Slechts één peertje werpt een zwak schijnsel op Suite 68 van het Hotel Terminus bij het centraal station van Lyon. Op een houten stoel midden in de kamer zit de joodse wetenschapper Marcel Gompel. Hij staart naar de vloer.
Gompel is in handen gevallen van Klaus Barbie, de beruchte chef van de Gestapo.
De 29-jarige nazi heeft hem al met een knuppel geslagen en hem onder water geduwd. Maar omdat de trotse Gompel de Duitser alleen maar boze blikken heeft toegeworpen, gaat Barbie over tot zijn ‘huzarenstukje’.
Een assistent maakt kettingen vast aan de enkels van de gevangene, en via een katrol in het plafond hijst hij Gompel op zodat deze ondersteboven komt te hangen.
De assistent haalt een scherp mes tevoorschijn, en in de volgende uren snijdt hij systematisch repen huid van de wetenschapper af.
Die schreeuwt het uit, maar daar is buiten niets van te horen.
En Barbie is nog niet klaar. Hij vult de badkuip van de kamer met het sterk geurende ammonia, en op bevel van de Gestapochef wordt Gompel erin gelegd.
Hij kreunt en kronkelt, en als hij buiten westen raakt, brengt Barbie hem bij door kokend water op zijn toegetakelde lichaam te gieten.
Drie dagen na het verhoor strompelt Gompel weer tussen zijn geschokte medegevangenen rond.
De pijn is zo hevig dat hij niet kan liggen of zitten. Wanneer hij uiteindelijk aan zijn verwondingen bezwijkt, zingen de andere gevangenen de Marseillaise. Alleen al het woord Gestapo, de Duitse geheime politiemacht, bezorgde joden en leden van het verzet in de bezette gebieden de koude rillingen.
De agenten lapten de regels van de Geneefse Conventies aan hun laars en ontwikkelden steeds gruwelijker martelmethoden.
In Lyon ging één man verder dan zelfs zijn hoogste baas Heinrich Himmler had durven dromen: Klaus Barbie was met afstand de wreedste Gestapobeul.
Wereldoorlog verscheurde familie
Als Klaus Barbie in 1913 geboren wordt, wijst alles erop dat hij een modelburger zal worden.
Zijn moeder en vader, Anna en Nikolaus Barbie, zijn gerespecteerde katholieke leraren in het dorpje Udler ten zuiden van Bonn. De inwoners kennen Klaus als een aardige, vrolijke jongen die graag een praatje maakt.
Maar de Eerste Wereldoorlog maakt een eind aan de idylle. Nikolaus keert terug van een langdurige gevangenschap in Frankrijk en heeft daar een grondige hekel aan dat land aan overgehouden.
Hij is getraumatiseerd en heeft granaatsplinters in zijn nek. Hij zoekt vergetelheid in de drank en reageert zich af op zijn vrouw en twee zoons.
Het is dan ook een grote opluchting voor Klaus als hij in 1923 naar de kostschool in Trier wordt gestuurd. Hij is een goede leerling en is van plan om theologie te gaan studeren aan de universiteit.
Maar dan wordt het 1933. De nazi’s grijpen de macht in Duitsland, en in juni overlijdt Klaus’ jongere broer aan een ziekte.
Als ook zijn vader sterft, raakt Klaus in een diepe depressie, en tot overmaat van ramp kan hij zijn studie op zijn buik schrijven: hij is een voorechtelijk kind. In het behoudende Duitsland kan hij daardoor geen cent erven. Zijn toekomst ziet er slecht uit.
De jonge en intelligente Klaus vindt echter al snel een andere carrière.
Na twee jaar als fanatiek lid van de Hitlerjugend treedt hij in september 1935 toe tot de inlichtingendienst van de SS, de SD.
Hij heeft het gevoel dat hij een nieuwe familie heeft gevonden met een sterke kameraadschap en een duidelijke vijand.
In de jaren die volgen ondergaat Barbie een intensieve training op het gebied van politiewerk en verhoortechnieken, die erop gericht zijn om alle ‘vijanden van de staat’ uiteindelijk te breken.
Vanaf 1940 gaat het snel. In april wordt Barbie tot SS-Untersturmführer (tweede luitenant) bevorderd.
Hij trouwt vijf dagen later en wordt daarna in het bezette Amsterdam gestationeerd, waar hij vol vuur aan de slag gaat. Hij vergaart voortdurend inlichtingen en brengt de joden bijeen in een nieuw getto, voordat hij ze met duizenden tegelijk op de trein zet naar de concentratiekampen Buchenwald en Mauthausen.
Zijn efficiëntie valt op bij de leiding van de Gestapo: Barbie wordt bevorderd tot kapitein en in november 1942 naar Lyon gestuurd als hoofd van de Gestapo.