Waarom kwamen er halfrupsvoertuigen?

In de Tweede Wereldoorlog waren er voertuigen met wielen én rupsbanden. Had dat voordelen?

De infanterie reed in half-tracks in het kielzog van de Duitse tanks.

Half-tracks waren alternatief voor vrachtwagens

Toen de Fransman Adolphe Kégresse in 1911 de auto’s van de Russische tsaar mocht ombouwen, maakte hij de eerste half-tracks. In de Tweede Wereldoorlog werden nieuwe eisen gesteld aan mobiliteit en kwamen ze in massaproductie. Het Duitse leger had wagens voor troepen en wapens nodig die achter de tanks aan reden. Dankzij rupsbanden achter konden ze door ruig terrein rijden, terwijl ze door de voorwielen nog wendbaar waren.

Halfrupsvoertuigen waren wendbaar

Rupsbandvoertuigen konden overweg met het terrein, maar waren moeilijk te besturen en chauffeurs moesten speciaal getraind worden. Half-tracks waren net zo wendbaar als vrachtwagens: de voorwielen bepaalden de richting. Als de chauffeur hard aan het stuur draaide, kregen de kettingen een verschillende snelheid, waardoor de bocht makkelijker te nemen was.

Blitzkrieg was mogelijk dankzij half-tracks

Half-tracks waren van groot belang voor de Duitse Blitzkrieg. Ze vervoerden infanterie, trokken kanonnen en dienden als mobiel commandocentrum. De Amerikanen maakten eveneens half-tracks, zodat ook de geallieerden over deze werkpaarden beschikten.

Na de oorlog werden de half-tracks geleidelijk vervangen door voertuigen met alleen rupsbanden.