Getty Images & Shutterstock

Daarom verbrandden de nazi’s boeken

Propagandaminister Joseph Goebbels van nazi-Duitsland zei in de jaren 1930 dat de Duitse kunst en cultuur het nazisme moesten uitdragen – of in vlammen zouden opgaan.

Op 10 mei 1933 hielden extreemrechtse studenten openbare boekverbrandingen waarbij ‘ontaarde’ en ‘on-Duitse’ werken in het vuur gingen.

De verbrandingen vonden in 34 Duitse steden plaats, en alleen al in Berlijn gingen zo’n 25.000 boeken in vlammen op.

De nazistudenten wilden naar eigen zeggen de Duitse cultuur zuiveren en boeken die strijdig waren met de ‘Duitse geest’ uitbannen.

Verboden schrijvers:

KARL MARX – omdat hij joods was, opriep tot klassenstrijd en de ‘nationale gemeenschap’ wilde vernietigen.

SIGMUND FREUD – omdat hij joods was en ‘de ziel verwoestte door de nadruk te leggen op seksuele activiteit’.

BERTOLT BRECHT – omdat hij communistische sympathieën had, de nazi’s bekritiseerde en ‘opriep tot decadentie’.

ERNEST HEMINGWAY – omdat hij in zijn roman A Farewell to Arms uit 1929 oorlog aan de kaak gesteld had.

JACK LONDON – voor zijn steun aan het socialisme en zijn verwerping van het fascisme, vooral in The Iron Heel (1908).

Goebbels steunde boekverbrandingen

De verbrande werken waren dan ook vooral geschreven door joodse, liberale en linkse auteurs.

De boekverbrandingen kwamen uit de koker van propagandaminister Joseph Goebbels, die de Duitse kunst en cultuur wilde nazificeren.

De minister steunde de verbrandingen van harte en riep de studenten in Berlijn tijdens een toespraak op de ‘wil van het volk’ te voltrekken.