Op 10 mei 1933 hielden extreemrechtse studenten openbare boekverbrandingen waarbij ‘ontaarde’ en ‘on-Duitse’ werken in het vuur gingen.
De verbrandingen vonden in 34 Duitse steden plaats, en alleen al in Berlijn gingen zo’n 25.000 boeken in vlammen op.
De nazistudenten wilden naar eigen zeggen de Duitse cultuur zuiveren en boeken die strijdig waren met de ‘Duitse geest’ uitbannen.
Goebbels steunde boekverbrandingen
De verbrande werken waren dan ook vooral geschreven door joodse, liberale en linkse auteurs.
De boekverbrandingen kwamen uit de koker van propagandaminister Joseph Goebbels, die de Duitse kunst en cultuur wilde nazificeren.
De minister steunde de verbrandingen van harte en riep de studenten in Berlijn tijdens een toespraak op de ‘wil van het volk’ te voltrekken.