Britse oorlogvoering dreef op urine
In de 17e eeuw was grond met gier zo duur dat het verboden was om dit mengsel als mest te gebruiken. Dienaren van de koning trokken van boerderij tot boerderij om het uit de stallen te halen, zodat salpeter kon worden gewonnen voor buskruit.

Europese koningshuizen controleerden de salpeterproductie. Opstandelingen, bijvoorbeeld tijdens de Franse Revolutie, moesten zelf salpeter maken.
In het kerkje van Chipping Norton in Zuidoost-Engeland zijn de banken aan de kant geschoven en is de vloer opengebroken. Bergen pas opgegraven aarde versperren de doorgang.
De plaatselijke gelovigen kunnen niet ter kerke gaan of hun doden begraven.
Het is 1634, en de kerk is niet door vandalen verwoest, maar door dienaren van de koning die toestemming hebben om naar salpeter te graven.
Deze petermen zijn een belangrijke schakel in de productie van buskruit en daarmee in de staatsveiligheid, en de kerkgangers hebben dan ook weinig in te brengen.
Salpeter wordt gevormd in aarde met een hoog gehalte ammoniak, die vooral uit urine komt.
Omdat water de salpeter verdunt, worden alleen in bodem die beschut is tegen de regen grote hoeveelheden aangetroffen, bijvoorbeeld in stallen en duiventillen. De petermen proeven de aarde om het te vinden.
Ook kerken staan hoog op hun verlanglijstje. Een van hen is de gehate Nicholas Stephens, die de kerk in Chipping Norton onder handen neemt.
Veel kerken hebben speciale plasplekken, waar salpeter dus ruim voorhanden is. Ook incontinente kerkgangers dragen hun steentje bij: volgens een van de mannen van Stephens is ‘de aarde in kerken het best, omdat de vrouwen plassen terwijl ze in de banken zitten’.