Met hun rafelbaard, klitterige haar en gekreukte anorak lijken de vijf nazi’s geen SS-officieren. Hun collega’s thuis in Duitsland zijn gladgeschoren en dragen een stijf, zwart uniform.
Deze officieren bevinden zich dan ook ver van de burelen van de Zwarte Garde: ze zijn op een belangrijke missie in de Tibetaanse Himalaya voor Reichsführer-SS Heinrich Himmler in hoogsteigen persoon.
Met een karavaan van lokale sherpa’s, pony’s en muildieren, die met zware apparatuur beladen zijn, trekken de Duitsers over smalle bergpassen en steile hellingen, aangevoerd door de gespierde zoöloog en Untersturmführer Ernst Schäfer.
Deze 28-jarige onderzoeker is een beroemde en door de wol geverfde ontdekkingsreiziger. Twee keer eerder nam hij deel aan een expeditie naar Tibet, met dieren als thema. Maar nu heeft het team van Schäfer een belangrijkere taak: Heinrich Himmler is ervan overtuigd dat het arische – ofwel Duitse – Herrenvolk geworteld is in Tibet.
Daarom heeft het nazikopstuk eind april 1938 Schäfer met vier collega’s naar de indrukwekkende bergen van de Himalaya gestuurd op een wetenschappelijke expeditie die deze theorie moet onderbouwen.

Expeditieleider Ernst Schäfer (vierde van links) werd in 1938 met zijn team in Tibet gefotografeerd.
Sinds 1929 hebben verschillende Duitsers Centraal-Azië nagespeurd, en in onder meer het Hindoekoesj-gebergte in Afghanistan zou een van hen verrassend veel mensen met blond haar en blauwe ogen hebben aangetroffen – en voor Himmler moeten dat wel mensen van zijn eigen bloed zijn.
Ook meent Himmler dat het meer dan 3000 jaar oude Hindoegeschrift Rigveda een aantal duidelijke verwijzingen bevat naar een oude zonnereligie uit Europa, waarmee de tekst een belangrijk document is over het noordelijke ras en de aanwezigheid daarvan in Azië.
Schäfer en zijn collega’s moeten archeologisch en rassenonderzoek doen in het onherbergzame Tibet, waar ze zich een weg door sneeuw en ijs moeten banen. En gaat het zoals de SS-leider hoopt, dan keren Schäfer en zijn team in 1939 terug in het Derde Rijk met bewijzen dat het arische ras in de oudheid veel voorkwam in deze streek.
Daarmee zal Himmler een concrete aanwijzing hebben dat de ariërs van oorsprong een oervolk zijn dat alle andere volken ver achter zich heeft gelaten.

De Duitse archeologen werden onthaald door Tashi Namgyal, de vorst van het Indiase koninkrijk Sikkim, dat van 1642 tot 1975 bestond.
Ariërs vluchten uit zinkend Atlantis
Dat juist Heinrich Himmler de expeditie in gang heeft gezet, verwondert niemand. De SS-leider heeft – volgens de geruchten – een rotsvast geloof in de bijna mythologische oorsprong van de ariërs.
Ook denkt hij dat Atlantis heeft bestaan. Hij heeft zijn burcht, Wewelsburg, als een tempel ingericht waar hij duistere rituelen kan uitvoeren, kan dromen van de heilige graal en zich kan verdiepen in oude runen.
Wat Himmler bezielt, weet niemand, maar de hang naar het bovennatuurlijke komt al in 1935 tot uiting, als Himmler de Ahnenerbe – ‘de erfenis van de voorouders’ – opricht, een instituut dat de oorsprong, cultuur en geschiedenis van het arische ras dient te onderzoeken.
Het doel van het instituut is ‘het bevorderen van de studie naar de intellectuele geschiedenis van vroegere tijden’ onder het motto:
‘Een volk leeft gelukkig, nu en in de toekomst, als het doordrongen is van zijn verleden en van de grootsheid van zijn voorvaderen.’

Ahnenerbe was een onderzoeksorganisatie van de SS die de rassenideeën van de nazi’s moest bewijzen en promoten. De organisatie wilde vooral aantonen dat de Duitsers afstamden van het ‘biologisch superieure’ arische ras.
Het idee is dat de onderzoekers – zowel wetenschappers als fantasten – de bezem door de traditionele wetenschap halen om een eigen wereldbeeld te scheppen: een universum waarin een lang, blond superras van Duitsers de intelligente oorsprong van de beschaving vormt.
Al in de 19e eeuw stak bij Duitse onderzoekers het idee de kop op dat de ariërs uit Tibet stammen. In de verscholen dalen van de Himalaya leefden ze in een ver verleden vreedzaam bij elkaar.
Maar op een zeker moment werd de idylle in het gebergte om onbekende redenen verstoord, waarna de stam van lange, blauwogige en sterke mensen opbrak en de wereld in trok.
Sommigen gingen naar het zuiden en veroverden het Indiase continent, anderen trokken naar het westen en stichtten er allerlei grote rijken, om uit te komen in Duitsland en Scandinavië.
Het kan vreemd lijken dat een begaafde, cynische, berekenende man als Himmler zo in de ban is van wat waarschijnlijk niet meer dan bakerpraatjes zijn.

Himmlers klasgenoten beschreven hem als een zonderling die goed kon leren, maar ziekelijk was.
Maar zijn fascinatie is hem met de paplepel ingegoten. Als kind was Heinrich Himmler een en al oor als zijn ouders boeken over de Duitse geschiedenis of over Scandinavische en Duitse mythen voorlazen. Met name de Edda met zijn bonte palet van goden als Thor, Freja en Loki boeide hem zozeer dat hij hem nooit is vergeten.
Een kamer die door zijn vader thuis in München was ingericht, droeg bij aan zijn interesse in geschiedenis: het hele vertrek was aan de voorouders van de familie gewijd. Het was een zogeheten Ahnenzimmer, een ‘voorouderkamer’, compleet met erfstukken, schilderijen, Romeinse munten en een overvloed aan antiek.
Himmler zal zijn belangstelling voor geschiedenis niet verliezen: de nazileider dweept met het verleden en gaat op in de grootsheid van de voorgangers van de Duitsers. Hij verslindt historische romans en verhalen over de moed en het heldendom van de Germaanse stammen en hun arische voorouders.
Zoals zo veel andere nazi’s is hij ervan overtuigd dat er ooit zuiver arisch bloed in de aderen van de oude Duitsers vloeide, en hij vertrouwt erop dat de onderzoekers van de Ahnenerbe voor het Derde Rijk de parels van arische wijsheid zullen vinden.

Deze ere-ring met doodshoofd was Himmlers persoonlijke geschenk voor vooraanstaande SS’ers. De ring liet zien dat de drager de dood niet vreest.
De basis van de theorie moeten we zoeken in het boek over het legendarische rijk Atlantis, dat de Oostenrijkse ingenieur Hanns Hörbiger uitgeeft in 1912. Hierin analyseert de auteur onder meer gletsjers en presenteert hij de zogeheten theorie van het wereldijs, waarin ijs wordt beschouwd als de basissubstantie van alles wat leeft.
De theorie is bizar, maar voor de nazi’s heeft zij één belangrijk kernpunt: het gedachtegoed rekent af met de relativiteitstheorie van de jood Albert Einstein – en daarmee met het hele jodendom.
Volgens Hörbiger komt de blanke man voort uit goddelijk sperma, dat via meteorieten op aarde is gekomen. De witte supermensen – ariërs – hebben een beschaving ontwikkeld in Atlantis, dat volgens Hörbiger bij Thule in Groenland ligt.
Jezus is een rechtstreekse afstammeling van de zogenoemde Atlantiden, die na de val van Atlantis dwars door de Gobiwoestijn zijn gevlucht naar de Himalaya. Vóór de overstroming en de ontsnapping naar het ‘Dak van de Wereld’ hebben deze supermensen volgens de theorie zo’n 850.000 jaar geleden een uiterst geavanceerde beschaving opgebouwd met zowel vliegtuigen als elektriciteit.

Arische kenmerken als een atletische bouw, blond haar en blauwe ogen kwamen veel terug in de propaganda. Hier een affiche voor de studentenbeweging van de nazi’s.
De tegenhangers van de witte arische übermenschen zijn de aapachtige mensen: zwarten, joden en Mongolen, die eeuwig in strijd zijn met de almachtige blanken. De bizarre theorie krijgt alle bijval van Hitler en Himmler.
Himmler is er zo van overtuigd dat hij probeert de evolutietheorie van Darwin in het middelbaar en universitair onderwijs te vervangen door de wereldijstheorie.
Dit is de reden dat de vermeende nakomelingen van de Atlantiden honderdduizenden jaren later door de Himalaya dwalen – naarstig op zoek naar de sporen van hun verre, goudgelokte voorouders.
Met een tropenhelm met hakenkruis ploegen de Duitse wetenschappers door het geheimzinnige, veelal hermetisch gesloten Tibet, waar nauwelijks Europeanen mogen komen.
De expeditie mag van de Tibetaanse regent zelfs een bezoek brengen aan de hoofdstad Lhasa, waar maar weinig buitenlanders en nog nooit Duitsers zijn geweest.
Definitie van een ariër volgens de nazi’s

Staalblauwe ogen
Volgens de nazi’s was het arische ras boven alle andere verheven. Een belangrijk kenmerk was de oogkleur: blauw, blauwgrijs of grijs. En heldere of stralende ogen waren een pre.

Steil blond haar
Het woord ‘ariër’ komt van arya, Sanskriet voor ‘edel’ of ‘voortreffelijk’. Een kenmerk van het ras was het haar, dat blond, steil en glanzend was. De nazi’s gebruikten vooral blonde mannen, vrouwen in kinderen in hun rassenpropaganda.

Lang en slank
Volgens de Duitse filoloog Hans F.K. Günther uit de jaren 1920 was het arische ras slank en lang – mannen waren gemiddeld 1,74 meter. Het ideaal van een fysiek superieur ras kwam terug in de film Triumph des Willens uit 1935.

Smal gezicht met lichte huid
Hans Günther schreef dat het ras een lange schedel had met een lang gezicht, en dat de afstand tussen gezicht en achterhoofd groot was. Via rassenpolitiek wilden de nazi’s het Duitse volk veredelen en daarmee een ‘arisch ras’ creëren.
Bergvolk wordt opgemeten
In de ploeg van Ernst Schäfer bevindt zich ook de antropoloog Bruno Beger, die met zijn 1,85 meter, blonde haar, atletische lichaam en blauwe ogen de belichaming is van de ariër volgens de nazi’s.
Als rassenexpert is het Begers taak om te zoeken naar fossiele overblijfselen van vroege ariërs. Ook moet hij overeenkomsten tussen het arische ras en de bergbewoners optekenen.
En Beger neemt zijn taak heel serieus: zodra hij tijdens de expeditie een onderzoeksobject tegenkomt in de vorm van een bergbewoner, begint hij met zijn onderzoek. Hij knipt lokken af als haarmonsters, hij meet de afstand tussen de wenkbrauwen nauwgezet op, en registreert zelfs de rondingen van de nagels.

Beger meet het gezicht en hoofd van een Tibetaan op. In Duitsland werden zijn rapporten geanalyseerd om de verwantschap tussen de Duitsers en de ariërs aan te tonen.
Omdat de vorm van de schedel als een van de meest betrouwbare kenmerken van het arische ras geldt, meet hij ook gezichten en schedels met een meetlint en noteert hij de hoogte, breedte en omtrek van het hoofd.
Hij maakt afgietsels van gezichten om maskers van te maken met details van de gezichtsvorm en gelaatstrekken, die later gebruikt kunnen worden om het ras te bepalen.
Vaak zijn de onderzoeksobjecten doodsbang als Beger aan de slag gaat: eerst kwast hij hun hoofd in met olie en vervolgens smeert hij er een rubberachtige brij op, waarna de bergbewoners moeten stilzitten tot het masker gedroogd is. Met strootjes in hun neusgaten, zodat ze kunnen ademen.

Adolf Hitler met zijn SS-lijfwachten in 1925. Uiterst links staat Julius Schaub, die 20 jaar lang, van 1925 tot 1945, Hitlers adjudant was.
Hitler kreeg een lijfwacht
Begin 1923 zwoeren acht mannen dat ze Adolf Hitler, de leider van de nazipartij, met hun leven zouden verdedigen.
De lijfwachten, Stabswache genoemd, droegen een zwarte pet met daarop een zilveren doodskop. De pet zou een kenmerk van de SS worden.
In mei 1923 veranderde de gevechtsgroep de naam in Stoßtrupp-Hitler. ‘Hitlers knokploeg’ telde nu 100 leden, allemaal trouwe Hitler-aanhangers. In 1925 organiseerde Hitler een nieuw korps lijfwachten, de zogenoemde SS, een afkorting voor Schutzstaffel: beschermgroep.
Vier jaar later, in 1929, werd Heinrich Himmler aangesteld als Reichsführer van de SS. In die tijd telde de elitaire organisatie slechts zo’n 280 man, maar onder Himmler groeide het korps razendsnel en kwam de taak als lijfwacht van Hitler te vervallen.
Himmler ontvangt de helden
Tijdens de expeditie fotografeert Beger bijna 2000 bergbewoners, meet hij er 376 op en maakt hij van 17 gezichten afgietsels. Als de hele Tibetexpeditie op 4 augustus 1939 in Duitsland aankomt met het privévliegtuig van Himmler, dat de mannen het laatste stuk van Wenen naar München gebracht heeft, wacht er een hartelijke ontvangst.
Himmler staat op de landingsbaan klaar om zijn onderzoekers te verwelkomen, die daarna door moeten naar Berlijn voor een enorme receptie.
Hoewel Beger zijn gegevens nog moet analyseren, vertelt hij Himmler alvast dat hij de noordelijke eigenschappen direct herkend denkt te hebben bij de leden van de Tibetaanse bovenklasse – vaak hebben zij een lang lichaam, een smal gezicht en steil haar, blijkt uit zijn aantekeningen.
Dat doet de SS-leider deugd, en bovendien mag hij zijn handen wel dichtknijpen vanwege het daverende propagandasucces: op 5 augustus 1939 en op de dagen daarna koppen de Duitse kranten over de expeditie met kreten als ‘Hitlers delegatie in Tibet’ en ‘De eerste Duitsers in Lhasa’.
Op zulk monter leesvoer zit Hitlers volk te wachten na een roerige tijd waarin de Führer zijn blik op Polen heeft laten vallen, en waarin iedereen het geroffel van de krijgstrommels kan horen.
‘In de stille crypte staat de Reichsführer-SS bij de open sarcofaag. Zwijgend staan we voor het stoffelijk overschot van een onsterfelijk levenswerk.’ Het SS-weekblad ‘Das Schwarze Korps’ over de herdenking van Hendriks dood in 1937
Wanneer de resultaten van de onderzoekers eindelijk beschikbaar zijn, blijkt echter dat die de theorie van de vroege aanwezigheid van de ariërs in Tibet niet ondersteunen.
Wel is duidelijk geworden dat de bergbewoners niet geïsoleerd leven, maar al duizenden jaren contact hebben met andere volken en dus een smeltkroes vormen van uiteenlopende menstypen.
Himmler is echter op geen enkele manier aan het twijfelen gebracht door het resultaat. Hij is nog steeds volledig overtuigd van de geldigheid van de ariërstheorie en blijft erbij dat alle cultuur en alle wetenschappelijke vorderingen van de mens uitsluitend te danken zijn aan de trotse arische erfenis.
Zelf ziet Himmler zich als een echte Duitser – en bovendien als reïncarnatie van de eerste Duitse koning en de grondlegger van het Duitse Rijk, Hendrik de Vogelaar, die vanaf 919 op de troon zat.
SS’ers noemen Himmler ‘König Heinrich’, koning Hendrik, en de nazileider voert geregeld gesprekken met de al lang overleden regent, die in zijn ogen de politieke en menselijke voorloper is van zijn idool Hitler.
Op 2 juli 1936, op de dag af 1000 jaar nadat de oude koning is gestorven, eert Himmler deze eerste vorst van het rijk met een herdenkingsdienst in Quedlinburg in de oostelijke Harz, waar de koning destijds is bijgezet.
Op Himmlers bevel wordt de kerk in de dagen voor de eredienst ontdaan van christelijke voorwerpen en getooid met banieren met de SS-runen en het hakenkruis.

Himmler brengt de Hitlergroet bij het graf van Hendrik I. De SS-leider zag de koning als de vader van het eerste Groot-Duitse Rijk en bewonderde diens strijd tegen de Slaven.
Himmler zet alles op alles om een cultusplaats te creëren voor de SS-organisatie, een heidens mekka waar zowel leden van de partij als gewone burgers op af kunnen komen om de Duitsheid te eren.
En het zit Himmler mee: na enkele jaren van intensief zoeken vinden archeologen in 1937 wat restanten van een skelet bij de kerk en vlak bij het lege graf van de koning. Onmiddellijk worden de beenderen toegeschreven aan koning Hendrik.
Ze worden in een sarcofaag geplaatst en op 2 juli van dat jaar met veel pracht en praal in de crypte van de kerk bijgezet. Het SS-weekblad Das Schwarze Korps beschrijft de ceremonie.
‘Een flakkerend vuur werpt zijn rode licht over de roerloze rijen zwartgeklede soldaten. In de stille crypte staat de Reichsführer-SS bij de open sarcofaag. Zwijgend staan we in het middernachtelijke uur voor het stoffelijk overschot van een onsterfelijk levenswerk,’ aldus het weekblad.

De renaissanceburcht Wewelsburg werd in 1609 gebouwd. Het is nu een museum met een afdeling voor de nazitijd. De zakkalender van de SS-leider wordt er tentoongesteld.
Himmler wilde een mystiek slot voor zijn spirituele kant
Het renaissancekasteel bij de Duitse stad Paderborn moest het hart van de SS-cultus vormen en de spirituele ontmoetingsplek voor Himmlers uitverkoren mannen zijn.
Van de gemeente Paderborn huurde Himmler in 1934 voor 100 jaar het slot Wewelsburg – voor maar één Reichsmark per jaar.
Al voordat het huurcontract werd ondertekend, nam Himmler de SS-architect Hermann Bartels in de arm voor een verbouwing en uitbreiding van het slot, dat het religieuze hart van de Zwarte Orde en het centrum van de wereld moest worden.
Hier in Midden-Duitsland kon Himmler zijn fascinatie voor de heilige graal en Atlantis cultiveren, en het slot werd daarop ingericht.
De muren werden versierd met runen, en naast verschillende cultuskamers, een crypte, vergaderzalen, een zuilenhal, een graalkamer en een studeerkamer voor Himmler kwam er een enorme wijnkelder met ruimte voor zo’n 40.000 flessen.
De onderzoeksbibliotheek van het slot kon maar liefst 30.000 boeken kwijt, en het privémuseum had onder meer een 3 meter lang, compleet fossiel van een Ichthyosaurus.
De verbouwing van Wewelsburg is echter nooit voltooid. In maart 1945 gaf Himmler opdracht om het slot op te blazen, zodat het niet in handen van de vijand kon vallen.



Vorm verwees naar Atlantis
De grondvorm van het slot was een driehoek, en een van de drie punten wees naar het noorden – waar volgens Himmler Atlantis zich ooit bevond.
Crypte getooid met hakenkruis
De noordtoren bevatte drie cultusruimten. De onderste was voorzien van een crypte met een koepelplafond waarop een gigantisch hakenkruis stond.
Plaats voor de heilige graal
De graalkamer bevatte een reuzenkristal dat de heilige graal moest vertegenwoordigen. Het kristal was op een sokkel geplaatst en werd van onderaf verlicht.
Zwarte Orde krijgt een bolwerk
Sinds Himmler in 1929 als Reichsführer-SS werd aangesteld, heeft hij keihard gewerkt om van de organisatie de trotse, raszuivere elite van de nazipartij te maken. Met Hitlers goedkeuring heeft hij speciale criteria vastgelegd voor de toelating van leden tot het korps, die ook wel de Zwarte Orde wordt genoemd.
Een speciaal kantoor binnen de SS, het Rasse- und Siedlungshauptamt (het ras- en vestigingskantoor), licht sinds 1931 het doopceel van vele aanvragers, en op kantoren in München onderzoeken de nazibeoordelaars het hoopvolle gezicht en het lichaam van de aanvragers.
De beoordelaars zoeken naar kenmerken die de nazi’s als noords beschouwen – een lange schedel, een smal gezicht, dunne lippen, een lang en slank lichaam, blauwe ogen en blond haar. Alleen wie aan deze strenge eisen voldoet en bovendien een ariërsattest kan overleggen, is uitverkoren om toe te treden tot Himmlers eliteclub.
De geselecteerden kunnen uitkijken naar een zwart uniform met zilveren strepen op de kraag, ontworpen door Hugo Boss, en een pet met een zilveren doodskop. Himmlers visie is dat de SS op een dag de grondstam zal vormen van een nieuw menstype, een zuiver noords ras.

SS-banierdragers marcheren met nazistandaarden met het opschrift Deutschland erwache! (Duitsland ontwaak), een populaire slogan van de nazipartij.
Kort na de machtsovername door de nazi’s in 1933 ontwikkelt de Reichsführer plannen om een SS-academie op te richten, een spirituele cultus- en ontmoetingsplaats, alleen voor SS’ers.
Hier moet de rassenelite van Himmler leren denken als de oude meesters en intellectueel worden gestimuleerd, zodat de nieuwe arische heren zijn toegerust om hun plaats in de geschiedenis in te nemen. Himmler droomt van een kasteel in een magische plaats voor zijn academie, en zo’n plek vindt hij in Westfalen bij Paderborn.
Hier ligt het 17e-eeuwse slot Wewelsburg in een stil, idyllisch gebied met bossen en smalle kloven.
Begin november 1933 bezoekt Himmler het slot voor het eerst – en hij is meteen verkocht. De dikke muren van het gebouw verrijzen boven het heuvellandschap, een perfecte omlijsting van het bolwerk van de Zwarte Orde.

Een schedel met twee gekruiste botten prijkte op de pet van de SS. Dit symbool was afkomstig van een Pruisisch huzarenregiment uit de 18e eeuw.
Maar de Reichsführer heeft vooral oog voor de bijzondere architectuur: het grondvlak is een driehoek, waarbij één punt wijst naar het hoge noorden: volgens Himmler de plaats waar Atlantis lag, en van waaruit zijn bewoners ooit zijn gevlucht naar Tibet.
Onmiddellijk huurt Himmler de plaats van de lokale autoriteiten en geeft SS-architect Hermann Bartels de opdracht het slot te verbouwen en uit te breiden volgens zijn eigen wensen.
Maar de plannen veranderen voortdurend en worden steeds spectaculairder: er moet een cultusplaats komen voor de verering van de noordse god Odin en één kamer moet aan de heilige graal worden gewijd.
Een museum, een wijnkelder, een koepelzaal met een enorm hakenkruis tegen het plafond, een schatkamer waar Himmler ringen en andere voorwerpen van gesneuvelde SS’ers kan bewaren, een gigantische bibliotheek, een crypte gewijd aan Hendrik I – het verlanglijstje van de Reichsführer groeit met de dag.
Om de plannen te realiseren, richt Himmler in 1939 een concentratiekamp in de buurt op – zo loopt hij niet het risico om mankracht tekort te komen voor zijn monumentale bouwproject.

Himmler hield in zijn jaren als SS-leider een dagboek bij.
Inkt bewijst authenticiteit Himmlers dagboek
In een Russisch legerarchief in de stad Podolsk ten zuiden van Moskou zijn in 2013 Heinrich Himmlers dagboeken gevonden, die in 1945 in beslag werden genomen door het Rode Leger.
De dagboeken bestrijken de jaren 1937-1938 en 1944-1945 en bevatten een onbegrijpelijke mix van familiezin en massamoord – bijvoorbeeld een belletje met dochter Gudrun in de ochtend, ’s middags een massamoord op joodse vrouwen en kinderen en dan een diner met SS-officieren.
In tegenstelling tot Hitlers dagboeken die in 1983 door het Duitse blad Stern werden gepubliceerd, lijken Himmlers notities echt te zijn. Voor de analyse van de geschriften werd vooral gekeken naar de inkt.
Met een bepaalde techniek, chromatografie, kunnen de onderzoekers in een laboratorium de kleurensamenstelling van de inkt analyseren en vrij precies vaststellen of die werd gemaakt in de jaren 1930 en 1940.
Ook papier, handschrift en omslag zijn grondig onderzocht, en de conclusie is eenduidig: de dagboeken zijn echt van Heinrich Himmler.
Onderzoek naar de prehistorie
Om van Wewelsburg als SS-leidersacademie en ideologisch onderwijsinstituut een groot succes te maken, geeft de Reichsführer het onderzoek naar de prehistorie een impuls. De cultuur en religie van de ariërs verdienen een reconstructie – pas als zijn wetenschappers licht hebben geworpen op de ariërs, kan de SS volgens Himmler het voormalige gouden tijdperk in al zijn glorie herscheppen.
Vanuit het Berlijnse hoofdkantoor van zijn onderzoeksinstituut Ahnenerbe zendt Heinrich Himmler expedities naar alle uithoeken van de aarde om te zoeken naar sporen van de glorietijd van de ariërs. Mythen en legenden zijn veelal de drijvende kracht achter de talrijke tochten.
Daar is Himmler hevig door gefascineerd, want mythen vindt hij iets heel anders dan gewone verhalen – volgens hem bevatten ze arische wijsheid.
In 1936 stuurt hij zijn wetenschappers naar Denemarken, Zweden, Noorwegen en Finland om sporen van vroege ariërs te zoeken. In Scandinavië bestuderen de onderzoekers de prehistorische symbolen en tekens die in stenen en rotsblokken zijn gekrast.
De Duitse wetenschappers zijn er heilig van overtuigd dat deze rotstekeningen het oudste schrift op aarde vormen – een al lang verdwenen Arische schrijftaal die de basis vormde voor het spijkerschrift, de hiërogliefen en het alfabet.
Onder leiding van de Nederlandse hoogleraar Herman Wirth proberen de mannen de symbolen te duiden, maar hun pogingen zijn vergeefs.
‘Professor Wirth moet weten dat hij nu, wanneer de SS hem niet had beschermd, in een gevangenis of in een werkkamp zou zitten.’ Heinrich Himmler
Een van Wirths hoofdgedachten is dat het ras van Scandinavië zich heeft ontwikkeld in Thule op Groenland, dat ooit een prachtige, magische tuin was. In de ogen van de Nederlander is Thule synoniem met het verdwenen Atlantis.
Maar al neemt Wirth nog zo veel geologische en archeologische studies door, hij slaagt er niet in aanwijzingen te vinden voor een vroege noordse beschaving. De Führer noemt Wirths onderzoek ‘een verzameling losse geruchten en sagen’ en ‘vage Scandinavische voorstellingen’, en ook Himmler is er niet over te spreken.
Naarmate de tijd verstrijkt verliest hij het vertrouwen in de hoogleraar die mede aan de wieg van Ahnenerbe heeft gestaan, maar die voortdurend zijn budget overschrijdt en niets levert.
‘Professor Wirth moet weten dat hij nu, wanneer de SS hem niet had beschermd, in een gevangenis of in een werkkamp zou zitten,’ aldus Himmler wanneer Wirth na zijn verblijf in de Scandinavische landen terugkeert naar Berlijn – waar hem een domper wacht.
Na Hitlers zware kritiek ontneemt Himmler hem in 1937 de post van directeur van Ahnenerbe en verbiedt hij hem boeken te publiceren en lezingen te houden.

In 1941 bezocht Hitler Noorwegen in zijn zoektocht naar de oer-Germanen.
Hiervan zijn we zeker
Himmler zocht naar arische oorsprong
- De Reichsführer dacht dat de heilige graal bestond, namelijk in Frankrijk.
- Himmler liet expedities zoeken naar de oorsprong van de ariërs.
- De burcht Wewelsburg werd gehuurd door de SS en ingericht als een cultuscentrum, waar onder meer de noordse mythologie een plek vond.
- De leden van de SS-cultus dachten dat Atlantis meer dan een mythe was: een plek die duizenden jaren geleden werkelijk bestond.
- Himmlers ‘oude garde’ telde 5000 leden – de SS’ers van het eerste uur, die bepaalde privileges genoten en onder meer de speciale ring met een doodskop ontvingen.
Revival voor de hamer van Thor
Het gebrek aan wetenschappelijke doorbraken van Ahnenerbe slaat Himmler echter geenszins uit het lood. Hij blijft dwepen met alles wat riekt naar mystiek en occultisme.
In het bijzonder is hij gefascineerd door de IJslandse Eddagedichten, die hij beschouwt als een van de rijkste bronnen van de intellectuele achtergrond van de ariërs. Vooral verhalen over Thor en zijn hamer, Mjölnir – het sterkste en meest nauwkeurige wapen ter wereld – boeien de Reichsführer.
In Himmlers ogen moet die hamer een prehistorisch elektrisch wapen zijn, uiteraard door de ariërs ontwikkeld.
Himmler hoopt dat de wetenschappers van Ahnenerbe een soortgelijk wapen voor de Duitse soldaten kunnen maken, waarmee ze de vijanden van het Derde Rijk kunnen vernietigen. In een brief aan zijn wetenschappers schrijft hij:
‘Zoek alle plaatsen in de Scandinavische, Germaanse, arische cultuur waar een traditie is van bliksem, donder, Thors hamer, vliegende of weggeworpen hamers, en alle beelden van deze god waarbij hij afgebeeld wordt met een kleine handbijl waar een bliksemschicht uit schiet. Ik weet zeker dat er geen sprake is van natuurlijke bliksem en donder, maar eerder van een vroege, hoogontwikkelde vorm van oorlogvoering onder onze voorouders.’

Reinhard Heydrich (midden) was een vertrouweling van Himmler. Hij plande de Holocaust.
De toekomst van de SS hangt naar Himmlers mening af van een grondig begrip van het verleden en sagen en mythen, en zo komt hij terecht bij de mediëvist en archeoloog Otto Rahn, die zijn leven heeft gewijd aan het vinden van de heilige graal.
Volgens middeleeuwse geschriften is de heilige graal de beker waaruit Jezus dronk bij het laatste avondmaal en die later onder zijn kruis stond om het bloed van Christus op te vangen.
In de 12e eeuw begon het zoeken naar het reliek, het symbool van het ultieme inzicht. Volgens Rahn is de legende van de graal van arische oorsprong, en hij beweert dat iedereen die er een blik op werpt voor altijd zal leven.
Zo gewild is de graal dat generaties wetenschappers en amateurs hem overal hebben gezocht, van Cyprus in het oosten tot Noord-Amerika in het westen. Maar Rahn denkt precies te weten waar de graal zich bevindt: in de ruïnes van het kasteel van Montségur op een steile bergtop in de Franse regio Languedoc.
Dit was het laatste bastion van de katharen, een sekte die hier haar grootste schat zou bewaken.
Toen een duizendkoppig leger van bisschoppen en koninklijke soldaten in 1244 de zogenoemde Synagoge van Satan bestormde en de katharen op de brandstapel had gezet, wist een klein groepje kathaarse monniken volgens de overlevering met de graal te vluchten via geheime gangen.
Boek over graal wordt bestseller
Otto Rahn is ervan overtuigd dat de graal nog altijd verstopt is in de ruïnes van het kasteel van Montségur, en in 1931 gaat hij er zelf naartoe om te zoeken, maar vergeefs. In 1933 schrijft hij het boek Kreuzzug gegen den Gral, kruistocht tegen de graal, en dit merkwaardige werk trekt meteen de aandacht van Heinrich Himmler.
In 1933 biedt de SS-leider Rahn in een telegram 1000 Reichsmark om een tweede boek te schrijven over de zoektocht naar de graal – en als onderdeel van de overeenkomst splitst hij Rahn de ondankbaarste taak in de maag die een onderzoeker kan krijgen: het vinden van de legendarische graal.
Zoals van hem verwacht wordt, sluit Rahn zich aan bij de SS en trekt hij het zwarte uniform van de orde aan. Opnieuw reist Rahn naar Frankrijk en zelfs naar Italië en IJsland om de graal te zoeken, maar hij keert met lege handen terug.
Om tijd te winnen geeft hij in 1937 nog een boek uit, waarin hij over zijn onderzoek vertelt. Het werk is rijk aan pseudowetenschappelijke beweringen en mysterieuze verwijzingen, maar Himmler slikt het voor zoete koek en bestelt 5000 exemplaren, gebonden in het beste leer, die hij uitdeelt onder nazikopstukken – onder wie Hitler.

Elk jaar op 9 november zwoeren nieuwe SS’ers trouw aan Hitler tijdens een grootse ceremonie. Ze kregen daarbij de eredolk voor bij hun uniform. Het SS-motto ‘Mijn eer heet trouw’ was in de dolk gegraveerd.
Wanneer Rahn zijn eigen boek inkijkt, ontdekt hij tot zijn ongenoegen dat er een antisemitisch deel aan toe is gevoegd, waar hij – met zijn joodse bloed – niets mee van doen heeft gehad.
Niet lang nadat het boek is verschenen, wordt Rahn tot drie maanden als bewaker in concentratiekamp Dachau veroordeeld omdat hij is betrapt op het vrijen met een man tijdens een drankgelag.
Hij is diep geschokt door de ervaringen in het kamp, en schaamt zich voor de aard van het naziregime. Aan een vriend schrijft hij: ‘Het is onmogelijk voor een tolerante, liberale man zoals ik om te leven in wat er van mijn geboorteland is geworden.’
Gedesillusioneerd probeert hij in 1939 de SS te verlaten, en hoewel Himmler zijn verzoek direct inwilligt, laat de SS-leider hem niet zomaar gaan. De SS is geen organisatie waar je gewoon uit kunt stappen.
Wanneer Otto Rahn in de gaten krijgt dat de sluipmoordenaars van Himmler hem in de nek hijgen, klimt hij naar een besneeuwde bergtop in Tirol in Oostenrijk, waar hij op 13 maart 1939 – tot ieders verbazing – wordt gevonden, doodgevroren op de leeftijd van slechts 35 jaar.
Himmler was er zo vast van overtuigd dat Rahn de graal kon vinden dat hij er een hele kamer aan had gewijd in zijn burcht Wewelsburg. Maar in 1939 heeft Himmler geen tijd meer om zich al te zeer te ergeren over het gebrek aan de trofee.
In september van dat jaar valt Duitsland Polen binnen, en de SS-Reichsführer krijgt zijn handen vol aan de wereldoorlog die uitbreekt. Hij moet nu de uitroeiing van de joden organiseren, en hij gaat de geschiedenis in als architect van de Holocaust: de moord van de nazi’s op 6 miljoen joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

MYSTERIES
Dit artikel komt uit de reeks MYSTERIES. Elk deel duikt in raadsels uit het verleden, van de tempeliers tot de occulte wereld van de nazi’s.
Bekijk alle titels en bestel ze hier: www.historianet.nl/mysteries