De oorlogskoning Frederik de Grote maakte Pruisen in de 18e eeuw groot. Maar zijn voorvaderen hadden dat mogelijk gemaakt. In 1640 zag het er nog niet naar uit dat de staat een grote toekomst tegemoet ging.
De grond rond Berlijn was arm, en Pruisen, ver naar het oosten, leverde niet veel op. Maar dat jaar erfde Frederik Willem de troon van het ministaatje, en hij riep een strijdmacht in het leven.
Pruisen groeide dankzij een sterk leger
Door de economie te hervormen en de boeren uit te buiten verwierf hij precies genoeg geld voor een klein, maar goed getraind leger. Met zijn soldaten kon Frederik Willem nieuwe gebieden veroveren.
In 150 jaar groeide het land uit tot een ware grootmacht. Volgens een Franse politicus was Pruisen ‘niet een staat met een leger, maar een leger met een staat’.
Aan de opmars kwam een einde toen Napoleon in 1806 de Pruisische legers versloeg. Maar in een paar jaar was het weer op volle sterkte, en het speelde een grote rol bij de val van de Franse keizer.
In 1871 werd de Pruisische koning keizer van Duitsland.