Blauwe plekken en bloedend tandvlees
Als we aan de zeevaarderstijd denken, zien we fraaie schepen, wapperende vlaggen en avonturiers. Maar ziektes en ontberingen bepaalden het leven aan boord.

We stellen ons de dingen graag mooier voor dan ze zijn. Bijvoorbeeld de tijd van de zeevaarders. Als we ons die periode voor de geest halen, zien we prachtig gebouwde schepen, donker, zwaar hout en wapperende grote vlaggen en voelen we euforie en trots.
We vergeten even de door luizen geplaagde jeukende lijven, rottende gebitten of dodelijke ziektes. De zeevaarders van eeuwen geleden moesten stoere, onbevreesde mannen zijn geweest met een immense drang naar avontuur en zee.
Helden die huis en haard verlieten om de wereld te begrijpen en nieuw land te ontdekken. Of was het allemaal niet zo heroïsch en was het pure noodzaak?
Kansloos
Ondanks het stoere imago van deze zeelui was het ‘naar zee gaan’ niet voor iedereen een bewuste keus. Veel bemanningsleden op schepen als De Heemskerck, De Zeehaen en De Batavia kwamen uit wanhoop aan boord.
Ze hadden geen huis, waren ongeletterd en kansloos, en hoopten op een goede toekomst als jonge zeevaarder bij de Verenigde Oostindische Compagnie. De meeste mannen tekenden voor een periode van drie jaar en hadden geen idee of ze ooit hun eigen land terug zouden zien.
Wat waren de grootste gevaren aan boord van een VOC-schip? Was het de zee zelf? Het leven aan boord? Of het onbekende land met wellicht minder gastvrije inheemse stammen?