Tot aan het eind van de middeleeuwen was de maliënkolder het meest gebruikte pantser op het slagveld.
De maliënkolder bestond uit duizenden kleine ringetjes die bescherming boden tegen steken van messen en zwaarden.
En dankzij de constructie van het kledingstuk konden de strijders goed uit de voeten tijdens bloedige man-tegen-mangevechten.
Maliënkolder was duur en ingewikkeld
Een groot nadeel was echter dat het pantser zeer kostbaar was omdat een ambachtsman de talloze metalen ringetjes met de hand in elkaar moest zetten.
Toen de kruisboog rond 1000 zijn intrede deed op de slagvelden, gingen eerst ridders en later gewone soldaten hun maliënkolder aanvullen met grote metalen platen om de krachtige pijlen tegen te houden.
Buskruit en vuurwapens deden maliënkolder de das om
Een paar eeuwen later kreeg de maliënkolder de doodsteek toen het buskruit naar Europa was gekomen en er vuurwapens verschenen op de slagvelden.
De kleine ringetjes konden de eigenaar niet meer beschermen tegen letsel, en het harnas werd de belangrijkste vorm van pantser.