SS-bloedbad leidde tot wraakactie
Als Hitlers troepen in 1944 proberen door te breken in de Ardennen, executeren SS’ers zo’n 100 Amerikaanse krijgsgevangenen in koelen bloede. Maar de Amerikanen nemen genadeloos wraak.

Een maand na het Bloedbad van Malmedy vonden de Amerikanen de toegetakelde lijken van hun kameraden onder de sneeuw.
De ijzige wind bijt Virgil Lary in het gezicht als zijn Amerikaanse jeep op 17 december 1944 door het glooiende landschap van Wallonië rijdt.
Een dag eerder zijn Hitlers troepen aan het Ardennenoffensief begonnen, en luitenant Lary en zijn konvooi van jeeps en open vrachtwagens met soldaten van het 285th Field Artillery Observation Battalion zijn op weg van Malmedy naar Sankt Vith om de Amerikaanse verdediging te steunen in de Belgische Oostkantons.
‘Boches! Boches!’ roepen een paar Walen in de berm als het konvooi even na 13.00 uur een kruising nadert in het dorp Baugnez. De Amerikanen weten niet dat de bewoners hen waarschuwen met hun scheldwoord voor Duitsers.
Als het konvooi deels de kruising over is, worden de vrachtwagens achter Lary plotseling onder vuur genomen door Duitse tanks. Sommige voertuigen vliegen in brand, andere botsen op elkaar in de chaos.
VIDEO (deel 1): Amerikanen zitten in de val op kruising
De timing had niet slechter kunnen zijn voor het Amerikaanse konvooi, dat in Baugnez op de tanks van Joachim Peiper stuitte.
Idee & productie: Jonas Sjöwall Haxø & Niels-Peter Granzow Busch | Illustraties Claus Lunau/HISTORIA
De Amerikanen zoeken hun toevlucht in greppels en proberen terug te schieten. Maar de vijand is een stuk sterker, en vanuit het oosten is er een hele stoet Tiger- en Panther-tanks in aantocht.
‘We moeten ons overgeven,’ roept Virgil Lary naar zijn mannen, waarna de ruim 100 Amerikanen met hun handen omhoog tevoorschijn komen uit hun schuilplaatsen.
De Duitsers, die deel uitmaken van SS-Kampfgruppe Peiper, sturen de gevangenen een voor een een veld in. Hoewel het vriest, is de grond nog steeds modderig.
Lary ziet verbaasd hoe twee tanks de flanken van de Amerikanen afdekken, hoewel die allemaal hun handen boven hun hoofd houden en geen bedreiging meer vormen.
Midden op de weg naast het veld, waar ook een rijtje SS’ers staat, stopt een derde voertuig. Een officier in de tank pakt zijn pistool en wijst naar de gevangenen. Plotseling haalt hij de trekker over.
Een kogel doorboort de borst van Lary’s chauffeur, die schuin voor hem staat. De Amerikanen kijken onthutst toe hoe hun kameraad kreunend in elkaar zakt.
Dan beginnen de Duitse machinegeweren te ratelen. Het bloedbad is een feit.
Maar de Duitse wandaad wordt niet vergeten – niet door de Amerikanen en niet door de geschiedschrijvers.

De Amerikaanse vrachtwagens stuitten in de buurt van Malmedy op een SS-colonne van Joachim Peiper, die met 800 tanks en andere voertuigen op weg was naar het westen in een race tegen de klok. Andere SS-eenheden volgden Peiper op de voet.
SS is klaar voor bloedbad
De beulen van SS-Kampfgruppe Peiper maakten deel uit van de Duitse troepenmacht van een kwart miljoen soldaten die in december 1944 deelnam aan Hitlers Ardennenoffensief.
De aanval door de Belgische bossen richting het Amerikaanse front was de ultieme poging van de Führer om het oorlogstij te keren.
Snelheid en verrassing waren essentieel, en Kampfgruppe Peiper onder leiding van SS-Obersturmbannführer Joachim Peiper vormde de speerpunt die moest oprukken door de Ardennen om de belangrijkste bruggen over de Maas te veroveren.

Joachim Peiper werd in mei 1945 krijgsgevangen gemaakt na in o.a. Oostenrijk te hebben gevochten.
Joachim Peiper had een schimmig verleden
Voor het doodschieten van weerloze mensen draaide Joachim Peiper zijn hand niet om. De SS-officier had naar verluidt in Italië onschuldige burgers laten liquideren.
Hoewel het nooit duidelijk werd of Joachim ‘Jochen’ Peiper bij Malmedy persoonlijk bevel gaf om de krijgsgevangenen dood te schieten, zijn er aanwijzingen dat de SS-commandant niet voor dergelijke praktijken terugdeinsde.
Volgens latere aantijgingen zat Peiper achter een bloedbad in Italië in 1943. Bij de plaats Boves hadden partizanen twee Duitse soldaten gevangengenomen.
Peiper omsingelde Boves met zijn troepen en zei het stadje te zullen verwoesten als de gevangenen niet vrijkwamen. Na bemiddeling van een priester werden ze uitgeleverd.
Volgens verklaringen die 25 jaar later werden afgelegd, gaf Peiper zijn troepen toch opdracht om Boves in puin te leggen. Zo’n 350 huizen werden platgebrand en er werden inwoners geliquideerd.
Een van de slachtoffers was een 87-jarige vrouw, die levend verbrandde toen Peipers mannen haar huis in brand staken. In totaal kwamen er 23 burgers om.
In 1968 staakten een Italiaanse en een Duitse rechtbank echter het onderzoek naar Peiper vanwege gebrek aan bewijs.
Hitler had vóór de aanval een bevel uitgevaardigd waarin hij zijn troepen had opgedragen ‘genadeloos’ te vechten en op te rukken ‘in een golf van angst en vrees’. De soldaten mochten geen ‘menselijke terughoudendheid’ tonen.
Naar eigen zeggen ontving Joachim Peiper twee dagen vóór het Ardennenoffensief in de commandopost van de divisie documenten ‘waaruit bleek dat krijgsgevangenen doodgeschoten moesten worden als de omstandigheden ter plaatse dat vereisten’.
Andere getuigen zeiden na de oorlog geen instructies over het executeren van gevangenen te hebben gezien, maar volgens veel SS’ers gaven hun officieren tijdens het offensief bevel om af te rekenen met krijgsgevangenen.
VIDEO: Hitlers offensief verraste de Amerikanen
Op 16 december 1944 rukten ruim een kwart miljoen Duitse soldaten op door België in een wanhoopspoging een wig te drijven tussen de geallieerde troepen. Bekijk originele opnamen van het offensief.
U.S. War Department Bureau of Public Relations
Om de verrassingsaanval te doen slagen, mochten de eenheden niet worden opgehouden door lastige gevangenen. De instructie viel vooral in goede aarde bij de elitetroepen van de Waffen-SS, die hadden geleerd zich niet te storen aan morele bezwaren.
Zo spoorde een compagniecommandant zijn mannen aan ‘in de goede oude SS-geest’ te strijden.
‘Ik geef u geen orders om krijgsgevangenen te executeren, maar u bent allemaal getraind als SS’er. U weet wat u te doen staat zonder dat ik het hoef te zeggen,’ voegde hij eraan toe.

Troepen van de Waffen-SS zagen zichzelf als elitestrijders. Velen kwamen uit de bezette landen.
Waffen-SS beging tal van wreedheden
De soldaten van de SS waren fanatieke nazi’s die geen middel schuwden om hun doel te bereiken. Eenheden van de Waffen-SS begingen talloze oorlogsmisdaden.
27 mei 1940
Britten vermoord in Le Paradis
De SS-divisie Totenkopf doodde in 1940 97 Britse soldaten die zich in de Franse plaats Le Paradis hadden overgegeven.
19 juni 1940
Afrikaanse soldaten geliquideerd
Bij Lyon schoten troepen van o.a. Totenkopf in 1940 meer dan 100 gevangengenomen Senegalezen uit het Franse leger dood.
11 april 1941
Burgers in massagraf gedumpt
Tijdens de invasie van Joegoslavië in 1941 schoten SS’ers zo’n 200 burgers dood in Alibunar uit wraak voor de moord op een SS-soldaat.
17 februari 1942
Russen levend verbrand
De pantserdivisie Leibstandarte SS Adolf Hitler vermoordde in 1942 bijna 900 Russische burgers. 240 van hen verbrandden levend in een kerk in Jefremovka.
12 augustus 1944
Moorden met vlammenwerpers
De 16e SS-Pantsergrenadierdivisie sloot in 1944 circa 70 Italianen op in een stal in Vaccareccia. De gevangenen werden vervolgens vermoord met mitrailleurs en vlammenwerpers.
Peiper wil Oostfronttactieken
Peiper was ook niet het type voor gewetensbezwaren en behandelde de vijand nietsontziend. De 29-jarige fanatieke nazi had zich al in 1933 vrijwillig aangemeld bij de SS en was in het eerste oorlogsjaar de adjudant van Reichsführer-SS Heinrich Himmler.
Samen met Himmler inspecteerde hij concentratiekampen en observeerde hij het vergassen van geesteszieken. Peiper vocht later in de Sovjet-Unie, waar zijn eenheid naar verluidt regelmatig gevangenen mishandelde en executeerde.
‘Nu gaan we vechten op dezelfde manier als in Rusland.’ Joachim Peiper tegen zijn mannen vóór het Ardennenoffensief
Volgens een soldaat van Kampfgruppe Peiper wilde de commandant de wrede praktijken van het Oostfront ook in de Ardennen toegepast zien.
‘Nu gaan we vechten op dezelfde manier als in Rusland. De speciale regels die tot nu toe in het westen golden, worden geschrapt,’ zou Peiper vóór het offensief gezegd hebben.
Toen Peipers troepen op de tweede dag plotseling oog in oog stonden met 100 Amerikanen, twijfelden de SS’ers dan ook niet lang. De eenheid lag achter op schema en moest opschieten.
Het is niet bekend of Peiper zelf het bevel tot het bloedbad gaf. De commandant was doorgereden met de voorste tank toen de Amerikanen werden neergemaaid. Hij was al vertrokken toen het eerste schot viel op het veld bij Baugnez.
Met dat schot barstte de hel los voor de Amerikanen.
Duitsers slachten gevangenen af
Luitenant Virgil Lary had net gezien hoe zijn chauffeur in elkaar gezakt was met een kogel in zijn borst. De Amerikaan kon nauwelijks reageren voordat de Duitsers met pistolen, geweren en mitrailleurs op de groep gevangenen begonnen te schieten.
‘Het vuur werd steeds intenser. Degenen die niet op slag dood waren, wierpen zich op de grond. Ik viel met mijn gezicht in de modder, met mijn voeten naar de weg gekeerd. Ik hoorde het gekerm van mijn gewonde kameraden,’ vertelde Lary later.
VIDEO (deel 2): Amerikanen worden geëxecuteerd
Idee & productie: Jonas Sjöwall Haxø & Niels-Peter Granzow Busch | Illustraties: Claus Lunau/HISTORIA
Drie of vier minuten klonk onophoudelijk het geratel van de machinegeweren, terwijl de lichamen van de gevangenen doorboord werden. Lary voelde dat er een kogel dwars door zijn voet ging en werd ook in zijn dijbeen geraakt.
Toen de wapens eindelijk zwegen, lagen sommigen te kreunen in de sneeuw, terwijl anderen zich niet verroerden.
‘Macht alle kaputt!’ klonk er vanaf de weg. Alle overlevenden moesten worden gedood.
Een van de aanwezige SS’ers gaf tijdens een verhoor toe dat hij met twee kameraden ‘een paar minuten lang de Amerikanen had geobserveerd om te kijken of ze nog bewogen of andere tekenen van leven vertoonden’.
‘We kozen met ons drieën elk een doelwit uit en gingen erop af om ze dood te schieten. Ik vuurde met mijn pistool op vier of vijf gewonde Amerikanen. Ik schoot slechts één kogel in hun hart,’ zei hij.
‘Ik wachtte gespannen op het eind van mijn leven.’ Luitenant Virgil Lary over het bloedbad
Terwijl Lary nog met zijn gezicht in de modder lag, hoorde hij de beulen naderen. Telkens als ze vuurden, verstomde er een kermende stem op het veld. Zelf probeerde Lary de pijn te verbijten en zich dood te houden. Hij was verstijfd van angst toen hij vlakbij een paar laarzen in de modder hoorde.
‘De tijd stond stil,’ vertelde de luitenant, die hoorde hoe de man naast hem door het hoofd geschoten werd.
‘Ik wachtte gespannen op het eind van mijn leven.’
Overlevenden proberen te vluchten
Lary wist zeker dat zijn dagen geteld waren. Het voelde dan ook aan als een wonder toen het gesop van de laarzen van de SS’ers langzaam in de verte verdween.
Vlak daarna hielden de schoten op. De Duitsers leken ervan overtuigd dat alle gevangenen dood waren. Ze startten hun dieselmotoren, en de tanks en pantservoertuigen gingen door naar het zuiden.
Er bleven enkele Duitse bewakers achter op de kruising in Baugnez om aankomende tanks naar het zuiden te dirigeren.
Naast Lary waren er nog zo’n 15 à 20 Amerikanen in leven op het veld. Telkens als er een colonne Duitse voertuigen voorbij denderde, fluisterden ze naar elkaar.
Omdat ze zeker zouden doodvriezen als ze de hele nacht bleven liggen, spraken ze met elkaar af om te proberen weg te glippen.
‘Het is tijd,’ zei een Amerikaan toen het rond 16.30 uur donker was geworden.
VIDEO (deel 3): De overlevenden doen een vluchtpoging
Idee & productie: Jonas Sjöwall Haxø & Niels-Peter Granzow Busch | Illustraties: Claus Lunau/HISTORIA
De gewonde gevangenen strompelden over het veld. Sommigen gingen op een bos af, anderen zochten hun toevlucht in een leeg café bij de kruising.
De Duitse bewakers ontdekten de vluchtpoging al snel, en de machinegeweren begonnen weer te ratelen. Een klein groepje bereikte de bosrand en ontkwam. Degenen die het café waren binnengegaan, hadden minder geluk. De Duitsers staken het gebouw in brand, en toen de Amerikanen naar buiten renden, werden ze neergemaaid.
Lary zag het allemaal gebeuren: hij schuilde als enige in een schuurtje naast het gebouw. Dat zagen de Duitsers gelukkig over het hoofd, en toen de rust was weergekeerd, sloop hij weg in noordwestelijke richting. Daar lag Malmedy, dat de Amerikanen nog in handen hadden.

In 1946 vertelde luitenant Virgil Lary over het Bloedbad van Malmedy. Zijn getuigenverklaring werd opgenomen op een film, die je hier kunt zien.
‘Ik had gelukkig een kompas. Ik wist niet precies waar Malmedy lag. Het was zo’n 5 kilometer. Toen ik bij een gehucht van vijf of zes huizen kwam, wezen een paar Belgen me de weg naar Malmedy. Daar rapporteerde ik alles meteen aan een luitenant-kolonel.’
Het verhaal van Lary en de andere overlevenden sloeg in als een bom bij de Amerikanen. Binnen een dag was elke soldaat in de Ardennen op de hoogte van de slachtpartij, die bekendstaat als het Bloedbad van Malmedy in plaats van Baugnez, vermoedelijk omdat de eerste meldingen uit Malmedy kwamen.
Maar om de topografie bekommerden de Amerikanen zich niet. Zij dachten maar aan één ding: de Duitse wandaad moest worden gewroken.
Amerikanen zinnen op wraak
Na het nieuws over het bloedbad sloeg de stemming onder de Amerikanen om. Al de volgende dag deed het opperbevel een waarschuwing uitgaan aan de soldaten aan het front:
‘Het is te allen tijde gevaarlijk om zich over te geven aan Duitse tankbemanningen en vooral aan tanks die niet begeleid worden door infanterie, of aan eender welke eenheid die aan een snelle opmars bezig is. Deze eenheden zijn er niet voor uitgerust om krijgsgevangenen te maken en lossen dat op door hen te doden.’

Het Duitse offensief kwam als een donderslag bij heldere hemel voor de Amerikanen. Aanvankelijk was het dan ook een succes, maar het liep al snel vast.
Vanaf dat moment stak geen Amerikaan zijn handen meer in de lucht. Nu vochten de Amerikanen tot de dood. Maar de grootste verandering was hun houding ten opzichte van de vijand. Van enig mededogen was geen sprake meer, en het oorlogsrecht werd terzijde geschoven.
In de weken na het bloedbad zagen de Amerikanen er geen been in om Duitsers die met Amerikaanse laarzen aan gevangengenomen werden, in elkaar te slaan. Want zij moesten hun schoeisel wel hebben gestolen van krijgsgevangenen of gesneuvelden.
De realiteit was dat de Duitsers in december 1944 aan vrijwel alles gebrek hadden, vooral aan warm schoeisel. De verleiding om de gevoerde laarzen van dode Amerikanen af te nemen, was dan ook groot.

De Duitse troepen waren zo slecht uitgerust dat velen de verleiding om de laarzen van gesneuvelde Amerikanen te stelen niet konden weerstaan. De voorste van deze twee gevallen Amerikanen mist zijn laarzen.
De Amerikanen hielden daar in hun woede over het bloedbad echter geen rekening mee. Voor straf dwongen Amerikaanse paratroepers gevangengenomen Duitsers met blote voeten door de sneeuw te lopen, net zo lang tot ze niet meer konden lopen.
Daarna werden de gevangenen naar een hospitaal gestuurd, waar hun bevroren voeten vaak geamputeerd moesten worden.
‘Geen SS’er of paratroeper mag worden gevangengenomen. Schiet ze onmiddellijk dood.’ Schriftelijk bevel aan de Amerikaanse 328e Infanteriedivisie
‘Je zou het mishandeling of een wandaad kunnen noemen, maar op dat moment vond ik het een wrede, maar effectieve manier om de Duitsers een lesje te leren: met paratroepers valt niet te spotten,’ zei soldaat Frank Brumbaugh van de 82nd Airborne Division.
Af en toe werden Duitsers met Amerikaanse laarzen aan standrechtelijk geëxecuteerd. Maar de Duitsers hoefden geen diefstal gepleegd te hebben om te worden doodgeschoten.
‘Geen SS’er of paratroeper mag worden gevangengenomen. Schiet ze onmiddellijk dood,’ luidden de niet mis te verstane bewoordingen van een schriftelijk bevel van de leiding van de 328e Infanteriedivisie vier dagen na het Bloedbad van Malmedy.
Amerikaans bloedbad gaat in de doofpot
Lang niet alle Amerikaanse officieren spoorden hun soldaten aan om dat bevel op te volgen, maar als iemand een Duitse gevangene doodschoot, werd er geen melding van gemaakt. De vele wraakacties in de Ardennen werden door de vingers gezien.
Gewonde Duitse tankbemanningen werden gedood, en ‘Fritzen’ met hun handen omhoog werden in koelen bloede vermoord.
‘Wij pleegden nu dezelfde misdaden als de Jappen en de Duitsers.’ De Amerikaanse sergeant John Fague over de executie van ca. 60 Duitse gevangenen
Volgens een getuige die in de heuvels bij Elsenborn in de Oostkantons vocht, telde zijn eenheid een 19-jarige soldaat met de bijnaam ‘Junior’. Hij stond erom bekend dat hij ‘iedereen doodschoot die bij hem in de buurt kwam, onder wie alle krijgsgevangenen’.
‘Junior liep door de straat. Een Duitser die zich 72 uur lang had schuilgehouden in een huis, kwam naar buiten met zijn handen op zijn hoofd en lachte: “Kameraad! Kameraad!” Junior bleef niet staan, maar trok zijn pistool en schoot de man in het gezicht toen hij langs hem liep,’ aldus de getuige.

Na Malmedy executeerden ook Amerikaanse eenheden Duitsers die ze tegenkwamen, zelfs als die hun wapens hadden laten vallen.
De ergste wraakactie vond op 1 januari 1945 plaats in Chenogne. Na een fel gevecht in de puinhopen van het dorp maakten de troepen van de Amerikaanse 11e Tankdivisie zo’n 60 Duitsers krijgsgevangen, vooral jonge jongens. Ze werden naar een heuvel buiten het dorp gebracht.
‘Er werden machinegeweren opgesteld. Deze jongens moesten dood. Wij pleegden nu dezelfde misdaden als de Jappen en de Duitsers,’ vertelde sergeant John Fague van de eenheid. Hij haalde niet zelf de trekker over, maar zag het resultaat:
‘Op weg terug naar het dorp keek ik naar de velden waar de Duitse jongens waren geliquideerd. Donkere, levenloze vormen in de sneeuw.’
Wie het bevel voor het bloedbad gaf, is nooit opgehelderd. Het voorval is een zwarte bladzijde in de Amerikaanse oorlogsgeschiedenis en er werd niet meer over gesproken zodra de machinegeweren zwegen.
‘Er vonden enkele ongelukkige gebeurtenissen plaats wat betreft het executeren van gevangenen. Ik hoop dat we die kunnen vergeten,’ schreef de beroemde generaal George Patton in zijn dagboek.

Generaal Patton (l) hoorde dat zijn troepen zich misdroegen, maar wilde daar geen ruchtbaarheid aan geven.
De geallieerde opperbevelhebber, Dwight D. Eisenhower, wilde na de oorlog een onderzoek. Maar de 11e Tankdivisie weigerde mee te werken en verklaarde: ‘Het is te laat. De oorlog is voorbij en de eenheden zijn ontbonden.’
Het bloedbad werd in de doofpot gestopt. De Amerikanen waren er wél op gebrand om de Duitse wandaad bij Malmedy uitgebreid te onderzoeken en de onderste steen boven te krijgen.
Lichamen komen uit de sneeuw
Pas een maand na de moordpartij op het veld bij Baugnez kregen de Amerikanen het gebied weer in handen.
De grond was nu stijf bevroren en er lag een halve meter sneeuw. Daaronder lagen de macabere bewijzen van de misdaad, die langzaam maar zeker tevoorschijn kwamen.
‘Amerikaanse troepen en enkele krijgsgevangenen liepen over het veld. Ze haalden bevroren lijken van Amerikaanse soldaten uit de sneeuw. Hun armen en benen waren bevroren in groteske houdingen,’ vertelde de soldaat Frank Brumbaugh, die de plek halverwege januari aandeed.

Een maand na het bloedbad onder Amerikaanse soldaten werden de lijken uitgegraven uit de sneeuw.
Speciale teams schetsten de houdingen en fotografeerden de lichamen, die vaak nog de handen boven het hoofd hadden. Bij sommige misten de ogen, vermoedelijk omdat kraaien die hadden uitgepikt. De oogkassen zaten vol sneeuw.
Met vrachtwagens werden de lijken naar Malmedy vervoerd om te worden ontdooid. Artsen vonden ondubbelzinnige bewijzen dat de soldaten waren geëxecuteerd.
Naast de opgeheven armen vertoonden de lichamen schotwonden in hoofd, hart of nek, en uit kruitsporen aan de randen bleek dat de kogels van dichtbij waren afgevuurd.
In totaal waren er 84 Amerikaanse krijgsgevangenen geliquideerd op het veld. De overige leden van het konvooi waren gesneuveld in de voorafgaande gevechten of hadden weten te ontkomen.
Het voorlopige Amerikaanse rapport werd op 27 januari 1945 vrijgegeven, en bij latere verhoren van Duitse krijgsgevangenen kwam aan het licht dat de beulen deel uitgemaakt hadden van Kampfgruppe Peiper.
Toen de oorlog voorbij was, was het tijd om de verantwoordelijken te straffen.
43 doodvonnissen
Terwijl de Amerikanen hun eigen wraakactie bij Chenogne onder de pet probeerden te houden, zetten ze alles op alles om de verantwoordelijken voor het Duitse bloedbad te straffen. Een Amerikaanse senator sprak van ‘de meest ongerechtvaardigde massaslachting uit de recente geschiedenis’.
In 1946 klaagden de Amerikanen in totaal 73 Duitse officieren en SS-soldaten aan voor oorlogsmisdaden tijdens een groot proces in het voormalige concentratiekamp Dachau. Getuigen van het bloedbad legden een verklaring af.

In totaal werden er 73 SS’ers ter dood veroordeeld voor het bloedbad in Malmedy, onder wie Joachim Peiper (nr. 42).
Terdoodveroordeelden kwamen vrij
Hoewel 43 SS’ers ter dood werden veroordeeld voor hun rol in het Bloedbad van Malmedy, kwamen ze nooit aan de galg. Al in 1956 waren ze allemaal vrij.
Dood door ophanging – zo luidde het vonnis tegen Joachim Peiper en 42 andere SS’ers in het voormalige concentratiekamp Dachau in 1946.
De doodvonnissen werden niet onmiddellijk na het proces voltrokken, en in 1948 klaagden de terdoodveroordeelden het Amerikaanse leger aan.
Via Duitse media bereikten de Amerikaanse Senaat berichten dat de SS’ers gemarteld en langdurig geïsoleerd waren om bekentenissen af te dwingen.
De Amerikanen riepen een commissie in het leven om de vonnissen en deze beschuldigingen te onderzoeken. Onder anderen de later zo beruchte senator Joseph McCarthy beschuldigde het leger van ernstige fouten.
De controversiële affaire sleepte zich jaren voort, en de doodvonnissen werden gaandeweg omgezet in gevangenisstraffen.
West-Duitsland bleef echter aan de bel trekken over de straffen, en nadat de geallieerden in 1955 hun status van bezetter hadden beëindigd, werden alle verdachten van het Bloedbad van Malmedy binnen een jaar vrijgelaten.
Een van die getuigen was Virgil Lary, die de SS’er aanwees die de eerste twee schoten had gelost. Wie het bevel had gegeven voor het bloedbad op 17 december 1944 werd niet opgehelderd.
Maar Duitse getuigen vertelden dat Joachim Peiper meermaals krijgsgevangenen had laten executeren. Hij droeg als commandant van de eenheid sowieso de verantwoordelijkheid, en hij had zijn soldaten te verstaan gegeven dat krijgsgevangenen een onnodige last waren.
Op 1 juli 1946 verklaarde de militaire rechtbank in Dachau alle 73 beklaagden schuldig aan medeplichtigheid aan het ‘zonder aanleiding, gepland en wreed’ liquideren van de Amerikaanse gevangenen.
Peiper en 42 van zijn SS’ers kregen de doodstraf, 22 mannen kregen levenslang en de laatste acht kregen celstraffen tussen de 10 en 20 jaar.
In de gevangenis mocht Virgil Lary met Peiper spreken. De luitenant wilde weten hoe de eenheid van de commandant zo’n daad had kunnen begaan.
‘We hadden onze orders. Ik neem de volledige verantwoordelijkheid,’ antwoordde Peiper.

Joachim Peipers huis in Frankrijk brandde tot de grond toe af – met hem erin.
Peiper ontsprong de dans niet
Joachim Peiper vluchtte 14 jaar na zijn vrijlating naar Frankrijk, maar de Franse pers zat hem op de hielen. De oud-SS’er wist dat een ontmaskering hem waarschijnlijk fataal zou worden, maar hij bleef waar hij was.
In december 1956 werd Joachim Peiper vrijgelaten uit de gevangenis van Landsberg. 14 jaar woonde hij in West-Duitsland en werkte hij voor Porsche en Volkswagen.
In 1972 vestigde Peiper zich onder een nieuwe naam in het Franse dorpje Traves, waar hij als vertaler aan de slag ging.
Maar vier jaar later ving de communistische krant L’Humanité geruchten op over de identiteit van de teruggetrokken bewoner van Traves.
Er kwamen journalisten naar het dorp, en Peiper vertelde in interviews dat hij zijn oorlogsverleden met 12 jaar in de gevangenis had moeten bekopen.
Niet iedereen vond echter dat de vroegere SS’er genoeg geboet had. Op 14 juli 1976, de nationale feestdag, staken onbekenden Peipers huis in brand, mogelijk na hem te hebben vermoord.
Zijn lichaam werd zwaar verbrand teruggevonden. Niemand werd voor de aanslag veroordeeld, maar Peiper leek te hebben geweten dat zijn laatste uur geslagen had. Kort voor zijn dood zei hij dat hij zich snel bij zijn kameraden in het Walhalla zou voegen.

Joachim Peiper was 61 jaar toen zijn verleden hem inhaalde.