De onderzoekers hebben onder andere strontiumisotopen geanalyseerd, die kunnen aantonen waar de prooien van Neanderthalers leefden.
‘Tandglazuur ontstaat geleidelijk en maakt zo een tijdlijn die de geologische oorsprong van het geconsumeerde voedsel aangeeft,’ zegt geochemicus Bethan Linscott van de universiteit van Oxford, die meewerkte aan de studie.
Neanderthalers bleken onder andere edelherten, wilde paarden en een uitgestorven neushoornsoort te hebben gedood in een gebied van zo’n 600 km2.
Nieuwe kennis heeft de archeologie veranderd
In dezelfde studie werd ook het tandglazuur geanalyseerd van een Homo sapiens die 13.000 jaar geleden in het gebied leefde.
Uit de studie blijkt dat die leefde van kleine prooien als konijnen, vissen en wilde geiten, en dat zijn jachtgebied half zo groot was als dat van de Neanderthalers.
‘Deze studie laat zien hoeveel de wetenschap de archeologie heeft veranderd in slechts tien jaar. Vroeger bleef onze kennis van de prehistorische mens beperkt tot wat we konden afleiden uit de sporen op hun botten of gereedschap. Nu kunnen we met de chemie van botten en tanden individuele levensverhalen reconstrueren, zelfs van vroege Neanderthalers,’ zegt archeoloog Alistair Pike van de universiteit van Southampton.