De poort naar de pot met goud

Het was januari 1616 toen het Nederlandse schip de Eendracht als eerste langs Kaap Hoorn zeilde – een mijlpaal in de ontdekking van de wereld. Was het een pure ontdekkingsreis? Welnee, alles voor de poen!

Kaart van de Straat Le Maire, ten zuiden van de Straat Magellaan en Kaap Hoorn.

© Het Scheepvaartmuseum Amsterdam

Enkele jaren na de oprichting van de VOC in 1602 werd de schatrijke Amsterdamse koopman Isaac le Maire gedwongen om de Compagnie te verlaten.

Het verhaal wil dat het ging om onenigheid op financieel vlak. Je zou het met een knipoog een ‘bonnetjesaffaire’ kunnen noemen. Dit vertrek kon hij niet over zijn kant laten gaan. Le Maire was immers een van de oprichters van de VOC!

Toch moest hij een verklaring ondertekenen waarin hij plechtig beloofde niet meer in het vaarwater van de VOC te komen. Dit was een probleem, aangezien Le Maire aasde op de goederen waar de VOC zo rijk mee werd: specerijen, zijde en porselein.

Stiekem zette hij toch alles op alles om het monopolie van de VOC op de handel op Azië te doorbreken. Doorzettingsvermogen was vereist!

Is er water, of niet?

Op dat moment waren de routes langs Kaap de Goede Hoop (Afrika) en door de Straat Magellaan (een smalle zeestraat door zuidelijk Zuid-Amerika) de enige bekende vaarwegen richting Azië. De VOC had het alleenrecht op deze handelsroutes.

Isaac bedacht een gewaagd plan. Was het mogelijk om via een westelijke route naar Azië te varen en zo de Straat Magellaan te vermijden? De meeste kaarten uit deze tijd veronderstelden dat het land ten zuiden van de Straat Magellaan verbonden was met het nog niet ontdekte Zuidland, oftewel: het vasteland van de Zuidpool.

Maar er waren ook aanwijzingen dat er wellicht een open zee kon zijn. Dit was interessant! Want als er een alternatieve route naar de Stille Oceaan bleek te zijn, dan gold daar het alleenrecht van de VOC niet en kon Le Maire alsnog naar Azië om geld te verdienen…

Portret van Jacobus Le Maire. In zijn handen een kaart met Straat Lemaire en zijn familiewapen, 1616.

© Het Scheepvaartmuseum Amsterdam

Het einde van de wereld

Op 14 juni 1615 vertrokken de twee schepen de Eendracht en de Hoorn. De expeditie stond onder leiding van Jacob le Maire, een zoon van Isaac. Voor de navigatie was schipper Willem Cornelisz. Schouten aangetrokken.

De schepen voeren eerst naar Zuid-Amerika, waar ze in een baai wachtten op beter weer. Tijdens het schoonbranden van het onderwaterschip van de Hoorn vloog het schip in brand en ging het verloren.

De Eendracht moest alleen verder. Het schip zeilde voorbij de Straat Magellaan en verder zuidwaarts naar onbekend gebied. Eind januari voeren Schouten en Le Maire het schip door een opening tussen Vuurland en Stateneiland, die aan beide zijden omgeven was door hoog land.

Deze nieuw ontdekte zeestraat werd ‘Straat Le Maire’ gedoopt en zo heet de doorgang vandaag de dag nog steeds. Maar daar bleef het niet bij. De zeilers durfden nóg zuidelijker te gaan, iets wat in die tijd grote moed vergde.

Het was 29 januari 1616 toen ze het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika bereikten! Het was een enorme doorbraak. Ze waanden zich aan het eind van de wereld, maar hadden de poort naar de pot met goud gevonden. Aan de andere kant lag Azië!

Ze gaven de plek de naam Kaap Hoorn, naar de plaats waar de expeditie en veel bemanningsleden vandaan kwamen. Ze hadden de Stille Oceaan via een nieuwe, onbekende route bereikt.

Wereldkaart door Petrus Plancius uit 1594. Uitgegeven in 1596 in Amsterdam. Het beeld illustreert dat het Zuidland grensde aan de Kapen.

© Het Scheepvaartmuseum Amsterdam

Bonje op Bantam

De Eendracht voer noordelijk voorbij Nieuw-Guinea en ging op 17 juli 1616 voor anker op de rede van Ternate. Jawel, in VOC-gebied. De Nederlandse gouverneur van Ternate ontving de concurrenten vriendelijk, maar verbood hen handel te drijven.

De Eendracht zeilde door naar Bantam op Java. De gouverneur-generaal van Bantam, Jan Pieterszoon Coen, hield de expeditieleiders aan en besloot het schip in beslag te nemen. Schouten en Le Maire werden met de eerstvolgende vloot terug naar het vaderland gestuurd.

Toen vader Isaac hoorde dat zijn schip en lading waren geconfisqueerd, klaagde hij met succes de VOC aan. De Staten-Generaal bepaalden dat de VOC het schip niet in beslag had mogen nemen en de Compagnie moest een schadevergoeding betalen.

Helaas kwam dit kleine succes voor Jacob te laat: hij overleed op de terugreis. Een treurig einde voor de mannen die de regenboog wel hadden gezien, maar het goud nooit hadden gevonden.

Navigatieles. Uit Willem Jansz. Blaeu 'Licht der zee-vaert'. Amsterdam 1620. Te zien zijn een astrolabium en meerdere passers.

© Het Scheepvaartmuseum Amsterdam