In het voormalige concentratiekamp in Sobibór in het oosten van het huidige Polen hebben archeologen vier naamplaatjes gevonden. Die waren van joodse kinderen die door de nazi’s in de gaskamers zijn omgebracht.

Aan de naambordjes is af te lezen dat de vier kinderen uit Amsterdam kwamen.
De naamplaatjes zijn mogelijk door de ouders aan de kinderen gegeven in de hoop dat ze daarmee op een dag weer thuis zouden kunnen komen. Op de plaatjes staan de naam, geboortedatum en geboorteplaats van het kind. Alle vier de kinderen kwamen uit Amsterdam.
Dodental kan hoger zijn dan aangenomen
Archeologen hebben het lot van de kinderen nader onderzocht. Het blijkt dat ze alle vier deel uitmaakten van een deportatie van circa 1300 kinderen van vier tot acht jaar, die van hun ouders werden gescheiden en naar Sobibór werden gestuurd. Kort na aankomst werden de kinderen vergast.

De nazi’s sloten in oktober 1943 het vernietigingskamp in Sobibór na een grote uitbraak van gevangenen, waarbij circa 300 gevangenen ontkwamen. Zeker 58 van hen hebben de oorlog overleefd.
Een van de archeologen, Yoram Haimi, werkt al jaren aan het opsporen van de slachtoffers van Sobibór. Hij heeft vastgesteld dat het aantal joodse slachtoffers in het kamp hoger moet liggen dan het officiële aantal van 250.000.
’We zullen nooit weten hoeveel joden er in dit kamp zijn vermoord. Maar afgaande op de grootte van de massagraven moeten het er veel meer zijn geweest dan 250.000,’ vertelt Haimi in een interview met de online nieuwsdienst Live Science.