over het vijandelijke schip.
Aan het einde van de 5e eeuw v.Chr. bouwden de Grieken nog grotere schepen met plaats voor katapulten en meer soldaten voor de aanval op de vijand.
Deze zogeheten quadriremen en quinqueremen werden door 300 roeiers aangedreven.