‘Jij kunt de ambassadeur in mijn plaats ontvangen,’ zei hij.
‘Vraag de Britten maar of dat goed is en zeg maar dat de minister van Buitenlandse Zaken om 9 uur niet beschikbaar is.’
De Britten gingen akkoord met het voorstel en dus moest ik Henderson de volgende ochtend ontvangen.
Op zondag 3 september 1939, na een paar heel drukke dagen, versliep ik me en moest ik een taxi nemen naar het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Toen ik over de Wilhelmplatz reed, zag ik Henderson nog net het gebouw binnenlopen.
Ik gebruikte een zij-ingang en stond om 9.00 uur klaar in het kantoor van Von Ribbentrop. Toen hij binnenkwam, keek hij heel ernstig. Hij gaf me een hand, maar wilde niet gaan zitten. Hij bleef plechtig in het midden van de kamer staan.
‘Ik betreur het dat ik in opdracht van mijn regering genoodzaakt ben een ultimatum te stellen aan de Duitse regering,’ zei hij met zware stem, en terwijl we beiden nog stonden, las hij het Britse ultimatum voor.
‘Meer dan 24 uur zijn verstreken sinds om een onmiddellijke reactie werd verzocht op de waarschuwing van 1 september (Frankrijk en Groot-Brittannië hadden geëist dat Duitsland de aanval op Polen onmiddellijk zou staken, red.) en sindsdien zijn de aanvallen op Polen geïntensiveerd.
Indien de regering van Zijne Majesteit vóór 11.00 uur Britse zomertijd geen geruststellende garanties heeft ontvangen voor de beëindiging van alle agressieve acties tegen Polen en de terugtrekking van de Duitse troepen, zal er vanaf dat moment een staat van oorlog bestaan tussen Groot-Brittannië en Duitsland.’
Toen hij klaar was, gaf Henderson mij het ultimatum en nam afscheid met de woorden: ‘Het spijt me echt dat ik je een dergelijk document moet overhandigen, vooral omdat je altijd ontzettend behulpzaam bent geweest.’
Ik zei dat het mij ook speet en voegde nog wat persoonlijke woorden toe. Ik heb altijd veel respect gehad voor de Britse ambassadeur.
Toen nam ik het ultimatum mee naar de Rijkskanselarij, waar iedereen vol spanning op me wachtte. De meeste ministers en partijleiders bevonden zich in de kamer naast Hitlers kantoor.
Het was rumoerig en het was lastig om bij Hitler te komen.
Toen ik de aangrenzende kamer binnenkwam, zat Hitler achter zijn schrijftafel. Von Ribbentrop stond bij het raam. Ze keken me verwachtingsvol aan.
Ik bleef midden in de kamer staan en vertaalde vervolgens langzaam het ultimatum van de Britse regering. Toen ik klaar was, was het doodstil.
Hitler staarde roerloos voor zich uit. Hij was niet verbijsterd, zoals achteraf werd gezegd, en ook niet woedend, zoals anderen beweren. Hij zat daar maar, helemaal stil.
Na een pauze die een eeuwigheid leek te duren, wendde hij zich tot Von Ribbentrop, die nog steeds bij het raam stond.
‘Wat nu?,’ vroeg Hitler met een vernietigende blik, waarmee hij insinueerde dat zijn minister van Buitenlandse Zaken hem had misleid over de vermoedelijke reactie van Groot-Brittannië.
Von Ribbentrop bleef ijzig kalm en zei: ‘Ik neem aan dat de Fransen binnen een uur met een soortgelijk ultimatum zullen komen.’
Mijn werk zat erop en ik ging weer. Tegen de mensen in de aangrenzende kamer zei ik: ‘De Britten hebben ons een ultimatum gesteld. Over twee uur is het officieel oorlog tussen Groot-Brittannië en Duitsland.’ Ook in de zijkamer heerste een volledige stilte.
Göring keek me aan en zei: ‘God, heb medelijden met ons als we deze oorlog verliezen!’
Goebbels stond zwijgend in een hoekje en was in zichzelf gekeerd. Overal in de kamer zag ik ernstige blikken, ook bij minder prominente partijleden.