Rivaliteit tussen nazionderzoekers kostte Hitler de atoombom
Onderzoek van twee Amerikaanse natuurkundigen duidt erop dat nazi-Duitsland dichter bij een atoommacht was dan werd gedacht.

Het laboratorium in Haigerloch is nu een museum, waar een model staat van een atoomreactor van de nazi’s.
De nazi’s waren ver met de ontwikkeling van een atoomreactor, die kon leiden tot een atoombom. Rivaliteit tussen de drie Duitse onderzoeksteams die aan atoomprojecten werkten, is de reden dat het niet gelukt is.
Dat concluderen de twee Amerikaanse natuurkundigen Timothy Koeth en Miriam Hiebert na bestudering van onder andere openbaar gemaakte documenten over het Duitse atoomprogramma.
‘Als de Duitse onderzoekers de krachten hadden gebundeld, waren ze voor het einde van de oorlog een stuk dichter bij een werkende reactor geweest,’ aldus Hiebert.
Blokje was sleutel tot reactor
De natuurkundigen raakten in 2013 geïnteresseerd in het onderwerp, toen Koeth een blokje uranium uit de nazitijd kreeg. Het blokje fungeerde als brandstofstaaf voor de proefreactor van de nazi’s in de stad Haigerloch in het zuiden van Duitsland. In totaal 664 blokjes moesten een kettingreactie aan de gang houden, maar de hoeveelheid uranium was te gering.
Het andere Duitse onderzoeksteam had 400 blokjes. Als alle blokjes bij elkaar waren gebracht, had de reactor in Haigerloch gewerkt, denken Koeth en Miriam.
Nazi-uranium kwam op zwarte markt
De natuurkundigen hebben ook de aantekeningen van de Duitse onderzoekers doorgenomen en concluderen dat de wetenschappelijke basis van de reactor van de nazi’s in orde was.
Het uranium in Haigerloch werd in beslag genomen door de geallieerden, maar het merendeel van de resterende 400 blokjes werd niet gevonden. Bronnen duiden erop dat veel ervan op de zwarte markt zijn verkocht.