De eerste die een vermogen verdiende aan olie, was de Amerikaanse zakenman John D. Rockefeller. Al jong bleek hij een neus voor zaken te hebben, en toen hij in de jaren 1860 merkte dat walvisolie als brandstof in toenemende mate werd vervangen door aardolie, kocht hij een olieraffinaderij in Ohio.
Rockefeller bleek een effectieve olieproducent. De meeste raffinaderijen verwerkten slechts zo’n 60 procent van de aardolie tot petroleum, de rest was afval. Zo niet bij Rockefeller. Hij verbeterde de productie door het restproduct te verwerken tot onder meer benzine, smeerolie, teer en paraffine, die hij met veel winst on verkopen.