University of Michigan Museum of Anthropological Archaeology
Bizon schedel

Nieuw onderzoek: Steentijdmensen aten maaginhoud van bizon

Uit nieuw onderzoek blijkt dat steentijdmensen hun essentiële eiwitten en koolhydraten soms uit bijzondere bronnen haalden. Mogelijk zette het alternatieve voedsel de geslachtsrollen op z’n kop.

Alle voedsel was waardevol voor de Noord-Amerikaanse jager-verzamelaars uit de steentijd.

Daarom aten ze ook de onverteerde maaginhoud op van de planteneters waarop ze jacht maakten.

Dit is de conclusie van een onderzoek van de University of Michigan, dat keek naar de voedingswaarde van de maaginhoud van de Amerikaanse bizon.

Het blijkt dat plantenresten zeer rijk zijn aan eiwitten en koolhydraten. De maaginhoud is zelfs zo energierijk dat 25 volwassen jager-verzamelaars drie dagen lang al hun eiwitten en koolhydraten uit de maag van één bizon konden halen.

De maaginhoud was dus van groot belang, vooral voor prehistorische mensen in gebieden met weinig eetbare planten.

Bovendien hoefden de mensen in de steentijd zo geen energie te besteden aan het verzamelen van planten naast het jagen op dieren: één prooidier voorzag in alle voedingsbehoeften.

Pijlpunt

In Noord-Amerikaanse graven van mannen en vrouwen zijn pijlpunten voor de bizonjacht gevonden.

© University of Michigan Museum of Anthropological Archaeology

Vrouwen namen ook deel aan de jacht

Volgens hoogleraar antropologie Raven Garvey, de auteur van de studie, zegt haar onderzoek ook iets over de geslachtsrollen in de steentijd.

Traditioneel gaan experts ervan uit dat mannen joegen en vrouwen verzamelden, maar in werkelijkheid kunnen vrouwen ook aan de jacht hebben deelgenomen, omdat de consumptie van de maaginhoud het vergaren van planten overbodig maakte.

Deze theorie wordt ondersteund door vondsten in Noord- en Zuid-Amerika, waaruit blijkt dat vrouwen 13.000 tot 8000 jaar geleden volop deelnamen aan de jacht op grote dieren.

‘Als we rekening houden met het belang van de maaginhoud van grote herkauwers en andere onbestudeerde voedselbronnen, kunnen we tot nieuwe conclusies komen over gedragspatronen in het verleden en tot een herwaardering van onze hypothesen over evolutie,’ zegt Garvey.