De zon hangt hoog boven de huizen van Londen. Het is zomer, 1858. Het bruine water van de Theems drijft als een dikke soep met geelachtig schuim rond de pijlers onder Westminster Bridge. De stank is bijna ondraaglijk.
Langs de oever, waar het vieze water verandert in een dikke, kleverige brij, scharrelen ratten rond en zoeken verwaarloosde kinderen met stokken in de modder naar spijkers, touwresten of botten.

Aan het eind van de 19e eeuw leefden grote delen van de Londense bevolking in sloppenwijken, waar cholera de meeste slachtoffers eiste.
De bruine smurrie plakt aan hun benen en verandert in een grijze koek. Ze komen hier elke dag. Ze leven van het rioolslib. En ze staan helemaal onderaan de maatschappelijke ladder.
Dit is het Londen van Dickens. Het Londen van het victoriaanse tijdperk. En dit is the great stink, zoals de geur in de volksmond – en in steeds meer krantenartikelen – wordt genoemd. Er moet iets aan gedaan worden.
30.000 doden door cholera
De stank wordt veroorzaakt door de lichaamsfuncties van meer dan twee miljoen inwoners. En door de afvoerputjes van veehouderijen, slagers, leerlooiers en overvolle begraafplaatsen.
Het rioolwater overstroomt riolen en kelders, vervuilt waterpompen en komt uiteindelijk in de rivier terecht. Het dringt overal naar binnen. Zelfs door het metselwerk van het parlementsgebouw, waar een paar overgebleven parlementsleden een zakdoek tegen hun neus drukken, in een vergeefse poging om de stank buiten te houden.
Anderen hebben hun koffers al gepakt en zijn met hun gezin naar het platteland vertrokken. Weg uit de grote stad, het hoogtepunt van beschaving dat nu dreigt te verstikken in de uitwerpselen van zijn eigen inwoners.
Dit is niet iets van deze zomer. Dit is de afgelopen jaren gebeurd. En al veelvuldig beschreven in de kranten en onderzocht door verschillende commissies.

De kranten spraken schande van de waterleidingbedrijven. Deze satirische schets uit 1858 heette ‘Monstersoep uit de Theems’.
Cholera heeft sinds 1831 al drie keer toegeslagen. In de arme, dichtbevolkte wijken van Londen dreigen hele gezinnen te worden uitgeroeid. De ziekte heeft intussen meer dan 30.000 mensen het leven gekost.
Maar pas nu de stank ook de verfijnde neusgaten van de parlementsleden bereikt, wordt er actie ondernomen. Zij besluiten dat Londen een nieuw rioolsysteem moet krijgen om de bacteriële soep de stad uit te krijgen. De Metropolitan Board of Works krijgt de opdracht en het geld om de operatie uit te voeren.
Eén man is extra opgelucht door dit besluit, namelijk hoofdingenieur van de Metropolitan Board, Joseph Bazalgette. Hij probeert al jaren toestemming te krijgen om de dreigende milieuramp te voorkomen.
Nu kan hij eindelijk zijn grote ingenieurswerk doorvoeren, om Londen klaar te stomen voor de toekomst en om de inwoners van de stad te beschermen.

In de victoriaanse tijd waren ingenieurs keurig gekleed. Hier inspecteert iemand de aanleg van de nieuwe riolering.
De armen van Londen slenteren door het slib
Londen stond eeuwenlang bekend om de goede kwaliteit van zijn drinkwater. In de middeleeuwen zat er zoveel zalm in de Theems dat leerjongens hun meesters smeekten om niet meer dan twee keer per week zalm te hoeven eten.
Maar een paar eeuwen later was de Theems zo vervuild dat er over een afstand van vier tot vijf kilometer niets meer in leefde. De laatste zalm werd gevangen in 1833.
En daar zijn goede redenen voor. Ten eerste was de bevolking binnen 50 jaar meer dan verdubbeld. Ten tweede werd de wc een groot succes, en ten derde had de stad het oude sanitaire systeem afgedankt, zonder een nieuw systeem te bouwen.

De oude riolering van Londen was eigenlijk alleen bedoeld om oppervlaktewater af te voeren en niet berekend op de uitvinding van het toilet.
Tot 1815 werd het afvalwater van de hele stad opgevangen in zo'n 200.000 beerputten, die tegen betaling werden geleegd door zogenoemde ‘nachtmannen’. Zij haalden de putten leeg en reden de inhoud uit op het platteland. Maar dit systeem kon de enorme bevolkingsgroei niet aan.
De beerputten stroomden over en de ‘nachtmannen’ verhoogden hun tarieven, omdat ze steeds verder moesten rijden om hun stinkende last te dumpen. Maar dit konden de arme inwoners van Londen niet betalen, waardoor het vuil zich ophoopte in kelders, achtertuinen en steegjes.
Als gevolg hiervan werd het verbod om huishoudelijk afvalwater in de riolen te lozen opgeheven.
Drinkwater komt uit de Theems
De riolen waren eigenlijk aangelegd om het oppervlaktewater in de stad af te voeren naar de rivier. Maar nu ze gebruikt werden voor de uitwerpselen van twee miljoen inwoners, ontstond een soort sanitaire nachtmerrie.
Door de slechte hygiëne kreeg de cholerabacterie vrij spel. Terwijl het rioolwater de cholera-epidemie door de stad verspreidde, fulmineerden de kranten tegen de erbarmelijke hygiëne en het slechte drinkwater.
Zonder dat de twee factoren met elkaar in verband werden gebracht. Charles Dickens was een van de mensen die openlijk kritiek hadden op de drinkwatervoorzieningen. In 1850 bezocht hij een rioolgemaal in Londen en beschreef hoe het getij rioolslib kon terugspoelen naar de rivier, precies op de plek waar het gemaal drinkwater voor de stad haalde.

‘Vadertje Theems laat zijn kinderen het prachtige Londen zien,’ staat hier. De kinderen zijn difterie, cholera en koningszeer – ziekten die via water worden verspreid.
Maar het hielp niets. In de loop der jaren werd commissie na commissie opgetuigd om de problemen aan te pakken, maar zonder het geld of de macht om echt iets te doen. Ook was er veel weerstand bij de verschillende gemeenten, waterwerken en rioolcommissies uit alle stadsdelen.
Zodra iemand een oplossing voor de hele stad presenteerde, verschoof de discussie al snel naar een debat over centralisme versus autonomie. En gebeurde er niets.
Pas in 1856 kreeg de stad haar eerste infrastructuurcommissie, de Metropolitan Board of Works. En pas tijdens ‘the great stink’ kwam die in actie.
Cholera kwam uit India
Intussen sloeg de cholera genadeloos toe in de armste wijken. De ziekte was in 1831 vanuit India overgekomen en eiste meer dan 6000 slachtoffers in Londen.
De symptomen waren maagpijn, braken en diarree. Als iemand de ziekte kreeg, duurde het vaak maar één dag voordat hij uitgedroogd en lusteloos op bed lag met de karakteristieke grijszwarte huid, wachtend op een zekere dood. Zo snel sloeg cholera toe.
De armen konden geen begrafenissen betalen, en dus lagen de overledenen vaak dagenlang tussen de levenden. Mensen probeerden massaal om de geur van verrotting met uien te verdrijven, en de medische wereld stond machteloos. In het gerenommeerde tijdschrift The Lancet schreven ze ‘we weten niets’.
Maar één arts weigerde dit te accepteren. John Snow ging wonen in een van de zwaarst getroffen wijken, Soho, om te onderzoeken hoe cholera zich precies verspreidde.
Snow vermoedde dat het drinkwater een rol speelde. Maar hij werd tegengewerkt. Er was namelijk een andere, dominante theorie: de miasmatheorie, die teruggaat naar de oud-Griekse arts Hippocrates en veel aanhangers had.
Volgens die theorie verspreidde de infectie zich via de lucht. En waar de stank het ergst was, was het risico op besmetting het grootst. De lucht hing als een ‘engel des doods’ boven Londen, schreven de kranten.

Halverwege de jaren 1850 wist men niet hoe cholera zich verspreidde. Men dacht dat de infectie via de lucht werd overgedragen, en om de stank tegen te gaan, werden de riolen doorgespoeld. Het bacteriële slib kwam in de Theems terecht – op de plek waar het Londense drinkwater werd opgepompt.
Vooral de advocaat Edwin Chadwick, die een fervent voorstander was van sociale hervormingen, schoof de miasmatheorie naar voren. Chadwick schreef in een opiniestuk in The Times dat ‘alle geuren besmettelijk zijn’.
Mede dankzij Chadwick werden huishoudens vanaf 1848 wettelijk verplicht om zich te laten aansluiten op het riool. Maar dat maakte de situatie alleen maar erger. Nu stroomde er nog meer afvalwater naar de Theems. Met rampzalige gevolgen. Eind 1848 brak een tweede cholera-epidemie uit.
Chadwick, die inmiddels voorzitter was geworden van een van de vele rioolcommissies, nam nog een fatale beslissing – weer op basis van de theorie dat besmettingen via de lucht plaatsvinden.
Om van de geur af te komen, liet hij de riolen doorspoelen. Nu kwam ook het oude rioolslib dat zich in de riolen onder de stad had opgehoopt in de Theems terecht, waardoor de bacteriële cocktail nog gevaarlijker en dodelijker werd.
Eind 1849 waren 14.000 Londenaren aan cholera overleden. En in 1853 sloeg de ziekte opnieuw toe. Dit keer eiste ze meer dan 10.000 levens.
Snow vond de besmettingsbron
Intussen had John Snow veel speurwerk verricht. Als een echte Sherlock Holmes had hij de mistige steegjes in de armste wijken doorgeploegd.
Hij had flatgebouwen bezocht die meer op stallen dan op woningen leken en waar grote gezinnen samen in één kamer woonden. Hij noteerde waar de cholera had toegeslagen en wie er aan was ontsnapt.
Ook schreef hij op waar de bewoners hun drinkwater vandaan haalden. En zo kon hij bewijzen dat de mensen die ziek waren geworden water uit besmette bronnen hadden gedronken.

John Snow vond de oorsprong van de cholera-uitbraak – een gemaal bij Broad Street. Maar niemand luisterde.
Dodelijke druppels in het drinkwater
John Snow geloofde niet dat cholera via de lucht werd overgedragen, wat in zijn tijd de gangbare theorie was.
Hij vermoedde dat de ziekte werd overgedragen via het drinkwater. Maar alhoewel hij dit zelfs kon bewijzen, werd pas zeven jaar na zijn dood officieel erkend dat een waterpomp, en niet de lucht, de bron van de besmetting was.
Wanneer de cholerabacteriën in het drinkwater de darmen bereiken, kunnen ze zich vermenigvuldigen en gifstoffen produceren. Binnen een paar dagen krijgt de patiënt ernstige diarree en verliest hij of zij liters vocht per dag.
Zonder behandeling kan dit vochtverlies binnen 24 uur fataal zijn.
Snow documenteerde zijn bevindingen, maar de autoriteiten luisterden niet naar hem. In 1853 – toen de stad werd getroffen door een derde epidemie – werd zijn theorie officieel verworpen, ondanks grondig wetenschappelijk werk.
Iemand die zich ook zorgen maakte om de sanitaire voorzieningen in Londen, maar wel de miasmatheorie aanhing, was de ingenieur Joseph Bazalgette – en die zou uiteindelijk de redder van Londen worden.
Paradoxaal genoeg was het dus een verkeerde theorie die ervoor zorgde dat hij begon met een gigantische ingenieurstaak die de stad moest redden van cholera.
Ingenieur redde de stad
Jarenlang zagen de Londenaren hoe Joseph Bazalgette over de Theems voer of door het buitengebied van de stad liep, altijd in de weer met meetinstrumenten en een notitieblok.
Hij had een plan. Met behulp van de zwaartekracht en de getijden wilde hij Londen verlossen van ‘the great stink’.

De ingenieur Joseph Bazalgette moest de riolen in Londen renoveren.
De stad moest een gloednieuw rioolsysteem krijgen, dat bestond uit drie verschillende niveaus, met drie grote hoofdleidingen aan de noordkant van de Theems en twee aan de zuidkant, om de dampende vloeistof uit het bestaande rioolsysteem op te vangen.
De hoofdleidingen moesten het rioolwater in de rivier lozen – precies op het juiste moment en de juiste plek, zodat het getij het af zou voeren naar het Kanaal.
Heel Londen gaat op de schop
Joseph Bazalgette was een gerenommeerd ingenieur en zijn plan was de enige serieuze oplossing. Toch werd hij in eerste instantie afgewezen door het stadsbestuur. Het zou zeven jaar en vijf revisies duren voordat hij groen licht kreeg.
Maar toen veranderde hij de stad ook voorgoed. Naast riolen en gemalen legde hij ook grote wegen, parken en bruggen aan.
Hij damde 52 hectare – ongeveer 31 voetbalvelden – in, waar hij enorme kades aan liet leggen, de Chelsea, Victoria en Albert Embankments, met wegen, trottoirs en parken. Daaronder, in het cement, lagen de riolen, metrolijnen en tunnels met leidingen voor het gas en water.

Voor de nieuwe riolering werden duizenden tonnen cement gebruikt, die werden gemengd in zogenoemde cementmolens. Bazalgette liet het cement vervolgens grondig controleren.
Met zijn nieuwe rioolsysteem wilde Bazalgette de toekomst van Londen voor eens en altijd veiligstellen. Het moest meegaan tot lang na zijn dood. Dus koos hij een nieuw, extreem duurzaam cement: Portlandcement.
Maar dit fijne en kostbare cement had één nadeel. Als de mengverhouding niet precies goed was, was het cement niet extreem duurzaam, maar juist heel poreus.
Maar ook voor dat probleem had Bazalgette een oplossing. Hij voerde gewoon een kwaliteitscontrole in – lang voordat dat begrip een modeterm werd. Elke keer dat het cement gemengd werd, moest het getest worden, zodat niet één centimeter van de 600 kilometer lange hoofdleidingen kon afbrokkelen.

In 1868 kreeg Londen een uitgebreid netwerk van nieuwe riolen (rode lijnen).
Londen kreeg 850 kilometer riool
De riolering van Londen was een gigantisch project. Arbeiders legden 130 kilometer aan riooltunnels van drie meter hoog aan om het afvalwater van de 724 kilometer lange hoofdriolen op te vangen (zie overzicht).
In deze nieuwe riolen werd het afvalwater van de bestaande rioleringen verzameld. De riolering werd op drie niveaus aangelegd, zodat er voldoende hoogteverschil was. Alleen al voor de noordelijke leiding werden 40 miljoen bakstenen gebruikt.
Tegelijkertijd werd een gedeelte van de Theems, ter grootte van meer dan 30 voetbalvelden, ingedamd om plaats te maken voor drie kades: de Victoria, Albert en Chelsea Embankment.
Inwoners kunnen weer ademen
Als in 1859 de werkzaamheden aan de riolering beginnen, halen de Londenaren opgelucht adem. Eindelijk gebeurt er iets. De stad verandert in een reusachtige bouwput en overal staan containers.
Het idee is dat de hoofdriolen gebruik gaan maken van de natuurlijke daling in het landschap en dus de zwaartekracht gebruiken om het rioolwater sneller te laten stromen. Maar het centrum van Londen ligt erg laag en dus wordt al het water opgevangen in zogenoemde rioolgemalen, die het weer omhoog pompen en vasthouden tot het getij komt en het water afvoert naar het Kanaal.
Na zes jaar wordt het eerste gemaal officieel in gebruik genomen. Toch loopt het project allesbehalve soepel. Weliswaar gebeuren er in totaal minder dan tien ongelukken, maar Joseph Bazalgette krijgt veel kritiek als zes arbeiders levend begraven worden na een aardverschuiving.
De vreugde en opluchting zijn dan ook extra groot als de Prins van Wales in 1865 de enorme pompen van het Crossness-gemaal in werking stelt.

In 1868 zet de Prins van Wales de pompen van het Crossness-gemaal in werking.
Maar het enthousiasme duurt niet lang. Drie maanden later breekt er weer cholera uit. Londen is geschokt. De stank is weg, maar toch is er cholera.
Gelukkig wel in een klein gebied waar de riolering niet is aangesloten op de nieuwe hoofdleidingen. En dat bewijst eindelijk dat John Snow gelijk had – de besmetting wordt herleid tot één gemaal.
Joseph Bazalgette en veel anderen beseffen dat ze fout zaten, maar John Snow krijgt geen erkenning voor zijn theorie. Hij was zeven jaar eerder overleden.

Een deel van de Theems werd ingedamd om de Victoria-kade te bouwen. In het fundament werden elektriciteits-, water- en gasleidingen (1), riolen (2) en een ondergrondse spoorweg (3) aangelegd. Die is nu onderdeel van de London Underground.
Het laatste gemaal, Abbey Mills, wordt in 1868 geopend. De stank en de besmetting zijn verdwenen. Als Hamburg in 1892 wordt getroffen door cholera houden de Londenaren hun adem in.
Gelukkig gaat alles goed. Dankzij het technische meesterwerk van Bazalgette gaat de ‘engel des doods’ voortaan aan Londen voorbij.
MEER OVER ‘THE GREAT STINK’
- Stephen Halliday, The Great Stink of London – Sir Joseph Bazalgette and the Cleansing of the Victorian Capital, The History Press Ltd, 2001
- Deborah Cadbury, Seven Wonders of the Industrial World, HarperCollins Publishers, 2004