United States Holocaust Museum
Warschau getto 1940

‘Hun wraak is wreed en onmenselijk’

Het joodse schoolhoofd Chaim Kaplan beschreef in zijn dagboek de wreedheid van de nazi’s in het getto van Warschau. In het voorjaar van 1942 neemt het geweld toe en beginnen de nazi’s hun greep op de joodse bevolking te verstevigen. Enkele maanden later verdwijnen de eerste joden richting de gaskamer.

22 april 1942

De afgelopen week is de terreur van de nazi’s zo sterk toegenomen dat we het leven moe worden. De dood zou beter voor ons zijn dan het leven dat we nu leven. En dat zijn geen overdreven woorden.

De nazi’s zijn op zoek naar politieke misdaden die we in het verleden en heden gepleegd zouden hebben, en hun methode laat niemand ongemoeid. In een academisch land zijn er geen mensen die niet beschuldigd kunnen worden van een of ander misdrijf tegen de nazi’s, en dat geeft hun alle mogelijke ruimte om wraak te nemen.

En hun wraak is wreed en onmenselijk. Het is niet de wraak van een beschaafde staat of een regime met een pedagogisch fundament, maar wel de wraak van een bende moordenaars met schuim op hun bek, maar zonder menselijke emoties of enige vorm van genade.

De moordenaars die de Gestapo stuurt nemen niet eens de moeite om de mensen die ze ter dood veroordelen ergens van te beschuldigen. Ze stormen gewoon de huizen van mensen binnen, schieten hun een kogel door het hart – en hun leven is voorbij.

Chaim Kaplan

Chaim Kaplans laatste dagboeknotitie is uit voorjaar 1942. Daarna is er niets meer van hem vernomen.

© United States Holocaust Memorial Museum

Chaim Kaplan doet verslag vanuit het getto

Op Leśnostraat 41 werden een moeder en haar zoon vermoord. Ik kende hun namen niet, maar het is een feit. Op diezelfde dag werd voorzitter Gorka van de invalidenvereniging zonder uitleg vermoord. En dat geldt voor iedereen die is vermoord. De dood kwam zonder waarschuwing.

Elke dag worden er mensen vermoord die, vlak voordat de engelen van de vernietiging arriveerden, nog vol leven zaten en geen kwaad vreesden.

Een kleine overtreding is voor de nazi’s voldoende om de ‘misdadiger’ direct uit te schakelen, zonder vonnis, proces of onderzoek. Op het ene moment sta je rustig je brood te eten (als we maar brood hadden) en water te drinken, en even later ben je dood – een verslagen karkas zonder graf.

Vandaag waren we ooggetuige van zo’n incident: een Duits voertuig reed over de Okopowastraat en stopte bij een geul of gat in de grond. Een Duitse officier sprong de wagen uit.

Lijst met joden

Adolf Eichmann nam een lijst met alle Europese joden mee naar de Wannseeconferentie. De lijst moest ervoor zorgen dat ze allemaal werden uitgeroeid.

© United States Holocaust Memorial Museum

Nazi’s willen de joden uitroeien

De ‘Duitse ridder’, die van top tot teen bewapend was, gebaarde een jonge man om een stukje op te schuiven en daar te blijven staan. De jongeman gehoorzaamde.

Nadat hij op de plek was aangekomen, trok de officier een pistool en schoot een kogel door het hart van de man. Hij viel neer dood neer.

Na de moord keerde de moordenaar terug naar zijn voertuig, stapte in en verdween alsof er niets gebeurd was.

De nazi’s gebruiken drie soorten terreur. De eerste is dat ze willekeurig mensen doodschieten. Elke jood die ook maar de kleinste overtreding heeft begaan, gaat gebukt onder dit kind van de terreur.

Joden worden anders gestraft: zonder waarschuwing, zonder onderzoek of strafeis, zonder wet of gerechtigheid.

Een andere vorm van terreur is geweld. In deze dagen, voor de ogen van duizenden voorbijgangers, kunnen de nazi’s zonder waarschuwing joden aanvallen en zwaar mishandelen.

Het enige wat een nazi hoeft te doen is met zijn vinger een signaal te geven dat een jood moet stoppen of ‘vrijwillig’ dichterbij moet komen. Dit signaal wordt alleen gebruikt om de jood pijn te doen als hij dichterbij komt en hem een flink pak slaag te geven.

De derde vorm van terreur is die van vernedering en lichamelijk letsel. Het pijnlijke gekreun van de gemartelde vermengt zich met het gelach van de beul en het gejuich van zijn handlangers die hier getuige van zijn.

Overal in het getto is geweld, met schoten, verwondingen en mishandelingen – de hele dag door.

Toen de massadeportaties in 1942 begonnen, woonden er meer dan 400.000 joden in het getto van Warschau. Volgens historici kwamen 300.000 van hen om – in de gaskamers of door willekeurige executies zoals Kaplan die beschrijft in zijn dagboek. De rest stierf van de honger, ziekte of tijdens de opstand van de laatste joden in het getto in januari 1943.