Piloot Finn Thorsager houdt de stuurknuppel stevig vast en probeert uit alle macht zijn toestel in de lucht te houden. Boven de Noorse bergen is wel vaker turbulentie, maar dit onweer is wel heel erg hevig. Het vliegtuig trilt zo erg dat de radiotelegrafist naast hem bijna uit zijn stoel valt.
Maar helaas is het slechte weer niet het grootste probleem. Een wit lampje verlicht de cockpit met een bleek, wit licht, wat betekent dat het ergste is gebeurd: een Duits jachtvliegtuig heeft Finns toestel gezien. Het vliegtuig, met het laadruim vol passagiers die zijn gevlucht uit het door Duitsland bezette Scandinavië, kan elk moment worden neergehaald.
Thorsager is een van de honderden piloten die tijdens de Tweede Wereldoorlog stormen en Duitse gevechtsvliegtuigen trotseren op de vliegroute tussen Bromma, bij Stockholm, en Leuchars, aan de noordoostkust van Schotland.
De piloten helpen duizenden mensen ontsnappen uit Scandinavië en brengen belangrijk Zweeds oorlogsmaterieel naar Groot-Brittannië. De evacuatie en het goederenvervoer over de Noordzee zijn cruciaal voor de geallieerden.

Tussen 1943 en 1945 brachten piloten 55.000 ton kogellagers van Zweden naar Schotland. Die werden onder andere gebruikt voor de artillerie.
Britten konden niet zonder kogellagers
Zweden was een van de grootste producenten van kogellagers in Europa. Dit machineonderdeel werd via Stockholm naar Schotland gesmokkeld en gebruikt in de Britse oorlogsindustrie.
Stockholm is middelpunt van Scandinavië
Al sinds de jaren 1920 vlogen Scandinavische en Britse luchtvaartmaatschappijen tussen de Scandinavische hoofdsteden en Groot-Brittannië.
Maar dat veranderde toen in september 1939 de oorlog uitbrak. Na de Finse Winteroorlog van november 1939 werd de route van Helsinki naar Groot-Brittannië gesloten.
En toen Duitsland op 9 april 1940 Denemarken en Noorwegen binnenviel, kwam er een einde aan de luchtverbinding met nog twee Scandinavische hoofdsteden. Alleen de route tussen Schotland en Stockholm was nog open.
De neutraliteit van Zweden en de ligging tussen twee door Duitsland bezette landen maakten de route interessant voor de geallieerden – en voor de Noorse regering in ballingschap.
Noren deden het zware werk
Na de Noorse capitulatie in 1940 vluchtten de Noorse koning, regering en legerleiding naar Groot-Brittannië, en nu zochten ze hulp om hun landgenoten via Zweden over de Noordzee in veiligheid te brengen.
De route was vooral belangrijk voor alle Noren die zich bij de geallieerde troepen wilden aansluiten, en werd al snel zo populair dat de Britten vliegtuigen en piloten tekort kwamen.
De Noorse militair attaché in Washington haalde de Amerikanen daarom over om meer toestellen in te zetten op de route, zodat er meer vluchten mogelijk werden.
En ze hadden meer piloten nodig. De meeste piloten kwamen van de Koninklijke Noorse Luchtmacht, een speciale eenheid die door de Noorse regering in ballingschap was opgericht.
Een van hen was Finn Thorsager, die na de bezetting naar Canada was gevlucht, waar Noorse piloten werden opgeleid.

In 1944 zaaide de V2 dood en verderf. Fragmenten van de raket werden via Stockholm naar Groot-Brittannië gebracht voor onderzoek.
V2-raket naar Groot-Brittannië gesmokkeld
De vliegtuigen van de Stockholmroute namen zeker niet alleen mensen mee. Maar wat er ook in het laadruim van de toestellen zat, de lading mocht onder geen beding in Duitse handen vallen.
De vliegtuigen die vanuit Stockholm vertrokken namen – naast belangrijke passagiers – ook inlichtingenrapporten en andere geheime documenten mee. Deze documenten werden vaak vermomd als diplomatieke post, om geen argwaan te wekken.
Maar soms namen ze ook tastbaar bewijs mee van vijandelijke activiteiten. Zo had een vliegtuig in 1944 een fragment van een Duitse V2-raket bij zich die boven Zuid-Zweden was neergestort. Bij aankomst werd het onderdeel – net als het andere materiaal – overgedragen aan de Britse inlichtingendienst MI6, die het vervolgens grondig bestudeerde.
De piloten riskeerden hun leven
Thorsager werd Brits staatsburger en kreeg een Brits paspoort, zodat hij in dienst kon treden bij de Britse luchtvaartmaatschappij BOAC, de maatschappij die de luchtroute naar Zweden officieel exploiteerde.
Maar ondanks dat Thorsager en zijn collega’s een civiel uniform droegen en vlogen in de kleuren van de BOAC, wisten de Duitsers het doel van hun vluchten – en ze deden er alles aan om de toestellen tussen Zweden en Schotland tegen te houden.
Er werkten Duitse spionnen op de luchthaven in Stockholm, en op de Duitse vliegbases in Noorwegen en Denemarken zochten radarsystemen naar civiele toestellen die boven Noorwegen en de Noordzee vlogen. Duitse jachtvliegtuigen stonden klaar om de vliegtuigen en hun passagiers neer te halen.
De Noorse piloten probeerden de Duitse radars te ontwijken door zo laag mogelijk te vliegen, maar boven de hoge Noorse bergen was dit onmogelijk – en bovendien hadden ze vaak last van hevige turbulentie.
Een rood lampje in de cockpit gaf aan dat een Duitse radar het vliegtuig had gezien.
‘Het gevaarlijkste deel was als we hoogte moesten maken, vlakbij de kust. Als er een lampje begon te branden, hadden ze ons gezien,’ vertelde Thorsager later.
Een rood lampje in de cockpit gaf aan dat een Duitse radar het vliegtuig had gezien. Een wit lampje – zoals nu brandde op het dashboard van Thorsager – betekende dat het vliegtuig was gezien door de radar van een Luftwaffe-toestel.
Als het vliegtuig door een radar herkend was, moest de piloot zo snel mogelijk proberen te ontsnappen.
Thorsager herinnert zich nog hoe zijn vliegtuig werd gespot door een Duitse radar. Hij zette meteen een duikvlucht in en zag dat het witte lampje uit ging. Maar zodra hij weer op adem was gekomen, ging het lampje weer aan.
Minutenlang steeg en dook de Noorse piloot met zijn toestel om zijn onzichtbare achtervolger af te schudden. Hij probeerde te zigzaggen, maar de scherpe bochten waren fysiek te vermoeiend, en net toen Thorsager wilde opgeven, ging het witte lampje weer uit.
‘Het lukte ons om Schotland levend te bereiken. Door alle hevige manoeuvres waren de meeste passagiers, die achterin het vliegtuig zaten, misselijk geworden en moesten ze overgeven,’ vertelt Thorsager.
Kennis verspreidt zich via de lucht
De meeste passagiers waren jonge Noorse mannen die zich bij de Noorse strijdkrachten in ballingschap wilden aansluiten. Maar sommige passagiers zouden later een beslissende rol spelen in de oorlog.
Op 28 februari 1943 drong het Noorse verzet de zwaarwaterfabriek in Vemork binnen. In deze fabriek werd zwaar water geproduceerd, dat de nazi’s nodig hadden om een atoombom te ontwikkelen.
Tijdens de operatie werden 900 kilo zwaar water en de productiefaciliteit van de fabriek vernietigd. Daarna vluchtten de verzetsleden op ski’s weg. Na 400 kilometer bereikten ze de luchthaven van Stockholm, waarna ze met een vliegtuig veilig naar Groot-Brittannië werden gebracht.
En zo konden de Noren de Britse militaire inlichtingendienst MI6 inlichten over de situatie en handige informatie doorgeven over de technologische mogelijkheden van de nazi’s.

Finn Thorsager vloog van 1943 tot 1945 op de Stockholmroute. Hij droeg een civiel uniform, maar de Duitsers wisten wat zijn doel was.
Niels Bohr vlucht voor de nazi’s
Zes maanden na de operatie in Vemork kregen de nazi’s de Deense atoomwetenschapper Niels Bohr in het vizier. Hitler was goed op de hoogte van Bohrs revolutionaire atoomonderzoek, dus toen de wetenschapper in september 1943 hoorde dat de nazi’s hem wilden arresteren, ontsnapte hij met behulp van het Deense verzet.
Een paar dagen later kwam hij aan op de luchthaven in Stockholm, waar hij werd opgewacht door een Britse Mosquito-bommenwerper.
In 1943 hadden de Duitsers nog meer radarstations gebouwd en de bewaking langs de Noorse kust en het Skagerrak versterkt.
Hierdoor waren de vliegtuigen die vanuit Stockholm vertrokken nog kwetsbaarder, en om dat risico af te dekken, had de BOAC een aantal snelle, maar veel kleinere Mosquito’s gekregen.
Waar de vliegtuigen vroeger zo’n 35 passagiers konden vervoeren, had de Mosquito slechts ruimte voor één passagier – op een brits, vlak boven het bommenluik van het toestel.

In 1944 kregen geallieerde piloten de opdracht om wapens te leveren aan het Noorse verzet.
Noorwegen kreeg voedsel en wapens
Tijdens de oorlog was er in het onherbergzame Noord-Scandinavië een gebrek aan vrijwel alles. Gelukkig konden de Noorse piloot Bernt Balchen en zijn collega’s alles leveren: van munitie tot veevoer en zelfs complete veldhospitalen.
Een van de meest ambitieuze missies van de Stockholmroute was ‘Operation Where and When’ – onder leiding van de Noorse piloot Bernt Balchen.
Balchen was Amerikaans staatsburger geworden en werkte voor de Amerikaanse luchtmacht toen hij de opdracht kreeg om oorlogsmaterieel en andere middelen te droppen boven Noord-Noorwegen. Na confrontaties met het Rode Leger hadden de Duitsers zich teruggetrokken uit dit gebied, en met een vloot B-24 Liberators bracht Balchen alles, van radio’s tot hooi en veevoer, naar de meest afgelegen regio's van Noorwegen en Zweden.
Tussen juli en oktober 1944 lukte het Balchen en zijn mannen om in totaal 64 ton munitie en wapens aan het Noorse verzet te leveren.
Bovendien werd een compleet veldhospitaal, inclusief een arts en verpleegkundige, met een parachute gedropt. Als dank ontving Balchen de Koninklijke Noorse Orde van Sint-Olaf en de Medaille van Vrijheid van de Deense koning Christiaan X.
Op de avond van 6 oktober klom Niels Bohr – gekleed in zijn gebruikelijke bruine pak – in het vliegtuig. Hij kreeg een helm met communicatiesysteem, zodat hij de instructies van de piloot kon horen – maar de helm paste niet.
‘Hij vertelde me dat zijn hoofd te groot was en dat hij de helm, waarmee hij contact kon houden met de piloot, niet op kreeg. Daarom opende hij de zuurstoftoevoer niet, toen de piloot dat vroeg. En toen viel hij flauw. De piloot kon niets doen – behalve zo snel en zo laag mogelijk vliegen,’ zei natuurkundige en militair expert Reginald Victor Jones, die Bohr kort na zijn aankomst ontmoette.
Na zijn ontsnapping sloot Bohr zich aan bij de wetenschappers die in het onderzoekscentrum Los Alamos in New Mexico werkten aan de ontwikkeling van de eerste Amerikaanse atoombom. Zijn bijdrage was van cruciaal belang, en in augustus 1945 wisten de geallieerden met behulp van de atoombom definitief een einde te maken aan de Tweede Wereldoorlog.
Tegen het einde van de oorlog waren er meer dan 3000 passagiers vanuit Stockholm gevlucht.
De verliezen waren relatief klein: in totaal kwamen 11 piloten en 18 passagiers om het leven.
Een van de overlevenden was Finn Thorsager, die na de oorlog ging werken bij SAS – de vreedzame opvolger van de vliegroute tussen Stockholm en Schotland.