De eerste zonnestralen verlichten de zee voor de bunker van Franz Gockel en tonen een angstaanjagend beeld. Aan de horizon is een enorme vloot te zien. Rook kringelt omhoog van de schepen, een teken dat een bommenregen de kust nadert. Salvo na salvo bestookt de Duitse betonnen bunkers in de duinen.
De granaatscherven vliegen in het rond, de lucht is vol dikke rook en de inslagen doen de grond trillen. Stof waait in de ogen en oren van de Duitse soldaten.
De scheepskanonnen zwijgen zodra een armada van landingsvaartuigen het strand nadert. De Duitse officieren bevelen: ‘Staakt het vuren tot de vijand heel dicht bij de kust is.’ Een luitenant geeft de coördinaten door aan de batterijen achter het strand: ‘Doel Dora, alle kanonnen, afstand 4-8-5-0, richting 20+, slagontsteking.’ Gockel controleert nog een keer of de mitrailleur geladen is en het vizier goed afgesteld. D-Day is begonnen.
Duizenden Amerikaanse, Britse en Canadese soldaten zijn op weg naar de Franse kust. Nu moet blijken of de stellingen van de Atlantikwall sterk genoeg zijn om het nazirijk te beschermen tegen de stormloop van de geallieerden.
Organisation Todt bouwt

Grote kanonnen moesten de vijandelijke schepen op afstand houden.
De Atlantikwall was Hitlers idee. In maart 1942 verordonneerde hij in bevel nr. 40 de bouw van vestingwerken langs de gehele kust van de Atlantische Oceaan en de Noordzee. De plannen om Engeland binnen te vallen waren hiermee van de baan. Hitler vreesde nu dat de Britten en Amerikanen Het Kanaal zouden oversteken.
Hij gaf het bevel om de gehele Europese kustlijn, van Noorwegen tot Frankrijk, te versterken. De vijand moest bij de landing worden onthaald op een overweldigende vuurkracht. Hitler wilde zo’n groot bloedbad op de stranden aanrichten dat de geallieerden niet zo gauw opnieuw een poging zouden wagen. Misschien wilden ze dan zelfs wel vrede, zodat Duitsland zich op de Sovjet-Unie kon richten.
Organisation Todt kreeg de taak om Hitlers visie te realiseren. Het bedrijf van de pas overleden Fritz Todt had er al ervaring mee. Kort na de capitulatie van Frankrijk in 1940 begon het met de bouw van bunkers bij de Franse havens. Nu moesten de stellingen één lange muur naar het westen vormen.
In het begin werd het werk door betaalde arbeiders en krijgsgevangenen uitgevoerd. Toen dat niet afdoende was werden burgers uit de bezette landen als dwangarbeider tewerkgesteld. Ook Duitse soldaten werkten aan de bouw van Hitlers ondoordringbare muur aan zee mee. Op het hoogtepunt van de werkzaamheden waren er in totaal een half miljoen mensen mee bezig.
Succes gemeten in gestort beton

Sommige lichte kanonnen waren niet in bunkers gezet, maar in open stellingen.
Een groot deel van het werk van Organisation Todt bestond uit het bouwen van bunkers en stellingen voor kanonnen, luchtafweergeschut, radars en mitrailleurs voor de Atlantikwall. Hier was enorm veel beton en wapeningsstaal voor nodig, want ze moesten krachtige bommen kunnen weerstaan. De buitenmuren en daken waren standaard twee meter dik, maar op belangrijke stellingen kon dat wel vijf meter zijn.
Voor de bouw van een bunker moest er een gat worden gegraven. Een zwaar karwei, dat meestal zonder machines werd gedaan. Vervolgens werd het omvangrijke frame van betonstaal opgebouwd. Rond het metalen skelet kwam de houten bekisting voor het beton.
Dan werden cement, grind en zand naar de onverzadigbare cementmolens aangevoerd, ook een hele klus. Op grote bouwlocaties verdeelde een ‘spin’ het beton naar de vele bouwplaatsen.
Het beton moest 24 uur drogen en in die tijd werd het gecontroleerd, zodat eventuele fouten direct konden worden hersteld. Beton geeft gedurende het uithardingsproces warmte af, waardoor het in de bunker wel een oven leek.
De meeste bunkers van de Atlantikwall waren standaardtypes en de bouw verliep volgens de assemblagemethode. Zodra het betonnen omhulsel gereed was, kwamen de monteurs om onder meer stalen deuren, ventilatiesystemen, kachels en kooien te installeren. Staal werd in de loop van de oorlog echter steeds schaarser en de Atlantikwall had geen prioriteit. Sommige bunkers werden daardoor nooit volledig uitgerust.
Organisation Todt zag toe op het werktempo en lokale opzichters waren verantwoordelijk voor de efficiëntie op hun bouwlocaties. Vooral belangrijk was dat er genoeg beton werd gestort, want zelfs voor kleine bunkers was meer dan 100 kubieke meter nodig.
Het meeste werk ging handmatig met kruiwagens, houwelen en spades en het gereedschap was vaak niet best. Een Noorse ooggetuige beschreef hoe de krijgsgevangenen op bouwlocaties in Noorwegen hun werk met kleine hamers en botte bijlen probeerden uit te voeren. Spijkers waren er in één maat.
Eenmaal daags waterige soep

In verband met de luchtfoto’s die de geallieerden maakten, stonden er ook houten nepkanonnen op de Atlantikwall.
De vele arbeiders van de Atlantikwall moesten elke dag van de week werken, van zes uur ’s ochtends tot zes uur ’s avonds, onderbroken door een korte middagpauze. Het dagmenu bestond uit een portie waterige groentesoep.
Het regime was tegenover de dwangarbeiders en Russische krijgsgevangenen keihard. Bewakers bestraften zelfs de kleinste overtreding met stokslagen, schoppen of klappen met de geweerkolf. Door het zware werk, geweld en de honger was de dood voor de onderlaag in de hiërarchie van de Atlantikwall nooit ver.
De arbeiders bivakkeerden in barakken of in beslag genomen onderkomens. Maar daar brachten ze niet veel tijd door. ‘Wat we in onze vrije tijd deden? Dan sliepen we’, vertelde een arbeider na de oorlog. Sommigen hadden het geluk dat ze op een stromatras konden slapen, de rest lag op de kale vloer. Ze kregen zelden nieuwe werkkleding. ‘Van juli 1942 tot maart 1943 droeg ik dezelfde kleding’, herinnert een arbeider zich.
De omstandigheden waren ook voor betaalde krachten slecht. Maar zij waren niet aan hetzelfde regime en dezelfde controle onderworpen als de dwangarbeiders en konden zich makkelijker drukken. En dat deden ze dan ook, zoals blijkt uit het relaas van een getuige aan de Deense westkust: ‘Er werd een wedstrijd gehouden wie het langst kon verzaken. De winnaar was 14 dagen geheel betaald op zoek naar een schop.’
Atlantikwall was een illusie
Toen de bunker klaar was, zat het werk voor Organisation Todt erop. De militairen installeerden de wapens en vulden de depots met munitie. Het vervoeren van de kanonnen naar de stellingen kon zwaar zijn, aangezien sommige met een kaliber tot wel 400 millimeter kolossaal waren.
Als het geschut op zijn plek stond, konden de soldaten hun intrek in de gevechtsbunker nemen. Op het hoogtepunt van de bouw werkten er wel 300.000 man tegelijk aan de Atlantikwall. Maar het bemannen werd steeds moelijker.
Aan het oostfront gingen de troepen er in een alarmerend tempo doorheen en voor het beschermen van de kilometers lange kust bleven alleen ouderen en minder strijdvaardigen over. De gemiddelde leeftijd was hoog, velen hadden gebreken of waren invalide oorlogsveteranen. Een deel van de mannen was bovendien onder Russische minderheden gerekruteerd, slecht getraind en dito uitgerust.
Het moreel van de soldaten had te lijden van de slechte logistiek. Voorraden bereikten vaak niet de verste voorposten en het transport met paard en wagen ging moeizaam. Het kleine beetje brandstof was voor de mobiele gevechtseenheden.
Ook op hoog niveau ging het slecht. Achter de Atlantikwall zat een centraal bestuur noch plan. Leger, vloot en luchtmacht waren samen verantwoordelijk, maar zij voerden een onderlinge machtsstrijd.
Aan het beeld dat het propaganda-apparaat van de Atlantikwall schetste, was dat niet af te lezen. Als er weinig goed nieuws te melden was, kregen belangrijke gasten de meest imposante stellingen te zien. Filmers vereeuwigden de bouw, alom maakten affiches gewag van grootse zeges en de gedachte dat de Atlantikwall één lange muur van beton en staal was, maakte opgang.
Woestijnvos neemt het over

Een deel van de echte kanonnen was voorzien van valse daken en ramen, zodat ze op gewone huizen leken.
Ook Hitler zag in dat de Atlantikwall niet aan de verwachtingen van het voorjaar van 1942 beantwoordde. Daarom beval hij in november 1943 veldmaarschalk Erwin Rommel de balans op te maken. Rommel werd Woestijnvos genoemd sinds hij aan het hoofd stond van de Duitse troepen in Noord-Afrika. Hij legde zich nu toe op de verdediging van het Europese vasteland.
Rommel was er niet erg van onder de indruk. Tijdens zijn inspectiebezoeken trof hij overal verkwisting en inefficiëntie aan. Hij voerde het bouwtempo op en liet de stranden vol leggen met versperringen en obstakels. Landingstroepen moesten op het strand voor de kanonnen en mitrailleurs van de Atlantikwall worden afgestopt. De mijnenvelden werden zijn stokpaardje.
‘Ik wil dat er miljoenen mijnen worden gelegd’, zo beval hij. Toen een stafofficier op een zonnige dag een fraai bloemenveld aanwees, was de reactie van Rommel: ‘Schrijf op: hier is plek voor minimaal 1000 mijnen.’
Normandië is het doel
In het voorjaar van 1944 was bekend dat een geallieerde landing ophanden was. De controle langs de 3800 kilometer lange Atlantikwall werd verscherpt.
Het Duitse opperbevel twijfelde niet over de landingsplaats. De geallieerde invasie zou plaatsvinden in Calais, waar de afstand tot Engeland het kortst was. De tankdivisies van de strategische reserve werden daar achter de duinen opgesteld, gereed voor een tegenaanval.
De Amerikanen en Britten hadden de sterke en zwakke plekken van de Atlantikwall goed in beeld. Jarenlang hadden ze via verschillende bronnen informatie vergaard over de verdedigingswerken. Vliegtuigen maakten tal van luchtfoto’s en ’s nachts gingen commando’s aan land om de kustverdediging van dichtbij te bekijken. Met name de Franse verzetsbeweging leverde veel foto’s en gedetailleerde beschrijvingen van de bouwwerken die langs de kust verrezen.
Een Franse schilder stal een overzicht van de Atlantikwall uit een kantoor van een leidinggevende van Organisation Todt. Het document werd het land uit gesmokkeld in een koekblik en ging naar Groot-Brittannië. Zo verkregen de geallieerden genoeg informatie en konden de Amerikanen een compleet handboek met beschrijvingen van bunkers opstellen.
Het was voor de geallieerden duidelijk dat ze in Calais veel tegenstand zouden krijgen en daarom kozen ze voor Normandië. Vliegtuigen en schepen opereerden dan wel op grotere afstand van hun bases, maar er waren minder Duitse verdedigingswerken.
Om de Duitse inlichtingendienst te misleiden werd de vermaarde Amerikaanse generaal Patton benoemd tot opperbevelhebber van de 1e Legergroep. Zijn leger stond opgesteld in Engeland, recht tegenover de kust van Calais. Maar alle voertuigen van Patton waren van hout en zeildoek en de manschappen bestonden uit een groep mensen die via de radio een levendige communicatie onderhielden.
De misleiding werkte nog beter dan gehoopt. Toen de invasie in Normandië begon, dacht Hitler dat dát de afleidingsmanoeuvre was. De Duitse reserves in Calais werden uiteindelijk te laat ingezet om een rol van betekenis te kunnen spelen in de strijd om de stranden.
Geallieerden breken door

De Atlantikwall werkte niet naar behoren. Op alle stranden braken de geallieerden door de Duitse stellingen heen.
p de avond van 5 juni 1944 verlieten vliegtuigen hun bases in Zuid-Engeland en staken duizenden schepen van wal, op weg naar Normandië.'
De eerste groep – paramilitairen – had met de Atlantikwall weinig van doen, zij vlogen naar hun doel achter de kust. De rest werd op het strand opgewacht door Duitse verdedigingswerken.
Op 6 juni legden geallieerde vliegtuigen voor de Duitsers van de Atlantikwall een tapijt van bommen neer. Dit werd afgewisseld met granaatvuur vanaf schepen voor de kust. Het spervuur ging de Duitse soldaten door merg en been, maar hun stevige bunkers hadden niet veel te lijden. De Duitse kanonnen konden echter maar weinig uitrichten. Ze waren niet erg nauwkeurig en konden op D-Day geen enkel schip tot zinken brengen. Maar de zeemijnen brachten wel heel wat vaartuigen tot zinken.
Toen de scheepskanonnen zwegen, zag soldaat Franz Gockel uit het schietgat van zijn bunker dat de zee ‘…tot leven kwam. De landingsvaartuigen naderden snel het strand. Een kameraad dook op uit de rook, rende mijn stelling in en riep: “Kijk Franz! Ze komen!”’
Toen de eerste schepen op het strand af voeren, wachtte een moordend vuur hen op. Met name op Omaha Beach, door zijn ligging een ideale aanvalsplek werd goed verdedigd. Veel Amerikaanse soldaten kwamen niet eens hun boot uit, omdat ze door Duitse mitrailleurs al waren neergemaaid. De eerste aanvalsgolf werd grotendeels afgeslagen en de geallieerde bevelhebbers vreesden dat de aanval zou mislukken.
Maar tijdens de strijd bleek de verdediging een zwakke plek te hebben. Als de Amerikanen eenmaal een stelling veroverd hadden, werden ze niet aangevallen. De Duitsers waren met te weinig, waren te verspreid en te slecht getraind in offensieve tactieken. Ze bleven in de bunkers, tot de munitie op was of de Amerikanen hen overmeesterden.
Franz Gockel ontkwam op tijd. Dankzij een schot in zijn hand mocht hij zijn stelling verlaten om zich te laten verbinden. Toen hij uit de bunker kwam, waren de Amerikanen al voorbij de loopgraven en ze waren tot op 20 meter genaderd. Gockel werd niet gevangengenomen, maar hij moest nog ver lopen, met een gat in zijn hand, voordat hij in veiligheid was.
Duizenden geallieerde soldaten sneuvelden op D-Day en toen het eindelijk nacht was in Normandië, bleek de Atlantikwall op alle vijf de invasiestranden ingenomen. Het plan van Hitler en Rommel om de geallieerden aan de kust af te stoppen, was mislukt.
Atlantikwall staat er nog
De duizenden Duitse bunkers langs de Europese kust zijn goed bestand tegen de tand des tijds. Pogingen om ze na de oorlog op te blazen, hadden geen effect. Het beton bleek te sterk. In plaats daarvan werd het metaal verwijderd voor hergebruik en liet men de rest staan.
Door de eroderende werking van de zee zijn er bunkers verdwenen of ze werden onder het stuifzand begraven. Maar er resten nog veel grijze bunkers die getuigen van een van de meest ambitieuze en hopeloos mislukte bouwprojecten uit de geschiedenis. Enkele doen tegenwoordig dienst als museum en toeristische attractie.