1. Hitler liep binnen door Mein Kampf – belastingvrij
Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam, had hij een enorme belastingschuld, met name vanwege de verkoop van zijn boek Mein Kampf.
Hij zette de inspecteurs van de belastingen onder druk en kocht het hoofd van de afdeling om, waarna de schuld werd kwijtgescholden.
Bovendien wist de rijkskanselier te regelen dat hij voortaan vrijgesteld was van belastingen. Hitler kon dus de opbrengst van de ruim 10 miljoen exemplaren van Mein Kampf die er in de loop van de oorlog verkocht werden, in eigen zak steken.
2. Legervoorraden op de zwarte markt
Sommige Duitse ambtenaren zorgden ervoor dat voedsel en benzine niet aan het front terechtkwamen, maar op de zwarte markt.
NaD-day in juni 1944 moest het Duitse leger veel tanks in Normandië achterlaten omdat er een tekort aan brandstof was, terwijl de zwarte markt in Parijs overspoeld werd met benzine.
3. Officieren roofden joodse huizen leeg
Wanneer joden naar een getto of concentratiekamp werden gestuurd, moesten hun lege woningen verzegeld worden tot de inboedel geveild werd.
Maar in de praktijk kwamen ambtenaren of officieren vaak eerst langs om waardevolle spullen weg te halen.
Een joodse arts vertelde later dat hij een officier rond moest leiden in het appartement van zijn zus, die gedeporteerd was. De man was onder de indruk en riep: ‘Mijn hele leven droom ik al van zulke meubels.’ De volgende dag werd de inboedel opgehaald.

Nazikopstukken reden in luxe auto’s. Vooral de Mercedes-Benz 770 was geliefd.
4. Gevangenen voor sigaretten verhuurd
In de werkkampen voor Oost-Europeanen verdienden de commandanten wat bij door gevangenen te verhuren als arbeiders, bijvoorbeeld aan mensen die hun huis wilden herbouwen na een bombardement.
In de loop van de oorlog kregen de bewakers steeds vaker sigaretten of vlees in plaats van geld. Zo kostte een mannelijke gevangene één pakje sigaretten per dag, en een vrouwelijke een half pakje.
5. Göring kreeg salaris zonder te werken
Rijksmaarschalk Hermann Göring had allerlei posities, die deels slechts uit een titel bestonden, maar hem wel veel geld opleverden. Zo was hij minister-president van Pruisen, minister van de economie, voorzitter van de Rijksdag, rijksjachtopziener en hoofd van de Luftwaffe, om maar een paar van zijn functies te noemen.
Naast zijn vele papieren posten zat hij in raden van bestuur en had hij aandelen van bedrijven als Benz en BMW en van fabrieken die vliegtuigen maakten voor de Luftwaffe.
Daarnaast bouwde hij een enorme kunstcollectie op door galeries en woningen te plunderen. Göring verdiende meer dan 1.250.000 rijksmark per jaar. Ter vergelijking: een gewone arbeider had in het Derde Rijk een jaarsalaris van 2000 tot 5000 mark.
Het was een publiek geheim dat Göring corrupt tot op het bot was, maar dat maakte hem er niet minder geliefd op. Toen een Duitse gevangene werd gevraagd waarom er alleen foto’s van Göring en niet van Hitler in de officiersmesses in Frankrijk hingen, antwoordde hij:
‘Omdat Hitler hoog boven ons verheven is. Hij zegt wat we moeten doen, en dan doen we dat. Maar Göring is een van ons. Hij houdt van lekker eten, vrouwen en zwendel. Vooral van zwendel.’

De Duitse scheepsindustrie schonk Göring een jacht voor zijn huwelijk, dat hij naar zijn eerste vrouw Carin noemde.
6. Acteurs hoefden niet in dienst
Vrijwel alle Duitse mannen werden opgeroepen voor militaire dienst, maar sommige prominenten ontsprongen de dans. Zo hoefden veel filmsterren niet het leger in als ze ermee instemden om een rol te spelen in propagandafilms.
Aanvankelijk voelde de acteur Ferdinand Marian er weinig voor om de hoofdrol te spelen in de zeer antisemitische film Jud Süß, maar hij ging overstag toen minister van Propaganda Joseph Goebbels dreigde dat Marian zijn vrijstelling van militaire dienst zou verliezen als hij de rol weigerde op zich te nemen.
Veel Duitsers waren bereid enorme bedragen neer te tellen om niet naar het front te hoeven. Dit leverde de partijfunctionarissen die de vrijstellingen verleenden een welkome bijverdienste op.
7. Corrupte kampcommandant
Het concentratiekamp Buchenwald werd de eerste jaren geleid door Karl-Otto Koch.
Hij wist op een buitengewoon vindingrijke manier gevangenen te mishandelen of over hun rug geld te verdienen. Koch verhuurde gevangenen aan bedrijven en verkocht hun eten en dat van de bewakers op de zwarte markt. En het geld dat hij van de gevangenen in beslag nam, hield hij zelf.
De kampcommandant werd vanwege zijn rijkdom al snel met scheve ogen aangekeken door zijn leidinggevenden, die hij dan ook voortdurend geld moest toestoppen om ze te laten zwijgen.
Koch liet de gevangenen zelfs huizen voor zichzelf en zijn vrouw Ilse neerzetten. Zo kostte de bouw van een enorme manege voor Ilse 30 uitgehongerde dwangarbeiders het leven. Hij liet ook een minidierentuin aanleggen in het kamp, met vogels, beren en apen om de bewakers en hun gezinnen te vermaken.
Uiteindelijk liep zijn zelfverrijking toch te veel in de gaten, en in eerste instantie werd Koch naar Lublin in Polen overgeplaatst, waar hij het kamp Majdanek ging leiden. Hier ging hij gewoon door met zijn praktijken, en toen de nazitop daar lucht van kreeg, nam de commandant geen halve maatregelen.
Hij liet meteen 40.000 joodse gevangenen doden omdat ze potentiële getuigen waren. Daarnaast bracht hij een Duitse arts om: Koch was bang dat die zou vertellen dat hij hem behandeld had voor syfilis.
Koch werd kort voor het eind van de oorlog geëxecuteerd wegens het in diskrediet brengen van de SS.

Gevangenen uit Buchenwald moesten een huis voor Koch bouwen.
8. Familie kreeg de beste baantjes
Corruptie en nepotisme kwamen van oudsher weinig voor onder Duitse ambtenaren, maar dat veranderde zodra de nazi’s aan de macht kwamen.
Zo tierde corruptie welig in het propagandaministerie van Joseph Goebbels: 192 van de nieuwe medewerkers van de radioafdeling waren familie van iemand die er al werkte.
Overal in Duitsland was het voor werkzoekenden van belang om goede connecties te hebben. In 1933 vond de nazipartij werk voor 10.000 van haar trouwste leden.
9. Vakbondsleider gaf het geld van de arbeiders uit
Toen Hitler aan de macht kwam, werden de bestaande vakbonden ingelijfd in het Deutsche Arbeitsfront, DAF, onder leiding van Robert Ley.
Vrijwel alle arbeiders betaalden lidmaatschapsgeld aan deze organisatie, maar die gebruikte lang niet al dat geld om voor betere arbeidsomstandigheden te zorgen.
Het DAF stond al snel bekend als een van de meest corrupte instellingen van Duitsland. Robert Ley stak veel geld van de arbeiders in zijn eigen zak: hij nam alle middelen van de oude vakbonden in beslag en hield ze zelf om er dure huizen en auto’s van te kopen.
Ook voor de kosten van de extravagante leefstijl van Ley draaide de nazivakbond op.
Zo bekostigde het DAF het stevige alcoholverbruik van zijn directeur en het salaris van de persoonlijke medewerkers van Ley, onder wie twee kindermeisjes, een kok, een tuinman en een huishoudster.
Vertrouwelingen van Hitler die van de misstanden bij het DAF op de hoogte waren, werden omgekocht, zodat ze hun mond zouden houden.