Miniduikboot was Churchills geheime wapen

De motor kwam uit een Londense bus. De instrumenten waren piepklein. En met vier bemanningsleden was de Engelse minionderzeeër X-Craft een kleintje. Toch zette Churchill hem in tegen het gevreesde Duitse slagschip de Tirpitz.

De explosieve lading was in twee grote tanks aan de romp vastgemaakt.

© Polfoto/Topfoto

Als een kurk dobbert de mini­onderzeeër X6 op de kalme fjord, terwijl de kogels op het water inslaan. Granaten laten het wa­ter opspatten en er doemt een muur van staal op: de Tirpitz, het meest geduchte schip van de Atlantische Oceaan.

Gespannen manoeuvreert kapitein Cameron de onderzeeër naar het slagschip toe. Hij zit er zo dicht op dat de kanonnen van het slagschip de onderzeeër niet kunnen raken.

Cameron gaat op volle kracht achteruit en raakt met een dreun de romp van het grote schip. Hij trekt aan weerszijden van de nauwe commandoruimte aan een hendel, en het vaartuig laat zijn dodelijke lading los. Twee stalen tanks met vier ton springstof boren zich in de modder onder de imposante romp van de Tirpitz.

Cameron weet dat hij de fjord niet ongeschonden uit kan komen. De bemanning slaat de instrumenten met een hamer stuk, opent de kleppen en laat het water naar binnen stromen. De vier mannen klimmen het luik uit en geven zich met de handen omhoog over.

Vanaf het dek van de Tirpitz zien de Duitsers de X6 zinken. Ook de andere minionderzeeërs die aan de aanval deelnamen eindigen op de bodem. Maar ze zijn niet voor niets opgeofferd.

Even na tienen, op 22 september 1943, bijna een uur nadat Cameron zijn onderzeeër verlaten had, wordt de springstof door de ingestelde timer tot ontploffing gebracht.

Een enorme explosie treft het 42.900 ton zware slagschip. De romp scheurt en het water stroomt naar binnen. De Tirpitz maakt 5 graden slagzij. In de machinekamer haperen de hoofdmotoren.

Het roer komt vast te zitten en er raken twee grote kanonnen zwaar beschadigd. Navigatieapparatuur, radar en radio worden verwoest. De komende zes maanden zal de Tirpitz, het geduchte slagschip, niet meer kunnen meedoen aan de strijd op de oceaan.

Churchill wilde eerst geen mini’s

Op het eerste gezicht was Camerons X-Craft, die met vijf zusterschepen deelnam aan de actie, geen waardige tegenstander voor de enorme Tirpitz.

De marineleiding reageerde dan ook afwijzend toen enkele enthousiastelingen in het begin van de oorlog een minionderzeeër wilden maken.

De marine wilde wapens, schepen en tanks juist zo groot en geavanceerd mogelijk uitvoeren, en vond kleine vaartuigen ongeschikt voor de strijd tegen de machtige Duitse schepen.

Maar dit veranderde toen Italiaanse bemande torpedo’s in 1941 twee Britse marineschepen aanvielen. Door deze aanval zag Churchill het nut in van minionderzeeërs, en hij zette de ingenieurs van de marine aan het werk.

Ze ontwierpen een minionderzeeër die grote Duitse oorlogsschepen kon aanvallen, zoals de Tirpitz.

Op 15 maart 1943 was het proto­type, de X3, klaar. Het werd te water gelaten in het donker om de productie geheim te houden.

De Engelse wapengigant Vickers-Armstrong Limited, die ook tanks en vliegtuigen produceerde, mocht de onderzeeërs, die X5 tot en met X10 heetten, gaan bouwen.

De productie van minionderzeeërs verliep soepel. De romp van de X5 werd in september 1942 gemaakt, en de laatste boot van het type, de X10, ging in januari 1943 te water.

De klus was te overzien. De slechts 16 meter lange, sigaarvormige romp had drie delen: een cilindervormig middendeel en twee kegelvormige uiteinden.

Ze konden worden gedemonteerd om de motor of instrumenten te repareren. Depotschepen en bases aan land konden zelfs een compleet achterdeel op voorraad hebben, zodat dit ver van de thuishaven vervangen kon worden.

De boot zat vol met hendels, knoppen en instrumenten die het nog krapper maakten.

© Imperial War Museum

Motor geleend van Londense bus

Bij het varen aan de oppervlakte werd de minionderzeeër aangedreven door een gewone dieselmotor van hetzelfde type als er in de Londense rode dubbel­dekkerbussen zat.

De lucht werd aan­gevoerd door middel van een soort snorkel, die ingeklapt kon worden als de boot ging duiken.

De dieselmotoren konden daarnaast ook de accu’s opladen die een elektromotor aandreven waarmee de X-Craft kon duiken.

Het boottype was ondanks zijn geringe omvang zeer solide, en kon tot 90 meter diep duiken. De weerstand tegen schokgolven van dieptebommen was hetzelfde als bij gewone onderzeeërs.

Vanbinnen leken de minionderzeeërs precies op de andere onderzeeërs van de Royal Navy, maar dan kleiner.

De afstand van vloer tot plafond was slechts anderhalve meter, en de inwendige lengte bijna 11 meter, zodat alles in miniatuurformaat gemaakt moest worden. Dat gold ook voor de instrumenten in de commandoruimte.

‘Alles was kleiner. Kleppen, flessen met perslucht, accu’s, meetinstrumenten, aanwijzers en de periscoop,’ herinnert een X-Craft-officier zich. ‘Het commando krijgen over een minionderzeeër was alsof je een modeltrein als kerstcadeau kreeg.’

Luchtsluizen dienden als toilet

Vanuit de commandoruimte leidde er een luik naar de luchtsluis. Die werd gebruikt door duikers die de boot verlieten om gaten in de torpedonetten te knippen.

Deze lagen rond vijandelijke schepen en hielden de onderzeeër tegen. De duiker kroop gehuld in een duikpak, dat de mannen ‘de klamme dood’ noemden, de ruimte binnen en sloot het luik. Met een persluchtsysteem liet de commandant vervolgens water uit een van de ballasttanks in de luchtsluis stromen.

De perslucht maakte een ongelooflijke herrie in de commando­ruimte, maar voor de duiker was het nog veel onaangenamer.

Want terwijl het water langzaam steeg werd de druk op zijn lichaam steeds groter. Het was een akelig gevoel, dat de duikers ‘the squeeze’ noemden. Als de sluis gevuld was met water opende de duiker het luik en zwom hij naar buiten.

De luchtsluis had ook nog een andere functie. Het was de enige ruimte waarin een toilet geplaatst kon worden.

Het mbezoek aan het toilet kon soms een smerige bedoening worden, omdat de wc werd doorgespoeld met een handpompje dat de inhoud nogal eens de verkeerde kant op wilde blazen.

De kapitein zette de koers uit vanuit de kleine commandoruimte.

© Imperial War Museum

Het leven aan boord van een X-Craft was niet voor fijngevoelige zeelieden, en veel jongemannen die er vol verwachtingen aan begonnen, kwamen de training niet door.

Zelfs de allersterksten van geest hielden het meestal hooguit een dag of tien vol, voor de benarde omstandig­heden hun aanvlogen.

Door de beperkte hoogte moest de bemanning zitten of op handen en knieën rondkruipen.

De lucht was altijd vochtig en benauwd, ook aan de oppervlakte. Warm eten kreeg de bemanning alleen boven water, want de walm van de pan met eten – er was er maar één – was niet om te harden.

Als de mannen een keer een luchtje wilden scheppen of als ze een pijp wilden roken na het eten, konden ze één voor één een paar minuten op het dek doorbrengen. Hoewel de frisse zeelucht een welkome afwisseling was, was een verblijf op het dek toch een twijfelachtig

genoegen.

Koud water spoelde voort­durend over hun benen, en om niet de zee in geblazen te worden moesten de mannen zich stevig vastbinden.

Gebrek aan slaap en rust was een groot probleem.

De enige kooi stond in de accuruimte in de boeg, en hoewel de accu’s zo goed mogelijk schoongehouden werden, werd de bemanning altijd flink misselijk en met hoofdpijn van de dampen wakker. De meeste mannen sliepen liever op een korte brits die in de controleruimte stond, of ze lagen opgerold rond de periscoop.

Net als de andere minionderzeeërs had de X5 vier bemanningsleden en drie helpers. De X5 zonk bij de aanval op de Tirpitz met vier mannen aan boord en is nooit gevonden.

© Perial War Museum

Mijnen waren vastgeschroefd

De springstof die de Tirpitz naar de zeebodem moest helpen was aan de zijkanten van de minionderzeeboot vastgemaakt in twee stalen tanks. In elke tank zaten twee ton amatol, een

bijzonder krachtig explosief van TNT, en het brandbare ammoniumnitraat.

De tanks waren aan de zijkanten van de onderzeeër vastgeschroefd. Om ze los te maken draaide de bemanning aan een handwiel aan weerszijden van de commandoruimte, zodat de bouten los gingen.

Met behulp van een timer die tussen een halfuur en 24 uur ingesteld kon worden, werd de springlading uiteindelijk tot ontploffing gebracht.

Als de mijnen aangebracht waren, moest de onderzeeër snel en ongemerkt verdwijnen. Hoewel dat laatste Cameron en zijn collega’s niet lukte, was de operatie toch een groot succes.

Toen de Tirpitz na een half jaar eindelijk weer in actie kon komen, ging het al bergafwaarts met Duitsland. En het tijdperk van de X-Craft was nog maar net begonnen. De rest van de oorlog bewees het boottype zijn nut in een aantal speciale operaties over de hele wereld.