Oplichter houdt media voor de gek met Hitlers valse dagboeken

Als het Duitse weekblad *Stern* op 25 april 1983 aankondigt dat het de onbekende dagboeken van Hitler in handen heeft, is dat een wereldwijde sensatie. De dagboeken zijn aangekocht voor het duizelingwekkende bedrag van 10 miljoen Duitse mark. Maar er klopt iets niet ...

Volgens vertrouwelingen van de Führer hanteerde Hitler slechts bij hoge uitzondering zelf de pen.

© Polfoto/Ullstein Bild

Een bom kan vele vormen aannemen. De bom die de journalist Gerd Heidemann van Stern op 25 april 1983 in Hamburg aan de wereld toont, ziet eruit als een handgeschreven boek.

Het is zwart, getooid met rode lakzegels, en de springstof van de bom bestaat uit woorden. Woorden die geschreven zijn door een van de meest gehate mensen uit de geschiedenis, de nazileider Adolf Hitler.

In een zee van flitslicht maakt de sterverslaggever Gerd Heidemann het V-teken met zijn vingers, terwijl hij vol trots naar de 200 journalisten en 27 cameraploegen kijkt die uit alle hoeken van de wereld naar Hamburg gekomen zijn.

De ogen van de wereld zijn gericht op sterverslaggever Gerd Heidemann als hij zijn unieke vondst aan de pers toont.

© Polfoto/AP/Thomas Grimm

Hun is een sensatie beloofd, en die krijgen ze: Peter Koch, de hoofdredacteur van Stern, maakt bekend dat Heidemann de tot dan toe onbekende dagboeken van Adolf Hitler heeft opgespoord; een journalistieke prestatie van formaat.

De geschiedenisboeken moeten herschreven worden. Drie dagen later zal Stern de eerste fragmenten van de dagboeken publiceren, maar Koch kan al onthullen dat de in totaal 62 boeken de Tweede Wereldoorlog, de nazi’s en Adolf Hitler in een geheel nieuw daglicht stellen.

Deskundigen hebben de werken onderzocht en weten zeker dat ze echt zijn, aldus de hoofdredacteur, die de smetteloze reputatie van de verslaggever benadrukt:

‘Gerd Heidemann werkt al 32 jaar voor dit blad, en alle artikelen die hij heeft geschreven staan als een huis.’

Journalist bezit privéjacht van Göring

Heidemann heeft de naam een uitstekende onderzoeksjournalist te zijn, die een goed verhaal nooit laat liggen en bereid is tot het uiterste te gaan voor een scoop.

Onder vakgenoten geniet ‘der Spürhund’, zoals zijn collega’s hem noemen, groot respect, maar er doen in perskringen ook geruchten de ronde dat Heidemann nazisympathieën koestert en dat hij nauwe banden zou onderhouden met ex-nazikopstukken.

De journalist staat bekend als een enthousiast verzamelaar van naziparafernalia. Onder de topstukken van zijn collectie is het plezierjacht Carin II, dat van rijksmaarschalk Hermann Göring is geweest, de rechterhand van Hitler.

Heidemann heeft het 28 meter lange vaartuig voor een lieve duit aangeschaft en het toegerust met de dierbaarste bezittingen van Göring, waaronder zilverwerk, borden, kristallen glazen en zelfs kussens die bekleed zijn met stof van de badjas van de nazileider.

Gerd Heidemann, die wordt beticht van nazisympathieën, is de trotse eigenaar van het jacht van Göring, de Carin II.

© Polfoto/Ullstein Bild/Jan Rieckhof

Naziverzamelaar toont zijn schatkamer

Op het jacht van Göring in de haven van Hamburg geeft Heidemann regelmatig feesten en partijen.

Maar het kost een vermogen om de boot drijvend te houden, en hoewel hij als sterverslaggever van Stern goed verdient, heeft Heidemann zich diep in de schulden gestoken.

Met veel tegenzin gaat hij op zoek naar een koper, en in 1980 komt hij via zijn connecties in nazikringen in contact met een Zuid-Duitse verzamelaar en zakenman, Fritz Stiefel, die de boot wellicht wil overnemen.

Stiefel ziet echter al snel van de koop af, maar toont Heidemann wel zijn uitgebreide verzameling memorabilia van het Derde Rijk.

De mond van de journalist valt open van verbazing als Stiefel de dikke ijzeren deur van de kelder van zijn huis voor hem opent.

Het is als een tijdreis naar het duistere Duitse verleden – van boven tot onder hangt de ruimte vol foto’s, naziuniformen, hakenkruisen, gesigneerde brieven van Hitler, eetgerei uit concentratiekampen en medailles.

Aan de muren prijken schilderijen van de hand van de Führer zelf. Terwijl Gerd Heidemann sprakeloos rondkijkt, haalt Stiefel een voorwerp van A4-formaat uit zijn brandkast: een handgeschreven boek, ingebonden in zwart kunstleer, versierd met een rood lakzegel en twee vergulde gotische letters.

Heidemann ontcijfert de initialen als AH, en wanneer Stiefel hem in het boek laat bladeren, beseft hij meteen dat hij de grootste scoop van zijn carrière te pakken heeft, en wellicht de scoop van de eeuw. In zijn bibberende handen houdt hij het dagboek van Adolf Hitler.

Hij kan de inhoud niet goed lezen, maar hij weet dat de ruim 100 dichtbeschreven bladzijden een schat aan informatie moeten bevatten die een geheel nieuw licht op een van de zwartste perioden in de wereldgeschiedenis zullen werpen.

Als Stiefel na een paar minuten het dagboek voorzichtig uit de handen van Heidemann pakt en teruglegt in de brandkast, brandt de journalist van nieuwsgierigheid.

Hij wil alles weten: waar komt het dagboek vandaan, bestaan er meer van, en hoe is Stiefel erin geslaagd het in handen te krijgen?

Stiefel legt uit dat hij het boek van een antiquair heeft die nauwe contacten met Oost-Duitsland onderhoudt. Voor zover Stiefel weet, zouden er nog 26 delen moeten bestaan, die de periode van 1932 tot de zelfmoord van Hitler op 30 april 1945 in Berlijn beslaan.

De boeken zijn in de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog opgedoken in het oosten van Duitsland, toen een vliegtuig met persoonlijke bezittingen van Hitler neerstortte op een schuur in het plaatsje Börnersdorf ten zuiden van Dresden.

Plaatselijke boeren borgen de lading van het brandende Junkers-wrak en bewaarden deze op een hooizolder. Een generaal-majoor van het Oost-Duitse Nationale Volksleger heeft de dagboeken later onder zijn hoede genomen, zo vertelt Stiefel.

Na het bezoek aan de geheime kelder van de verzamelaar raakt Heidemann in de ban van wat hij gezien heeft. De paar fragmenten die hij heeft kunnen ontcijferen – iets over Hitlers geliefde Eva Braun en haar twee honden – prevelt hij voortdurend in zichzelf, als in een trance.

Hij wil niets liever dan de antiquair opsporen die toegang tot de overige dagboeken zou hebben.

Dorpsbewoners bevestigen crash

Stiefel weigert de naam van de antiquair prijs te geven, maar belooft hem te vragen contact op te nemen met de journalist.

Een half jaar verstrijkt echter zonder telefoontje, en in het najaar van 1980 besluit Heidemann zelf maar op onderzoek uit te gaan. Hij wil weten of de vliegtuigcrash ook echt plaatsgevonden heeft.

Dat blijkt het geval. Heidemann brengt een bezoek aan het dorp Börnersdorf in de DDR, en veel van de oudere inwoners kunnen bevestigen dat er in de laatste dagen van de oorlog, in april 1945, een Junkers Ju-352 op klaarlichte dag boven het dorp is neergeschoten.

Bij de crash kwamen alle inzittenden om, maar een aantal boeren wist een ijzeren kist uit de vlammen te redden.

De bemanningsleden werden in het dorp begraven, en nadat Heidemann hun graven met eigen ogen gezien heeft, weet hij het zeker: de dagboeken zijn echt, en hij is bereid hemel en aarde te bewegen om ze in handen te krijgen.

De Stern-journalist bezoekt het plaatsje Börnersdorf, waar het toestel met Hitlers dagboeken in 1945 zou zijn neergestort.

Via Stiefel laat hij de anonieme antiquair weten dat Stern een vermogen wil betalen voor de dagboeken.

In eerste instantie wordt er koeltjes gereageerd als Heidemann euforisch op de redactie van Stern binnenstapt en over zijn sensationele ontdekking vertelt. Hij heeft het dagboek van Hitler in handen gehouden!

‘Ga een eind weg met dat nazigedoe. Ik wil er niks mee te maken hebben en ik wil er niets over lezen,’ zei de oprichter van het blad, Henri Nannen, toen Heidemann hem enthousiast over het dagboek vertelde.

Ook de hoofdredacteur van Stern, Peter Koch, zag niets in het verhaal en verzocht Heidemann er verre van te blijven. Maar het hoofd van de uitgeverij, Manfred Fischer, is wel onder de indruk.

Hij hoort het verhaal gefascineerd aan, en met de scoop van de eeuw in het vooruitzicht aarzelt hij geen seconde.

Fischer vertrouwt blind op de sterverslaggever van Stern, en ziet al voor zich hoe het verhaal meteen na publicatie als een bom inslaat en overal ter wereld de krantenkoppen zal halen.

De twee spreken af dat Heidemann, zonder medeweten van de hoofdredactie, twee miljoen mark krijgt uit de kas van de uitgeverij en daarmee alles op alles zal zetten om de dagboeken van Hitler te achterhalen.

Journalist spoort verkoper van dagboek op

Eind januari 1981 krijgt Heidemann eindelijk de persoon te pakken die de sleutel van de schatkist beheert. Via via is de journalist achter de naam en het telefoonnummer van de antiquair gekomen, en wanneer hij hem belt, gaat hij recht op zijn doel af:

‘U spreekt met Heidemann van Stern in Hamburg. Ik ben bereid om twee miljoen mark te betalen voor de dagboeken van Hitler.’

‘Wat voor weer is het in Hamburg?’ vraagt de man aan de andere kant van de lijn in een poging tijd te rekken.

Hij heeft met Stiefel gesproken en weet dat Heidemann naar hem op zoek is. Hij heeft er echter bewust voor gekozen om zich nog even op de vlakte te houden.

‘Ik ben niet in Hamburg. Ik sta in een telefooncel in Stuttgart, op maar vijf minuten loopafstand van uw huis,’ antwoordt Heidemann.

Diezelfde avond belt de journalist aan bij de antiquair. De man die opendoet is een aardig en joviaal heerschap. Hij heet Konrad Kujau, en als Heidemann hem een dik pak bankbiljetten onder de neus houdt, is er geen weg meer terug.

De sterverslaggever wil de dagboeken tegen elke prijs hebben, en de antiquair kan zo’n aantrekkelijk aanbod bezwaarlijk afslaan.

Konrad Kujau is een man met vele talenten. Hij kan uitstekend schilderen, is een meestervervalser met een levendige fantasie en rommelt er zonder veel gewetensbezwaren op los. Zijn klanten, van wie de meesten verwoede verzamelaars van nazimemorabilia zijn, krijgen steevast precies waar ze om gevraagd hebben.

Willen ze een soldatenhelm met Hitlers initialen erin gekrast, dan regelt Kujau die. Willen ze een olieverfschilderij, een brief of gedicht dat de Führer zelf geschilderd of geschreven heeft, dan weet de ‘antiquair’ met zo’n verzoek ook wel raad.

Kujau heeft een aantal zogenaamd gesigneerde exemplaren van Mein Kampf verkocht – het boek van Adolf Hitler – en loopt al jaren met plannen rond om een hele opera te componeren uit naam van Hitler.

Een van de meer ambitieuze zwendels van Kujau is de productie van een met de hand geschreven versie van het manuscript van Mein Kampf – dat in werkelijkheid op een typemachine geschreven was – inclusief aantekeningen van Hitler.

Het resultaat is zo overtuigend dat de naziverzamelaar Fritz Stiefel het koopt. In de roes van zijn succes gaat Kujau nog een stap verder: hij schrijft een Hitlerdagboek.

Aanvankelijk was hij van plan het bij één deel te houden, en daarom had hij het aanbod van de Stern-journalist niet willen aannemen. Maar het was zo genereus dat hij niet kon weigeren.

Boeken in piano’s DDR uit gesmokkeld

Konrad Kujau speldt Heidemann op de mouw dat hij via zijn broer, een generaal-majoor in het Oost-Duitse leger, wel aan de complete collectie dagboeken kan komen.

Maar hij zegt erbij dat de levering stuksgewijs plaatsvindt – de dagboeken moeten verborgen worden in piano’s om ze de DDR uit te kunnen smokkelen.

Heidemann moet dus geduld hebben, maar uiterlijk in de zomer van 1981 zal hij de laatste zending ontvangen, belooft de antiquair.

Heidemann is de deur nog niet uit of Kujau gaat achter zijn bureau zitten en pakt zijn vulpen. Binnen een paar dagen heeft hij een tweede dagboek in elkaar geflanst. Als Heidemann het ontvangt, meldt hij zich meteen bij Manfred Fischer, het hoofd van de uitgeverij van Stern, om zijn buit te tonen.

Aandachtig, bijna extatisch, laat Fischer zijn vingers over het zwarte omslag glijden, waarna hij Heidemann een schouderklopje geeft. Dan bladert hij voorzichtig in het dagboek en leest plechtig een aantal passages uit het vergeelde werk voor.

De inkt is nog nauwelijks opgedroogd, maar Heidemann en Fischer zijn zo verblind door het succes dat dat detail hun ontgaat.

Kujau moet flink doorwerken om het leveringsschema dat hij met Heidemann overeengekomen is te halen.

Hij rekent uit dat hij zeker vier dagboeken per maand moet schrijven, maar gelukkig heeft hij een uitgebreide nazibibliotheek om uit te putten.

Zo beschikt hij over een bundeling van Hitlers toespraken en stapels kranten en tijdschriften uit het Derde Rijk. Daarnaast kent hij vele ex-nazi’s, die maar al te graag anekdotes over de hoogtijdagen van de Führer vertellen.

Kujau stort zich op het werk, en terwijl hij schrijft, valt het hem op hoe verbazend makkelijk hij zich kan verplaatsen in de gedachtegang van Adolf Hitler.

Kujau doet zijn best om de dictator een zo menselijk mogelijk gezicht te geven, en hij schrijft over grote en kleine zaken.

‘Volgens de wens van Eva (Braun, red.) heb ik me grondig laten onderzoeken door mijn artsen. Zij hebben me nieuwe pillen voorgeschreven, waardoor ik last van winderigheid heb en volgens Eva een slechte adem heb gekregen,’ schrijft hij in een aantekening uit juni 1941.

Het hoofd van het Duitse nationale archief, Hans Booms, ontmaskert de Hitlerdagboeken als een vervalsing.

© olfoto/dpa/picture alliance

Kujau laat bovendien in de dagboeken doorschemeren dat Hitler niet te spreken was over de verwoesting van joodse synagogen en winkels door zijn landgenoten in de Kristallnacht in november 1938.

‘Wat zal het buitenland wel niet zeggen?’ vraagt hij zich bezorgd af in het dagboek, waarin ‘Hitler’ tevens beweert niet op de hoogte geweest te zijn van de uitroeiing van de joden. De Führer zou het volk alleen naar Siberië hebben willen deporteren.

Terwijl Kujau in zijn huis in Stuttgart de dagboeken uit zijn mouw schudt – zijn record is één deel in maar drie uur – bewerken Manfred Fischer en zijn naaste medewerkers in de uitgeverij Gruner + Jahr in Hamburg de dagboeken voor publicatie in het tijdschrift Stern.

Discreet informeren ze bij buitenlandse kranten- en tijdschriftenconcerns, waaronder de Britse ochtendkrant The Times en het Amerikaanse weekblad Newsweek, of ze geïnteresseerd zouden zijn in het kopen van de rechten op fragmenten van de dagboeken.

Ondertussen stapelen de dagboeken zich hoog op in een bankkluis in Zwitserland. Kujau heeft zich namelijk vergist in het aantal, meldt hij plotseling.

Hitler schreef niet slechts 27 delen, maar rond de 60, en Konrad Kujau zegt toe om ze allemaal boven water te halen – uiteraard tegen een extra vergoeding.

Handschriftdeskundigen geven groen licht

Manfred Fischer maakt zich grote zorgen dat de scoop van Stern voortijdig uit zal lekken, en daarom zijn er maar weinig mensen op de hoogte van het bestaan van de
dagboeken.

Het project moet koste wat kost worden stilgehouden, maar inmiddels is wel de hoofdredactie van Stern geïnformeerd over de plannen voor publicatie.

Hoofdredacteur Peter Koch heeft nog zijn bedenkingen. Hij twijfelt aan de echtheid van de dagboeken en staat erop dat ze aan deskundigen worden voorgelegd om te bevestigen dat Hitler de schrijver is.

De uitgeverij neemt dan ook contact op met onderzoekers, die in allerijl een paar pagina’s mogen bekijken.

Handschriftdeskundigen vergelijken kopieën van de dagboeken met een brief van Hitler, maar ze weten niet dat deze brief – net als veel andere Hitlergeschriften die in omloop zijn – ook niet door Hitler is geschreven, maar door Kujau.

De experts zijn het er dus al snel over eens dat de dagboeken ‘zonder enige twijfel’ authentiek zijn.

De vervalser doet in een talkshow voor hoe hij het handschrift van Adolf Hitler kopieerde.

© Polfoto/Ullstein Bild

Geschiedkundigen hadden nooit reden gehad om aan te nemen dat Hitler een dagboek bijhield. Ooggetuigen die dag en nacht in de nabijheid van de Führer verkeerden, hadden hem nooit gebogen zien zitten over een geschrift.

Onderzoekers namen zelfs aan dat Hitler vrijwel nooit een pen hanteerde. Zelfs persoonlijke of geheime brieven dicteerde hij altijd aan een secretaresse, en hij volstond met het ondertekenen ervan.

Ook de Britse Hitlerdeskundige professor Hugh Trevor-­Roper, bekend van het werk The Last Days of Hitler, komt tot dezelfde conclusie als de handschriftexperts na een kort bezoek aan de bankkluis van Stern in Zürich.

Het blad haalt hem naar Zwitserland om de dagboeken te onderzoeken, en alleen al de aanblik van de stapels zwarte boeken in de beveiligde ruimte is genoeg om hem te overtuigen van de echtheid ervan.

De deskundige kan zich niet voorstellen dat er op zo’n grote schaal gezwendeld wordt, en hoewel Trevor-Roper geen Duits kan lezen, spreekt hij het oordeel uit dat de boeken echt zijn.

Het rode zegel op het omslag, het schrift en de afwerking overtuigen deBrit van de authenticiteit van de werken, en in een artikel dat in The Times naast fragmenten uit de dagboeken geplaatst moet worden, schrijft hij:

‘Toen ik in de boeken bladerde en het bijzondere verhaal over de ontdekking hoorde, verdween mijn twijfel geleidelijk aan. Ik ben er nu van overtuigd dat de documenten echt zijn.’

Oorlogsgeschiedenis herschreven

Nu de deskundigen het groene licht gegeven hebben, is hoofdredacteur Peter Koch zekerder van zijn zaak, en op 25 april 1983 maakt Stern de ontdekking wereldkundig op een drukbezochte persconferentie in de kantine van de redactie.

Op de wanden hangt de voorpagina waarop Stern in vette, rode letters het nieuws aankondigt:
‘Hitlers Tagebücher entdeckt’ – Hitlers dagboeken ontdekt.

Als Koch zegt dat de geschiedenis van het nazisme, Hitler en de Tweede Wereldoorlog nu geheel herschreven moet worden, is de opwinding duidelijk voelbaar in de bomvolle ruimte. Hugh Trevor-Roper is ook aanwezig, en hij legt uit waarom de boeken in zijn ogen echt zijn. Maar niet iedereen laat zich overtuigen.

‘Ik ken de verzameling waar de dagboeken uit komen. Het is een oude collectie vol vervalsingen,’ zegt de Britse historicus David Irving.

Hij bestempelt de werken als een ‘klunzige vervalsing’, maar Peter Koch dient hem meteen van repliek: ‘Ik had van tevoren opschudding verwacht, en wist dat veel incompetente lieden de dagboeken als namaak zouden afdoen. Alle andere bladen en historici zijn immers jaloers op ons verhaal.’

Op de persconferentie laat speurhond Gerd Heidemann zich vereeuwigen terwijl hij met zijn vingers het V-teken maakt. Maar de euforie zal van korte duur blijken, en de grens tussen scoop en schandaal flinterdun.

Stern pakt groots uit met de Hitlerdagboeken. Op 28 april 1983 verschijnt het dikste nummer aller tijden: 356 pagina’s plus een bijlage van 48 pagina’s met fragmenten van de dagboeken.

Normaal is de oplage van het weekblad een half miljoen, maar van het speciale nummer worden maar liefst 2,3 miljoen exemplaren gedrukt.

De persoonlijke gevolgen van het schandaal

Konrad Kujau bekende dat hij de dagboeken vervalst had, terwijl de journalist Gerd Heidemann beweerde te goeder trouw gehandeld te hebben. Kujau werd beroemd, en Heidemann werd een verschoppeling.

© Peter Müller/Bild-Zeitung

Heidemann raakte alles kwijt

De rechtbank achtte bewezen dat Gerd Heidemann fraude had gepleegd met geld van Stern. Van de 9,3 miljoen mark die het blad voor de aankoop van de dagboeken beschikbaar stelde, drukte de journalist een paar miljoen achterover. Hij werd tot vierenhalf jaar cel veroordeeld wegens verduistering.

Zijn vroegere collega’s keerden hem de rug toe en gaven hem de schuld van de reputatieschade die Stern had opgelopen. De nu 82-jarige Heidemann is arm en eenzaam. Hij beweert echter nog steeds onschuldig te zijn, en begin 2013 eiste hij de Hitlerdagboeken op van Stern. Volgens het oorspronkelijke contract zou hij de originelen 10 jaar na publicatie terugkrijgen, zo stelde hij.

© Polfoto/Ullstein bild

Konrad Kujau werd volksheld

Konrad Kujau werd tot vier jaar en acht maanden gevangenisstraf veroordeeld wegens fraude. Tijdens de rechtszaak hing hij de lolbroek uit en vertelde hij anekdotes over zijn bestaan als oplichter. In tegenstelling tot Heidemann werd hij na zijn vrijlating een soort volksheld, en toen hij galerieën in Stuttgart en Berlijn opende waar hij ‘originele vervalsingen’ verkocht, stroomde het publiek toe.

Tot zijn dood in 2000 maakte hij kopieën van werken van onder meer Rembrandt, Rubens en Van Gogh. Zo’n schilderij kostte circa 2300 euro, maar dan was het wel voorzien van de handtekening van de beroemde oplichter.

Zoals verwacht gaan de bladen als warme broodjes over de toonbank. Maar nu deskundigen wereldwijd het werk kunnen bestuderen, barst de kritiek los.

De dagboeken zijn volgens vele gerenommeerde onderzoekers stuk voor stuk broddelwerk. Ze verwijten Stern de werkelijkheid uit het oog verloren te hebben uit sensatiezucht, en op 6 mei 1983, ruim een week na de publicatie, valt het doek voor het voorheen zo gezaghebbende blad.

In samenwerking met wetenschappers en forensisch experts onderwerpt het West-Duitse nationale archief in Koblenz de dagboeken aan een grondig onderzoek.

Op een persconferentie verklaart het hoofd van het archief, Hans Booms, dat de dagboeken qua inhoud en uiterlijk een ‘groteske, oppervlakkige vervalsing’ zijn.

‘Het archief is ervan overtuigd dat de werken niet van de hand van Hitler zijn, maar na de oorlog vervaardigd zijn,’ zegt hij, en hij benadrukt dat de bewijzen overweldigend zijn.

De dagboeken zijn gemaakt met materiaal dat pas na de Tweede Wereldoorlog op de markt gekomen is.

Dagboeken gaan naar museum

In april 2013, 30 jaar na het schandaal, droeg Stern alle 62 valse Hitler-dagboeken over aan het Duitse nationale archief in Koblenz, waar ze tentoongesteld zullen worden.

Het tijdschrift bewaarde ze tot dan toe in een kluis, maar een paar exemplaren waren al eerder te zien in musea.

‘We willen de geschiedenis niet wegdrukken,’ zei hoofdredacteur Dominik Wichmann over de overdracht.