Blauwe plekken en bloedend tandvlees

Als we aan de zeevaarderstijd denken, zien we fraaie schepen, wapperende vlaggen en avonturiers. Maar ziektes en ontberingen bepaalden het leven aan boord.

© Het Scheepvaartmuseum

We stellen ons de dingen graag mooier voor dan ze zijn. Bijvoorbeeld de tijd van de zeevaarders. Als we ons die periode voor de geest halen, zien we prachtig gebouwde schepen, donker, zwaar hout en wapperende grote vlaggen en voelen we euforie en trots.

We vergeten even de door luizen geplaagde jeukende lijven, rottende gebitten of dodelijke ziektes. De zeevaarders van eeuwen geleden moesten stoere, onbevreesde mannen zijn geweest met een immense drang naar avontuur en zee.

Helden die huis en haard verlieten om de wereld te begrijpen en nieuw land te ontdekken. Of was het allemaal niet zo heroïsch en was het pure noodzaak?

Kansloos

Ondanks het stoere imago van deze zeelui was het ‘naar zee gaan’ niet voor iedereen een bewuste keus. Veel bemanningsleden op schepen als De Heemskerck, De Zeehaen en De Batavia kwamen uit wanhoop aan boord.

Ze hadden geen huis, waren ongeletterd en kansloos, en hoopten op een goede toekomst als jonge zeevaarder bij de Verenigde Oostindische Compagnie. De meeste mannen tekenden voor een periode van drie jaar en hadden geen idee of ze ooit hun eigen land terug zouden zien.

Wat waren de grootste gevaren aan boord van een VOC-schip? Was het de zee zelf? Het leven aan boord? Of het onbekende land met wellicht minder gastvrije inheemse stammen?

Golven zijn niet het gevaar

Voor veel zeevaarders bracht de zee rust. Hoe verder uit de kust, hoe ‘veiliger’ de zee wordt. Minder kans op onverwachte rotsen of ondiep land waar het schip op zou kunnen vastlopen.

Een vast patroon aan golven die op een bekend ritme onder het schip doorrolden zonder plotselinge grote diepteverschillen zoals je voor de kust van nieuw land kon aantreffen. Deze diepteverschillen creëren grote, hoge golven, met alle gevolgen van dien voor de uitrusting van het schip.

En hoe verder uit de kust, hoe voorspelbaarder de wind. Dat was een welkome afwisseling van het zeilen onder de kust, waar windstromen bepaald worden door de grillige temperatuursveranderingen en luchtdruk aan land.

© Het Scheepvaartmuseum

Een broeinest van ziektes

Kortom: de zee was zo slecht nog niet. Het heeft lang geduurd voordat de bemanning besefte dat de grootste gevaren aan boord niet van zee maar van land kwamen.

In de vijftiende eeuw was er weinig bekend over hoe ziektes ontstonden en zich verspreidden. Een schip was een broeinest van ziektes, omdat de bemanning als haringen in een ton leefde en er geen ruimte was waar een zieke afgezonderd van de rest kon herstellen.

Alleen de sterksten – en de gelukkigsten – overleefden. Na een tocht van honderden dagen was elke matroos nog maar een schim van de sterke man die aan boord was gekomen. Uitputting, ondervoeding en slaapgebrek hadden hun tol geëist.

Het voedsel aan boord van VOC-schepen was eenzijdig, niet voedzaam en ontbeerde vitamines.

De naam scheurbuik komt van het Latijnse Scorbus, waar ook ‘ascorbinezuur’ van is afgeleid, de stofnaam van vitamine C.

Pas bij de zeereizen in de achttiende eeuw gingen ingelegde groenten zoals zuurkool mee. Die bleken ook vol vitamine C te zitten en langer houdbaar te zijn dan de citrusvruchten die tot dan toe als enige medicijn werden gezien. Dit inzicht redde de bemanning aan boord uiteindelijk het leven.

Het mysterie dat ziek maakte

Een groot mysterie was de enge ziekte die zorgde voor bloeduitstortingen op de benen, in de mond en op de armen. De bemanning klaagde over stijve ledematen en kreeg bloedend tandvlees.

Dit was het begin van het einde: de scheurbuik, zoals de ziekte genoemd werd, zou inwendige bloedingen veroorzaken waaraan de zeevaarder uiteindelijk overleed.

Creatieve scheepsartsen ontdekten aan wal van aangedane plaatsen al snel dat citroenen hielpen bij herstel van deze ziekte, maar deze huis-tuin-en- keukenoplossing werd lange tijd niet serieus genomen door gerenommeerde wetenschappers.

Zij waren er tot zelfs laat in de zeventiende eeuw van overtuigd dat scheurbuik een gevolg was van bloedcirculatieproblemen. Het was pas halverwege de achttiende eeuw dat Engelse marineartsen bewijs vonden voor vitamine C als ware heler in de strijd tegen scheurbuik.

De VOC retourvloot op de rede bij Batavia. A. Willaerts, 1649.

© Het Scheepvaartmuseum

Hedendaags rantsoen

Vandaag de dag is het leven aan boord nog steeds niet luxe. Deelnemers aan de Volvo Ocean Race, die eind juni in Den Haag is geëindigd, weten dat elke kilo aan boord telt: hoe lichter de boot, hoe sneller je gaat.

Dat betekent drie simpele maaltijden per dag, die weliswaar bomvol voedingsstoffen zitten maar niet zeer smakelijk zijn.

Dit gevriesdroogde astronautenvoer wordt aangelengd met water en als je geluk hebt krijg je het warm geserveerd in een plastic bakje, dat je na het eten met zeewater zelf mag afspoelen.

Fruit meenemen aan boord van lange zeereizen is nog steeds geen optie, maar gelukkig neemt een vitaminepil weinig ruimte in.

Onze kennis over vriesdrogen en conserveren is misschien met sprongen vooruitgegaan, maar het leven aan boord blijft soms afzien…