Het was nu niet ver meer naar het pakijs van de Zuidpool. Expeditieleider Alfred Ritscher stond op het dek van het schip M/S Schwabenland. In de heldere vrieskou hoorde hij een matroos roepen:
‘Eis voraus – ijs in zicht’. Het was 19 januari 1939.

De nazi’s noemden het deel van de Zuidpool dat ze verkenden Neuschwabenland (de vlag geeft ruwweg de locatie aan).
Antarctica/1938-1939
Duitsland stuurde in 1901 en 1911 wetenschappelijke expedities naar Antarctica. Ze moesten vaststellen of het continent uit één stuk land bestond door de ijswoestijn te proberen te doorkruisen. De expeditie van 1938-1939 was echter ingegeven door de wens het Duitse grondgebied uit te breiden en grondstoffen te verwerven voor de aanstaande oorlog.
Ze waren een maand onderweg vanuit Hamburg. Ritscher had een half jaar nodig gehad om de expeditie voor te bereiden, die drie miljoen Reichsmark mocht kosten en waartoe Hermann Göring, de hoogste man van de Luftwaffe, bevel had gegeven.
Walvisvlees, wetenschap en mineralen
De laatste officiële Duitse expeditie naar het Zuidpoolgebied was 27 jaar geleden. In 1912 had de Duitse geofysicus Wilhelm Filchner het continent bereikt dat zich nu voor de steven van de M/S Schwabenland uitstrekte.
In de krap 30 jaar tussen de twee expedities hadden Groot-Brittannië, Rusland, Frankrijk en Noorwegen elk hun territoriale claims gelegd op Ancarctica.
Duitsland had 80 miljoen monden te voeden en stond op het punt een grote oorlog te beginnen.
Het vergaren van extra voedsel voor de Duitse bevolking was het belangrijkste argument van Göring voor het Duitse vierjarenplan (1938-1942), waarin voorzien was in de verovering van kust en land op Antarctica.
Ongewapende invasie
Het was nog geen oorlog, en de nazi’s dachten – terecht – dat de invasie vreedzaam zou verlopen. De expeditie was daarom niet uitgerust met bommen en granaten, maar met poolvorsers en fotografen.

Hij liep 210 km bij min 30 graden
Er was een leider nodig die meer moest kunnen dan een schip door ijsbergen manoeuvreren. Hij moest ook een vliegtuig kunnen besturen. In 1938 was Alfred Ritscher een ervaren, 60-jarige zeeman, die bovendien een vliegbrevet had gehaald bij de Luftwaffe. Ook nam hij deel aan een expeditie door de Noordoostelijke Doorvaart, waar hij de bemanning redde door 210 kilometer in de vrieskou van Spitsbergen af te leggen nadat het schip was vastgevroren in het ijs.

Duizenden luchtfoto’s
Er werden 11.000 foto’s van zo’n 350.000 km2 genomen. Hier waren ervaren fotografen met kennis van cartografie nodig, en stabiele camera’s met koubestendige film. Lufthansa had in 1926 Hansa Luftbild opgericht, dat deelnam aan de expeditie. Dit bedrijf is nog steeds wereldwijd actief.

33 man moesten zeep en margarine naar Duitsland brengen
Toen de expeditie op 17 december 1938 uitvoer uit Hamburg, waren er 33 man aan boord. Officieren, matrozen, fotografen, wetenschappers en piloten moesten voor een overwinning voor het Derde Rijk zorgen. Oceanografen, geofysici, meteorologen en vooral marien biologen van het Instituut voor Walvisonderzoek voeren mee. Walvisvaart in dit gebied kon veel geld besparen. Noorwegen leverde elk jaar 200.000 ton walvisolie aan de Duitse zeep- en margarineproductie.
Een ander doel van de expeditie was wetenschappelijk onderzoek naar het poolgebied, een achtergebleven onderzoeksgebied aan Duitse universiteiten. Ook hoopten de leiders van het Derde Rijk kostbare edelmetalen en andere mineralen onder de ijskap te vinden.
Maar vooral olie zou het makkelijker maken voor Hitler en zijn generaals om de aanstaande grote veldtochten te plannen. Alleen wist niemand hoeveel natuurlijke bronnen Antarctica had, en of die gewonnen konden worden.
De nazileiders zagen ook de waarde van de expeditie voor propaganda. Ze wilden hun grootsheid aan het volk en de rest van de wereld tonen.
‘De lamp gaat aan. Meteen daarna wordt de Boreas weggeslingerd. Het toestel is in de lucht.’ Beschrijving van de lancering van een watervliegtuig
Het Sudetenland en Oostenrijk hoorden nu bij het grote Duitse rijk, en een invasie van Polen was aanstaande. De verovering van een groot deel van het barre continent zou Duitsland nog meer status geven als grootmacht.
Er was ten slotte ook een strategisch belang: door marinebases op te zetten zouden de Duitsers de scheepvaart in de Zuidelijke Oceaan kunnen controleren.
In 1938 was er geen internationaal orgaan met enige macht, en bovendien was Duitsland uit de Volkenbond, de voorloper van de VN, gestapt. Niemand kon de Duitsers hun ambities ontzeggen.
Twee vliegtuigen verkennen het gebied
Op 19 januari 1939, na een reis die vrijwel probleemloos verliep, kwam de M/S Schwabenland aan bij het pakijs. Als eerste wilde men over de grote vlakten vliegen om luchtfoto’s te maken.
Hiervoor waren twee watervliegtuigen beschikbaar – de Boreas en de Passat – die met een katapult vanaf het dek gelanceerd konden worden en op het water konden landen. De scheepskraan zou ze dan weer aan boord takelen. Maar niemand wist of de katapult zou werken in de kou.

De watervliegtuigen Boreas en Passat waren essentieel voor het in kaart brengen van Neuschwabenland. Ze werden met een katapult afgevuurd en met een kraan aan boord getakeld.
De Duitse geschiedkundige Heinz Schön beschrijft de eerste vlucht in zijn boek Mythos Neu-Schwabenland:
‘De kapitein, Richard Heinrich Schirmacher, klautert het vliegtuig in, gevolgd door boordwerktuigkundige Kurt Loesener, navigator Erich Gruber en de fotograaf, Siegfried Sautner. De deuren gaan dicht. Bij de katapult staat de voorman van de lanceerploeg, Herbert Bolle. Hij wacht op het groene licht van de verkeersleider. De lamp gaat aan. Meteen daarna wordt de Boreas weggeslingerd door de korte katapult. Het toestel is in de lucht.’
De twee weken daarna zouden de Dornier-Waltoestellen Boreas en Passat 600.000 km2 overvliegen en met hun Zeiss-camera’s meer dan 11.000 foto’s nemen. Op een hoogte van 3000 meter moest elk toestel – theoretisch – met een volle tank 200.000 km2 in kaart kunnen brengen.
In de praktijk bleek het bereik echter beperkt tot 65.000 km2 per vlucht.

De watervliegtuigen waren van groot belang voor de verkenning van Neuschwabenland.
Er werden 15 vluchten uitgevoerd, en als de motor van de Passat niet was gaan tegensputteren door de harde wind en de kou, had de bemanning nog wel meer vluchten kunnen maken.
De andere wetenschappers aan boord werkten de klok rond om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen. Ze hadden tot 6 februari de tijd.
Oceanografen maten de diepte en het zoutgehalte van het water, en biologen brachten de tijd door met het bestuderen van hét symbool van de Zuidpool: de pinguïn. Er werden een paar exemplaren meegenomen naar Europa.
Duizenden hakenkruisen verspreid
De expeditie moest natuurlijk ook de sporen van het Derde Rijk achterlaten in het ijs. Ritscher had duizenden hakenkruisvlaggen op metalen stangen bij zich.
Deze werden uit de vliegtuigen geworpen om de grenzen van het ruim 600.000 km2 grote ‘ontdekte’ gebied te markeren.

Vliegende schotels komen in enkele van de vele complottheorieën rond Neuschwabenland voor.
Führer vluchtte naar Zuidpool!
In juli 1945 dook er een Duitse duikboot op in de Argentijnse havenstad Mar del Plata. De bemanning van de U-530 gaf zich over en werd verhoord. Waarom ze twee maanden onderweg waren geweest over de oceaan, wilden ze niet zeggen.
De komst van de boot leidde tot wilde verhalen dat Adolf Hitler naar Neuschwabenland was gebracht, waar de Duitse expeditie van 1938 een ondergrondse basis had kunnen bouwen.
De geruchten werden nog eens aangewakkerd door de waarneming van ‘vliegende schotels’ na de oorlog, die van de Zuidpool zouden komen en gebruikmaakten van een techniek die was bedacht in de BMW-fabriek in Praag.
Ritscher schrijft:
‘De foto’s beslaan een oppervlak van meer dan 350.000 km2; daarnaast is er nog een randgebied van 250.000 km2. De totale oppervlakte is dus meer dan 600.000 km2. Het heeft de naam Neuschwabenland gekregen en is tijdens alle vluchten gemarkeerd met metalen stangen met hakenkruisen en vlaggen. Met het in kaart brengen, markeren en dopen van Neuschwabenland heeft Duitsland de eerste stap gezet op weg naar het uitoefenen van zijn rechten in dit gebied. Dit brengt met zich mee dat Duitsland door deze expeditie volledige medezeggenschap heeft bij de verdeling van Antarctica tussen de belanghebbende mogendheden. Van het grootste belang voor de expeditie is ook het recht om aan de walvisvaart in Antarctische wateren deel te nemen.’
Dit waren grote woorden, met name omdat de Noren reeds eerder hetzelfde gebied hadden verkend en op 14 januari 1939 Koningin Maudland, zoals zij het genoemd hadden, voor Noorwegen hadden opgeëist.
Ritscher had zelfs Noorse kaarten bij zich om de vliegroutes boven het ‘onontdekte’ land uit te stippelen. Weliswaar waren de kaarten niet bijster nauwkeurig, maar ze kwamen wel degelijk goed van pas voor de expeditie.
Desondanks was Ritscher maar wat trots, en alle expeditieleden zagen uit naar het heldenonthaal in Duitsland.
Expeditie krijgt kil onthaal
Na 65 dagen varen bereikte de expeditie de haven van Cuxhafen bij Hamburg.
Er stond geen juichende menigte, en de kranten zwegen in alle talen. Er verschenen slechts wat kleine stukjes in de pers, die vooral gingen over de grote koningspinguïns die waren meegenomen. Zelfs een persconferentie was te veel gevraagd.

Alfred Ritscher (lachend links) en zijn mannen namen een stel pinguïns mee terug naar Duitsland.
Geen enkel ander land erkende de claim van nazi-Duitsland op Neuschwabenland. Noorwegen tekende meteen een formeel protest aan, dat natuurlijk door Göring werd afgewezen.
Hij had het echter heel druk met de voorbereidingen op een wereldoorlog en ondernam geen verdere actie om het grote continent in het zuiden voor Duitsland op te eisen.