Op 27 december 1979 stak een troepenmacht van dik 200.000 man begeleid door tanks de Afghaanse grens over. Rusland had al 150 jaar een oogje op het land, dat Zuid- en Midden-Azië met het Midden-Oosten verbond en toegang tot India gaf. Het land was formeel zelfstandig, maar de Britten hadden er van 1879 tot 1919 een grote vinger in de pap.
Na de Russische Revolutie kocht de USSR steeds meer invloed in Afghanistan. In 1973 poogde ze haar macht te versterken door de afzetting van koning Zahir Sjah, 40 jaar op de troon, te steunen.
Teleurstellende heerser
Mohammad Daoed, de nieuwe heerser, stelde de Russen teleur door de invloed van de Sovjets in te perken.
In 1978 werd hij bij een putsch gedood en overspoelden Russische legeradviseurs het land. Het islamitische verzet was groot en ook in het leger broeide verzet. Na de islamitische revolutie in Iran voelde de Sovjet-Unie zich zo in haar macht bedreigd, dat ze eind 1979 Afghanistan binnenviel. De tegenstand van de door de VS gesteunde moedjahedien bracht de supermacht op de knieën. In 1989 wierpen de Sovjets de handdoek in de ring.
De oorlog kostte het leven aan 13.000 Sovjetsoldaten en één miljoen Afghanen. Vijf miljoen mensen vluchtten.