Toen de vijandelijkheden in Europa ten einde waren, kwamen de overwinnaars uit de VS, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie in het Duitse Potsdam bijeen om over het lot van Duitsland in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog te beslissen.
De leiders van de drie landen legden Oost- en West-Duitsland 350 miljard euro (omgerekend naar de huidige koers) aan herstelbetalingen op.
De compensatie zou echter niet in geld betaald worden, maar in de vorm van machines, fabrieken, schepen, buitenlandse aandelen, patenten en natuurlijke rijkdommen als staal en steenkool. Bovendien moesten miljoenen Duitsers dwangarbeid verrichten voor de geallieerden in mijnen, landbouw of industrie.
Slachtoffers procederen nog steeds
De meeste rechtszaken over herstelbetalingen werden in de jaren 1950 afgerond, maar hier en daar gaat het juridische getouwtrek nog steeds door.
Het meest recent daagde Duitsland Italië voor het Internationaal Gerechtshof van de VN in een zaak die teruggaat tot 2012. Toen oordeelde hetzelfde hof dat Duitsland niet vervolgd kan worden door landen waarvan de burgers slachtoffer waren van misdaden van het Derde Rijk. Toch begonnen Italiaanse rechtbanken 25 nieuwe zaken tegen Duitsland.
Volgens de Duitse regering is het doel van de nieuwe rechtszaak om ervoor te zorgen dat Italië ‘geen civiele procedures meer tegen Duitsland kan aanspannen op grond van schendingen van het internationaal humanitair recht door het Duitse rijk’.