Opnieuw diplomatieke crisis rond ‘troostmeisjes’

Ruim 70 jaar na de Tweede Wereldoorlog zijn de duizenden Aziatische vrouwen die door Japanse soldaten tot prostitutie zijn gedwongen, nog steeds een heikel onderwerp.

Een monument ter nagedachtenis aan duizenden vrouwen uit Azië die in de Tweede Wereldoorlog door de Japanners tot prostitutie zijn gedwongen, heeft de gemoederen in Japan in beroering gebracht.

© Getty Images

Op een roestkleurig voetstuk in het Amerikaanse San Francisco staat een beeld van drie jonge Aziatische vrouwen.

Ze houden elkaars hand vast terwijl ze samen een front lijken te vormen tegen de buitenwereld.

Het is een nieuw monument, maar de zwarte bladzijde uit de geschiedenis waar de drie symbool voor staan, is al oud.

Ter nagedachtenis aan seksslaven

Het monument van de vrouwen werd de afgelopen herfst onthuld en herinnert aan de wellicht 200.000 Aziatische vrouwen die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog werden vastgehouden als seksslaven in bordelen voor Japanse soldaten. ‘Troostmeisjes’ werden ze eufemistisch genoemd.

De bordelen werden geopend door het Japanse leger en waren bedoeld om het moreel van de troepen hoog te houden.

Tot aan het begin van de jaren 1930 werkten er vooral arme vrouwen die geld nodig hadden, maar nadat Japan grote delen van Azië had bezet, werden er vrouwen uit allerlei landen gehaald. De meesten kwamen uit Korea, maar ook China, Nederlands-Indië en de Filipijnen leverden seksslaven.

De vrouwen werden gevangen gehouden, uitgehongerd en mishandeld in de bordelen, die vaak langs de frontlinie stonden.

‘Troostmeisjes’ uit Korea met een Japanse soldaat.

© Bridgeman

Japanse stad wil stedenband beëindigen

Hoewel het monument een particulier initiatief is, ondertekende de burgemeester van San Francisco, Edwin Lee, onlangs een verklaring waarmee de stad zijn goedkeuring eraan geeft. Op een inscriptie op het beeld staat:

‘_Dit monument gedenkt het lijden van honderdduizenden vrouwen en meisjes, eufemistisch “troostmeisjes” genoemd, die van 1931 tot 1945 in dertien Aziatisch-Pacifische landen als seksslaven werden gehouden.’ _

Volgens internationale media, waaronder de Britse BBC en de Amerikaanse krant The New York Times, heeft het monument tot beroering geleid in Japan.

Sinds 1957 zijn San Francisco en de Japanse stad Osaka ‘zustersteden’ en vinden er uitwisselingsprojecten op het gebied van cultuur en hoger onderwijs plaats.

Maar uit boosheid over het standbeeld heeft de burgemeester van Osaka, Hirofumi Yoshimura, gedreigd de stedenband met de Californische stad te verbreken.

Niet de eerste diplomatieke rel

Het is bij lange na niet de eerste keer dat verwijzingen naar seksslaven in Japanse dienst tot diplomatiek gedoe leiden.

De uitspraak van de burgemeester volgt maar een paar weken op een officieel protest van de Japanse regering tegen de uitnodiging van een voormalig troostmeisje voor een officieel diner met de Amerikaanse president Trump in de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoel.

En eerder dit jaar veroorzaakte een ander standbeeld van een Koraans troostmeisje opschudding in Japan.

Dat monument werd in december 2016 niet ver van het Japanse consulaat in het Zuid-Koreaanse Busan gebouwd, waarna Japan in januari 2017 zijn ambassadeur en consul terugriep.

Pas in april 2017 waren de diplomaten weer op hun post.

Misdaden tegen de menselijkheid

Volgens een eerdere uitspraak van de VN moet de stelselmatige verkrachting van Aziatische vrouwen en meisjes en het gebruik van ‘troostmeisjes’ voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog beschouwd worden als een misdaad tegen de menselijkheid.

Onder meer om die reden heeft Japan meermaals (o.a. in 1965, 1993 en 2015) excuses aangeboden voor zijn daden in de Tweede Wereldoorlog, waaronder het misbruik van de troostmeisjes.

De herhaaldelijke spijtbetuigingen van Japan zijn juist een van de aanleidingen voor het huidige conflict.

In december 2015, toen het 70 jaar geleden was dat Japan zich in 1945 onvoorwaardelijk overgaf, kwam er een officieel excuus aan de tienduizenden Koreaanse vrouwen die het Japanse leger als seksslaven had gehouden.

De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Fumio Kishida, citeerde toen premier Shinzo Abe, die zijn ‘oprechtste verontschuldiging en diepe spijt’ betuigde jegens ‘alle vrouwen die als troostmeisjes zo veel leed ondergingen en ongeneeslijk geestelijk en lichamelijk letsel opliepen’.

De minister wees er bovendien op dat Japan zich ‘pijnlijk bewust van zijn verantwoordelijkheid’ is.

Excuses zijn niet voldoende

Na dit excuus richtte Japan een fonds op van 1 miljard yen – circa 7,5 miljoen euro – voor de weinige nog levende troostmeisjes en hun nabestaanden. Hiermee voldeed het land aan een eis van de Koreaanse regering.

Het excuus werd ‘definitief’ geaccepteerd door de Zuid-Koreaanse regering, en volgens een verdrag dat beide landen ondertekenden, verplichtte Zuid-Korea zich Japan niet langer in verlegenheid te brengen over het misbruik van de troostmeisjes in de oorlog.

Voor de Japanse autoriteiten is de zaak van de troostmeisjes daarmee afgedaan.

Veel Zuid-Koreanen beschouwen het excuus in 2015 echter als een te kleine pleister op de grote wonde, en activisten binnen en buiten Zuid-Korea doen dan ook hun best om de nagedachtenis aan het gruwelijke lot van deze vrouwen in leven te houden.

Ze hopen dat ze daardoor ook de aandacht kunnen vestigen op het misbruik van vrouwen in andere oorlogen.